width and height should be displayed here dynamically

Het debacle van het spektakel

Een cultureel centrum voor pompierkunst? Brandcultuur?

In een buitenwijk van Rouen, in een straat die afdaalt naar de Seine, twee panden vlak naast elkaar. Op het ene, links: BRANDWEER; op het andere, rechts: CULTUREEL CENTRUM. De typografische gelijkenissen suggereren een echt verband tussen beide instituten.

 

Magritte, Matiz, Picasso

Symfonische variété-muziek, drakerig klassiek à la Brahms: “de geluidssensaties teweeggebracht door de motor van de BMW serie 7,” meldt de radioreclame.

BMW heeft nog maar pas een Magritte-serie uitgebracht. Of de Daewoo Matiz teruggaat op Matisse is onduidelijk, maar de toekomstige Citroën Xsara Picasso dankt zijn benaming wel degelijk aan de Catalaanse schilder. Waarom krijgt een ding als een monospace de naam van een kunstenaar die vormen en volumes zozeer heeft opengebroken? Stevenen we af op de Guernica van het wagenpark?

 

David en de diva’s

Het huis waarin Jacques-Louis David, de schilder die de martelaren van de Franse Revolutie verheerlijkte, zijn laatste dagen sleet, ligt vlak achter de Muntschouwburg. In de jaren ’80 werd het huis opengereten door de gedecideerde mokerslag van een bouwkraan, om ervoor te zorgen dat het niet op de monumentenlijst zou worden geplaatst. Daarna gebeurde er niets meer.

In ’97 wordt het, opengereten en wel, door het Munttheater gebruikt voor een affiche van de onverwoestbare operette van Offenbach, Orphée aux enfers.

 

Overtroeft Auber Berg?

Een conventioneel kunstwerk kan een revolutie een zetje geven – en omgekeerd. Aubers De Stomme van Portici, in 1830 opgevoerd in de Muntschouwburg, gaf de Belgische revolutie wind in de zeilen. Noch Woyzeck, noch Lulu hadden zoveel invloed.

De Belgische revolutie vond haar mythische oorsprong in de Muntschouwburg – de Franse in de bestorming van de Bastille van 1789. Pas tweehonderd jaar later, naar aanleiding van het jubileum van de Franse revolutie, opent de Opéra Bastille zijn deuren. Overtroeft Brussel Parijs?

 

Antoine, Claude, Eugène & Gustave

Als het klopt wat ze beweren, dat in de schone kunsten de literatuur op de eerste plaats staat, gevolgd door de muziek, dan zou Saint-Exupéry en niet Delacroix op het Franse biljet van 100 FF moeten prijken, Debussy en niet Saint-Exupéry op het biljet van 50 FF, en Delacroix en niet Debussy op het biljet van 20 FF. Maar de Banque de France kent meer waarde toe aan Eugène dan aan Antoine, meer waarde aan Antoine dan aan Claude. Wat Eiffel betreft, die is met zijn hoogte van 300 meter uiteraard niet weg te krijgen van het bankje van 200 FF.

Voorstel: in je portefeuille nagaan wat de relatieve waarde van Belgische kunstenaars is.

 

Krokodillentranen

Voordat we oordelen over het maatschappelijke gebruik van kunst, zouden we moeten oordelen over het kunstzinnige gebruik van dieren.

Moeten we tranen plengen voor de krokodillen van Wastijn en Deschuymer?

Moeten we Dubuffet aan de schandpaal nagelen omdat hij vlinders plakte op de nog natte verf van zijn doeken?

Of Broodthaers, die voor zijn Angélus de Daumier in Hôtel Rothschild levende slangen in vitro gevangenzette?

Of Bert Theis, die voor Le domaine de Marcel et Joseph twee beo’s in een kooi zette die elkaar niets te vertellen hebben?

Stel je een maatschappij voor die kunstenaars in het cachot gooit, ze insmeert met pek en veren, ze in een keurslijf perst en ze kneedt als waren ze van was.

Helaas zouden sommigen dat verdienen: Coppola, de dikke vriend van Marcos; Hermann Nitsch, die nooit de moed had het mes dat hij in zijn Aktionen gebruikte ook in zijn eigen vlees te steken.

Voorstel: een Nitsch en een varken tatoeëren op de billen van Wim Delvoye.

 

Underground cultuur?

De Brusselse metrostations heeft men opgeluisterd met kunst. Maar de meeste kunstenaars brengen maar weinig licht in de tunnel. Eervol is wel het werk van Françoise Schein, in het station Voorplein Sint-Gillis. Een paar maanden lang was haar station mooi, totdat ploegjes van de MIVB bovenop de Verklaring van de Rechten van de Mens reclameborden kwamen bevestigen. Zonder eerbied voor het werk van de kunstenaar, dat overwoekerd wordt door de slagzin van de dag. Zo is het opnieuw een blinde muur.

