Het gesnoeide Matisseboompje. Kunst over kunst
In het Museum Jan Cunen in Oss wordt een expositie gehouden met de grappige titel Het gesnoeide matisseboompje, naar een tekening van Paul Klemann. Het gaat om een van diens surrealistische droomtekeningen. Aan een roze boompje hangen nog enkele gekleurde blaadjes, maar de meeste zijn gesnoeid en liggen in de voorgrond. De blaadjes lijken zo uit de collages van Matisse geplukt.
De tekening maakt meteen duidelijk waar deze tentoonstelling over gaat. Hier zijn kunstwerken samengebracht van kunstenaars die zich laten inspireren door werk van andere kunstenaars. Dat is op zichzelf natuurlijk niets nieuws. Wél nieuw is de manier waarop deze kunstenaars zich laten inspireren en hoe het thema gepresenteerd wordt. De kunstenaars gaan met hun inspiratiebron om op een intelligente én lichte manier. Ze trekken zich niet aan hun voorbeelden op. Er is geen zweem van adoratie of van zwaarwichtige interpretatie te bespeuren. Van de neiging tot imitatie is al evenmin sprake, laat staan van een streven om hun voorganger te overtreffen.
Het idee voor de tentoonstelling is afkomstig van Klemann en Carel Blotkamp. In samenspraak met directeur René Pingen kwamen ze tot de selectie van zeven kunstenaars. Naast de initiatiefnemers zijn dat: Gijs Frieling, Daan van Golden, Marijn van Kreij, Reinier Lucassen en Thomas Raat. Wie wie heeft gekozen, is niet naar buiten gebracht, maar dat doet er eigenlijk ook niet zoveel toe. Van meer belang is dat er een verrassende verzameling werken te zien is, onderling erg verschillend, maar globaal genomen van een opvallend hoog niveau.
Van Golden en Lucassen, beiden zeventigers, zijn de titanen. Hun gebruik van historische voorbeelden heeft al een lange geschiedenis. Van Golden is in Oss vertegenwoordigd met werken die hem bekend maakten: een prachtig rood (!) geschilderd, vergroot detail van Yves Klein en een opgeblazen foto van het balletdanseresje van Degas. Lucassen verrast met minder bekende werken. Verwijzingen naar onder anderen Mondriaan heeft hij in de beste traditie van de popart in zijn schilderijen verwerkt. Ook Blotkamp herschept graag werken van Mondriaan. Daarvoor plakt hij met pailletten de banen van diens abstract geometrisch werk na. Een andere methode – het beplakken van een reproductie met een raster van die kleine, glanzende lovertjes – heeft Blotkamp bij een oud kunstwerk gevolgd. Zo heeft hij een affiche van een kruisiging van Piero della Francesca – een sobere scène die al oplicht tegen haar gouden achtergrond – nog eens overtrokken met een glinsterend gaasje.
Thomas Raat maakt met plakplastic – een weerbarstig materiaal, lijkt me – een soort intarsiawerk op papier. Hij laat daarvan een tweeluik zien, met een Laatste Avondmaal (naar Han van Meegeren) en een jachtscène (naar Abraham Hondius?). Omdat Raat overwegend zwart plastic gebruikt en enkele donkere tinten, groen, paars en rood, is het alsof je naar verduisterde of verkoolde voorstellingen kijkt. Die laatste, dramatische impressie wordt in Oss versterkt doordat hij er drie wassculpturen bij plaatste (naar Barnett Newmans There 3), die hij gedeeltelijk liet opbranden. Ondanks die uitgebrande en gesmolten uitstraling, komen de werken toch niet loodzwaar over. Dat is knap. En hoewel Raat dat effect heeft bereikt door zijn laconieke omgang met voorbeelden en keuze voor goedkoop materiaal, is het hier toch ook het gevolg van de gelukkige samenstelling van de expositie. In dezelfde zaal waar Raat exposeert, zijn namelijk tientallen kleurpotloodtekeningen van Klemann te zien, de een nog bizarder en vrolijker dan de ander. Aan de voorgevel van een woning met het huisnummer 38 moet een bezoeker zijn hand steken door een van de gaten van een doorboord doek (naar Fontana, Concetto Spaziale) om op de bel te kunnen drukken. In zijn tekening Beladen schilderijtje van Bart van der Leck zien we het naakte bovenlijf met halsboei van een figuur die met een lucifer het gaskomfoor wil aansteken. Boven het komfoor hangt een werkje van de Stijlkunstenaar Bart van der Leck met een gele Jodenster. Klemann noemt deze werken droomtekeningen. Ze bieden soms grappige, maar soms ook verontrustende beelden. Baseert Klemann zich hierbij kennelijk op zijn dromen, het lijkt hem toch vooral te doen om de anarchistische inslag van de droomtekenmethode, waarbij hij alle ethische of esthetische regels aan zijn laars kan lappen.
Abstracter en conceptueler is het werk van Marijn van Krey. Sterk zijn vooral zijn werken waarin hij naast een kopie van een origineel kunstwerk een herhaling van die kopie plaatst, of die nu gebaseerd is op een performanceregistratie van Bruce Nauman, een tekening van Francis Picabia of een tekst uit een popartwerk. Omdat Van Krey nergens simpele optelsommen van één of meer kopieën maakt, ontstaan er paren die het origineel zowel intensiveren als relativeren. Zo groeit een prachtige wisselwerking.
Heel bijzonder is ook de bijdrage van Frieling. Hij neemt deel met zijn kartonnen Donald Judd-sculpturen, die eerder meegedragen waren in een processie, wat aan de geblutste werken goed te zien is. In plaats van een ongepaste ontheiliging geeft het aan zijn Juddnavolging een ontwapenende, stoffelijke aantrekkelijkheid. Eenzelfde soort ontroering brengt het resultaat van zijn borduurproject teweeg. Aan zijn moeder en haar vriendinnen had Frieling gevraagd om schilderijen van Mondriaan na te borduren, aan de hand van ansichten. Omdat er op gewone doekjes werd gewerkt (dus niet op een stramien, zoals bij borduurpatronen) en de dames bovendien vrijgelaten waren borduursteken naar eigen keuze te gebruiken (waarbij niemand voor de stijve kruissteek koos), is elk werkje anders en persoonlijk geworden. Door de ingelijste borduursels op te hangen tegen een wand die Frieling met een folkloristisch patroon beschilderde, klitten al die persoonlijkheden samen tot een tintelend en prachtig geheel. Frielings wand is illustratief voor de hele tentoonstelling, die opvallend goed is samengesteld en ingericht. Het gesnoeide matisseboompje is een van de mooiste exposities van het jaar.
• Het gesnoeide matisseboompje. Kunst over kunst tot 5 oktober in het Museum Jan Cunen, Molenstraat 65, 5341 GC Oss (041/262.93.28; www.museumjancunen.nl). Bij de tentoonstelling verscheen een gelijknamige catalogus met teksten van Wouter Weijers en Fleur Junier. ISBN 978-90-6763-068-9.