 

Art is everywhere, zegt Barclay (de sigaretten, niet de lp’s)

Op het Albertplein, 1190 Brussel, zijn de hoekpanden gesloopt om plaats te maken voor… kunst.

Is de kunstenaar reflexief, dan rookt hij een saffie. Is hij speculatief, dan ruikt hij een cheque.

Voorstel: een soort Middelheim-collectie voor het circuit van Francorchamps.

 

Drie architecten

1. Bourgeoiskunst heeft in wezen een signaalwaarde, schrijft Roland Barthes. In Rotterdam verbindt Rem Koolhaas zijn Kunsthal met het Boijmans via een brug over niets, zonder nut. Een wijdlopige brug, daar waar er niets te overbruggen valt. Geen rivier of kanaal. Een signaal, maar wel nonsensicaal.

2. Ofschoon niemand de man zag die de man zag die de boom kapte, beweren (kwade?) tongen dat architect Robbrecht, belast met de herinrichting van de omgeving van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, de oude Japanse kerselaars, ooit geschonken door de Keizer bij een bezoek aan België, zou hebben doen kappen om vier uur ‘s ochtends, profiterend van de nachtrust der omwonenden. Bij het krieken van de dag zouden ze zijn vervangen door hippere heesters. Als de bomen te oud waren om modern te zijn, geldt dat dan misschien ook voor de kunstcollectie van het Museum? Zal Van Eyck worden vervangen door Tuymans? Rubens door Buren?

3. Wat sommigen beschouwen als het meesterwerk van Victor Horta, het Brusselse Volkshuis, is in de jaren ’60 gesloopt. Op de Horta-tentoonstelling van Europalia, een paar jaar geleden, toonde men een weelderige, in balsa-hout opgetrokken maquette van het gebouw. Met een bordje ernaast: gelieve niet aan te raken. Het Volkshuis heeft men niet gerespecteerd, maar het volk wordt verzocht de maquette ervan, die niets origineels heeft, te respecteren. Ondertussen prijkt het konterfeitsel van Horta op het bankje van 2.000 BEF. Alsof geld alles af kan kopen. Geld mag je in ieder geval aanraken.

 

Het onbewuste artistieke patrimonium

In Elsene heeft een moegetergde eigenaar van een garage op de planken van zijn garagedeur de tekst Ceci est un garage gekalkt, teneinde auto-eigenaars met parkeerbehoefte op afstand te houden. Aan de overkant van de straat heeft een kruidenier een kistje met exotische planten op het asfalt gezet.

Je moet waarschijnlijk kunstenaar zijn om daarin verwijzingen naar Magritte en Broodthaers te zien. Overigens bevinden de verwijzingen in kwestie zich bij het begin van de Theuxstraat, waar Hergé in zijn kinderjaren op twee adressen woonde.

Als u in een verlichte bar een Hopper herkent, in een urinoir een Duchamp of in een blikje doperwten een Manzoni, dan heeft u inzicht gekregen in de constante feedback tussen kunstenaars en maatschappij. U bent de ontbrekende schakel.

 

L’Erreur Monumentale

Monuments Erronés

Men had mij uitgenodigd om Brussel en Genève te fotograferen, en ik had uiting gegeven aan mijn instemming. Toen kwam men met een thema op de proppen: monumenten. Hoe moest ik uiting geven aan mijn ontstemming? Steden worden overspoeld door openbare sculpturen, in een stijl die voor het grote publiek misschien te geavanceerd, maar voor ons, kunstenaars, kunstliefhebbers, verouderd is. Alleen politici lijken zich volledig te herkennen in namaakdolmens en bronzen afgodsbeelden.

Ik vatte het plan op om foto’s van monumenten opnieuw te belichten met foto’s van allerhande voorwerpen, die naast de alledaagse monumenten geen slecht figuur slaan. Sindsdien heb ik die spotzieke reeks voortgezet: hiernaast een van mijn originele opnames uit ’94 en de kopie ervan uit ’99.

 

De ultieme hallucinatie

Wanneer de lichtelijk aangeschoten wegpiraat inrijdt op de vrachtwagen die geparkeerd staat voor het S.M.A.K., weet hij niet dat hij een werk van Acconci beschadigt. Eenmaal nuchter protesteert hij tegen de beschuldiging dat hij een beeld heeft bestormd: hij zag alleen maar een oplegger. Maar de verzekeraars verzekeren hem dat hij abuis is. De hallucinatie, dat is dat je een vrachtwagen ziet in plaats van een kunstwerk.

Ik herinner me dat het standbeeld op de rotonde voor het Gentse Museum voor Schone Kunsten ook omver was gegooid – of misschien was het gewoon het karkas van een DS of een Minerva?

 

 

Kunst werpt een ander licht

op de stad

Er staat een lachwekkende Strebelle op de Louizalaan, een onnozele Moeschal bij de Naamse Poort… Doordat de Moeschal gelijktijdig is geplaatst met anachronistische smeedijzeren lantarens blijkt hoe antiek de Moeschal zelf al is.

 

Spiegel/glace

In 1997 plaatst een kunsttijdschrift in Kassel een reclamespiegel op het parcours van Documenta X…

 

Wiertz in Parijs en Elsene

Nadat hij in Parijs was afgescheept, waar hij zich de gelijke van Delacroix waande, zint Wiertz, terug in Brussel, op wraak. De toenmalige Minister van Schone Kunsten kent hem voor het leven een schitterende atelierwoning toe, met tuin, in ruil voor het legateren van zijn oeuvre aan de staat.

Wiertz concipieert zijn atelier dus doelbewust als het mausoleum van zijn werk. En schrijft zijn pamflet: Brussel-Hoofdstad, Parijs-Provincie, waarin hij stelt dat Brussel Parijs ooit zal overtroeven.

Een eeuw later geeft Europa hem gelijk: een Europese vergaderzaal voor Brussel, Hoofdstad van de Europese Gemeenschap, wordt precies op de hoek van de Wiertzstraat opgetrokken. De uitbreiding van de Europawijk bedreigt Wiertz’ tuin, en zelfs zijn museum.

 

De eeuwigheid te Etterbeek?

 Een ander kopstuk van de Belgische artistieke folklore is Jef Lambeaux. De symbolistische beeldhouwer, die zich de gelijke van Rodin waande, baart in het fin-de-siècle zijn bas-reliëfs De Menselijke Driften. Om ze tentoon te stellen bouwt Horta een soortement tempel, in een hoek van het Brusselse Jubelpark. Maar het gebouw blijft ontoegankelijk voor het publiek: de katholieken menen dat de duivel in Lambeaux is gevaren.

Zestig jaar later wordt het gebouw met de sloop bedreigd en gesloten – voor altijd? Want de bandeloze bas-reliëfs hebben nieuwe buren gekregen: de moslims. Pal naast Horta’s tempel is de grote moskee verrezen, op de ruïnes van een 19de-eeuws panorama.

Pikant detail: vijftig meter verderop, verdoken in het struikgewas, staat een plechtig monument ter nagedachtenis aan “de Belgische militaire heldenmoed die den Arabische slavendrijver verdelgt”.

Het verhaal gaat verder. Omstreeks 1984 wilde ik de bas-reliëfs van Lambeaux bestuderen in verband met een project. Daar het paviljoen gesloten was, richtte ik me tot de conservatrice van het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis, dat het werk in eigendom heeft. Een bezoek aan het paviljoen werd mij geweigerd, maar er werd gesuggereerd dat ik me naar Gent kon begeven, waar zich de mallen van de reliëfs bevinden. Het museum prees dus de reproductie boven het originele werk! Wat voor Brusselaars van alle gezindten te gedurfd is, wordt aan Gentse ogen blootgesteld, en dan nog in de vorm van reproductiemallen.

Ik ben verscheidene keren naar het Gentse museum afgereisd zonder het werk van Lambeaux te zien. Ofwel ging het schuil achter een enorme blauwe-bictekening van Jan Fabre, ofwel was het weggeborgen, omdat Jan Hoet meer ruimte nodig had voor hedendaagse kunst. Jaren later heb ik de ontsloten gipsreliëfs wel gezien, ditmaal opgesteld achter de transparante paviljoens van Dan Graham.

 

28-09-99

Eerst zie ik de dripping op het trottoir, en pas op het moment dat ik mijn camera aan het instellen ben, de gedripte Mercedes. Een zilveren Mercedes, all over beschilderd met klodders grijze verf: als er sprake was van een agressieve bedoeling, dan viel dat uit de kleurkeuze in elk geval niet af te leiden. Misschien wel uit de klodders op het trottoir.

Een schilderkunstig effect oproepen door middel van foto’s, of zelfs van carrosserieën, daaruit bestond onder andere mijn vroegere werk. Ik maak dus een eerste opname, met nog tamelijk veel ruis in het beeld, en dan een tweede, meer toegespitst op mijn doelwit. Op het moment dat ik de achterkant van het vehikel in mijn zoeker heb, wordt die door een hand afgedekt terwijl een andere hand mijn arm omklemt. Prompt sta ik onder verdenking van het maken van vrij onscherpe foto’s en van het besmeuren van de auto. De eigenaar haalt zijn GSM te voorschijn, belt de politie (die nog lang op zich zal laten wachten) en meldt dat hij de schuldige in de kraag heeft gevat. Daarop volgen klappen, wanneer ik het fototoestel tracht te bevrijden.

Een valse beschuldiging, een handgemeen, de zaak neemt een politieke wending. Ik ben alleen maar de fotograaf, niet de schilder, en om mijn statuut helemaal precies te omschrijven: kunstenaar in het algemeen. Maar welke argumenten kan ik aanvoeren om een tegenstander te overtuigen die logischerwijze boos is om de bevlekking van het bewijs van zijn maatschappelijke welslagen, maar die niet bij machte is het principe van esthetische ruil te bevatten? Ik kan er maar beter het zwijgen toe doen, in plaats van een hopeloze argumentatie op te zetten.

Wat rest er van de oude tegenstelling tussen schilderkunst en fotografie? In dit geval lijken ze elkaar de hand te hebben gereikt om mij in de val van het esthetische verschil te lokken.

Wat kunst is, en wat niet, daarover zal de rechter beslissen.

 

Cultiveer uw verschil

En wat wil de maatschappij nu eigenlijk van haar kunstenaars? Dat ze voorwerpen maken ter decoratie van de lege ruimte?

Een burgerman stort zijn tuintje vol met steentjes: de parking voor het autootje.

Een willekeurige sculptuur in plaats van natuur.

In het tuintje van een kunstverzamelaar woonachtig in Genval, nabij Brussel, plant Peter Downsbrough een zwarte mast. Vervolgens trekt hij dwars over de witte façade een zwarte streep. Het tuintje is dichtgemetseld, maar in de mast wappert de vlag van de kunst: Opgelet, liefhebber van hedendaagse kunst.

 

Kan kunst nuttig zijn?

Aan de Anderlechtsestraat 144 te 1000 Brussel, bij de expositie Bitumes/Bitumen, oktober ’99, exposeert Nick Waplington te midden van zijn foto’s twee urinoirs, vergezeld van het eveneens Duchampiaanse commentaar The photograph stripped bare by his subjects, even. En inderdaad, de readymade van Duchamp was een commentaar van de schilder op het automatisme van de fotografie. Wanneer ik de toiletten bezoek, omdat ik moet pissen, vind ik van de twee urinoirs alleen nog het spoor op de muur.

 

Aanplakborden

Laurent Busine, directeur van het Palais des Beaux-Arts van Charleroi, doet een voorstel voor een project voor Brussel 2000. Het heet Beelden van Geluk: bij Magnum worden wat humanistische clichés gekocht en her en der worden aanplakborden van twintig vierkante meter gehuurd om ze te exposeren. Het project zal een pak geld kosten, dat vooral Magnum en Belgoposter ten goede zal komen, en niemendal voor de kunstenaars. Busine is business.

Zelf heb ik Brussel 2000 voorgesteld om wekelijks blanco affiches aan te plakken. Overeenkomstig het vervangingsritme van de affiches zouden alle aanplakborden van twintig vierkante meter en meer worden getooid met witte vellen papier. De operatie zou culmineren op de zomerzonnewende van het jaar 2000: een maagdelijke, lumineuze, van visuele vervuiling gereinigde stad, tenminste één dag lang. Maar Brussel 2000 wil dat voorstel niet financieren, net zomin als de andere voorstellen die ik heb ingediend. Er is natuurlijk geen geld.

 

Spontane kunst?

Tegenover de school voor beeldende kunsten Saint-Luc, in de Overwinningsstraat in Sint-Gillis, had men zonder reden een aantal herenhuizen gesloopt. Het gapende gat dat ervoor in de plaats kwam, werd gaandeweg een stort.

Vijf jaar later eiste de gemeente de vervanging van de vervallen schutting, die het stort van de straatkant afschermde. Men trok een gladde, rode bakstenen muur op langs de stoeprand.

Tot groot genoegen van de graffiti-spuiters. In de eendrachtige strijd van school en gemeente tegen deze vormen van spontane kunst, ging men over tot het afschrapen van de bakstenen, op sommige plekken zelfs tot op een diepte van een centimeter.

Een paar jaar geleden stond de school een student toe op de binnenmuur van de tuin een decoratieve wandschildering te realiseren. We werden getrakteerd op een zeer lelijk, van hogerhand goedgekeurd fresco, een imitatie van de graffiti buiten.

Wat je noemt: lik op stuk.

 

Brussel, oktober 1999

 

 

Vertaling uit het Frans: Rokus Hofstede

 

De foto’s van het Wiertzmuseum en
de sculptuur van Strebelle op de Louizalaan zijn afkomstig uit L’Erreur Monumentale/Monuments Erronés, 1994-1996; 1999.

Citroën Picasso, Parijs, foto’s: Éric Angenot.

Ets van de Muntschouwburg na de opvoering van De Stomme van Portici: auteur onbekend.