width and height should be displayed here dynamically

Howard Hodgkin. Time and Place.

De 24 schilderijen van de Engelse kunstenaar Howard Hodgkin (1932) die in Museum De Pont worden geëxposeerd zijn alle tussen 2000 en 2010 geschilderd en allemaal op houten panelen. De formaten lopen nogal uiteen. Er zitten tamelijk grote werken bij, zoals Where the Deer and the Antelope play (2001-2007) en In Egypt (2007-2008), die geschilderd zijn op platen van 204 x 267 cm en 180 x 192 cm. De meeste zijn echter kleiner, met afmetingen schommelend tussen 22,5 x 30,5 cm bij After Ellsworth Kelly (2001) en 43 x 46,5 cm bij Snow Cloud (2009-2010), tot het 98 x 114 cm metende Damp Autumn (2001-2008). Alle werken, groot en klein, worden als liggende schilderijen, als landschapsformaten gepresenteerd, al is er één dat afwijkt: het in een ovale lijst gevatte Sky (2005-2009) dat als een kleine illusionistische plafondschildering een doorkijkje naar de hemel biedt. De overige werken roepen associaties op met landschappen, met plekken in de natuur waar een bepaalde atmosfeer hangt. De meeste van die abstracte, kleurige composities zien eruit alsof ze met enkele halen van nogal brede kwasten zijn neergezet. Doordat die streken en vegen vaak doorlopen tot op, of helemaal over de lijsten, lijken ze spontaan en tamelijk snel te zijn gemaakt. Het is een indruk die echter door de dateringen tegengesproken wordt. Daaruit blijkt dat de kunstenaar vaak enkele jaren nodig had voor hij zijn schilderijen voltooid kon verklaren.

Hodgkin heeft zijn werken wel omschreven als ‘representational pictures of emotional situations’. Het zijn voor hem dus ‘net echte’ verbeeldingen van bepaalde emotioneel geladen situaties (of gebeurtenissen). In de catalogus worden zijn abstracte paneelschilderingen door Sam Smiles uitgelegd als verbeeldingen van specifieke herinneringen, aan bepaalde personen, op een bepaalde plaats. De titel van de tentoonstelling – Time and Place – wil dat onderstrepen.

Van enkele werken onthult Smiles de herkomst van de titels. Dat biedt wel enig houvast. Zo blijkt Where the Deer and the Antelope play een strofe uit het populair Amerikaans liedje Home, Home on the range, gearrangeerd in 1930, dat Hodgkin kent uit de Tweede Wereldoorlog, toen hij als geëvacueerde Engelse schooljongen tijdelijk in New York woonde. Daarnaast toont Smiles aan dat de nogal humoristische titel Privacy and Self-Expression in the Bedroom is overgenomen van een hoofdstuk uit een studie over Amerikaanse woninginrichting in de jaren 30: Livable Modernism, uit 2004. Daarin wordt onderzoek gedaan naar het verlangen van de middenklassen naar een comfortabel interieur, tijdens de crisisjaren in Amerika. Zo bekeken lijken werken met dergelijke titels bepaalde (zorgeloze? vol vertrouwen op de toekomst gerichte?) gevoelens uit Hodgkins Amerikaanse kindertijd te willen vangen. Andere titels refereren meer algemeen aan bepaalde plaatsen (In Egypt), maar veruit de meeste toch aan specifieke seizoens- en weersomstandigheden (Damp Autumn). Verder blijkt hij zich in zijn kunst zo nu en dan grondig te willen verhouden tot enkele andere kunstenaars. Voor zijn werk The Deep (After Ryder) (2000-2001), nam hij bijvoorbeeld een van Albert Pinkham Ryders romantische, met maanlicht beschenen zeescènes als uitgangspunt en zijn After Ellsworth Kelly (2001) baseerde hij vermoedelijk op een van Kelly’s werken (van omstreeks 1966) waarin enkele strakke kleurbanen in een volkomen effen en handschriftloze schildertechniek naast elkaar zijn gezet. Hodgkin voerde een radicale omkering door van deze beelden en de wijze waarop ze geschilderd zijn. In zijn werk over Ryder liet hij de voorstelling achterwege en in tegenstelling tot de uiterst pasteuze schildertechniek van Ryder (die soms jarenlang aan een schilderij werkte waarbij hij dikke lagen over elkaar aanbracht) hanteerde hij een sterk verdunde olieverf. Kelly’s manier van schilderen, waarin geen enkele streek te zien is, ruilde hij in voor drie los uit de hand geschilderde en wat schuin lopende banen: wit, groen en zwart, waarvan hij de kleuren voor een deel door elkaar liet lopen.

Het is Hodgkins bijna roekeloze experimenteren – met formaten, maar vooral met zijn ogenschijnlijke manier van spontaan en direct schilderen – die deze panelen onderscheiden van de werken die hij voor de eeuwwisseling maakte. Zijn gestippelde en gestreepte schilderijen uit de laatste decennia van de 20ste eeuw lijken immers nog stevig in de poparttraditie te wortelen. Daarvan is hij nu helemaal losgekomen. Smiles vraagt zich af of je daarom de kunst die Hodgkin in deze fase maakte, tussen zijn 68ste en 78ste levensjaar, als zijn ‘Late Works’ mag bestempelen. Smiles beantwoordt de interessante vraag uiteindelijk negatief. Dat mag pas na de dood van de kunstenaar, als zijn loopbaan definitief beëindigd is.

Hodgkin exposeerde nooit eerder in Nederland en zijn werk is hier dan ook niet erg bekend. Daarom is het jammer dat aan de tentoonstelling in Tilburg (de expositie is een coproductie met het Museum of Modern Art in Oxford en het San Diego Museum of Art) geen keuze uit zijn werken van vóór 2000 is toegevoegd, evenals een selectie van tijdgenoten, die zijn eerdere verwantschap met de Engelse popart (David Hockney en Peter Blake) had kunnen verduidelijken. Dat zou hebben bijgedragen tot inzicht in het hier getoonde, meest recente werk.

Tot slot was dan misschien ook een ander kenmerk van Hodgkins werk wat scherper naar voren gekomen: zijn hoogst eigengereide omgang met lijsten en oude, beschilderde panelen. Hodgkin heeft in zijn begintijd een poosje in lijsten gehandeld, die hij op het platteland opduikelde en in Londen verkocht. Toen hij zich een inkomen met zijn kunst kon verschaffen, gaf hij die lijstenhandel op. De voorraad hield hij echter aan en begon hij allengs voor zijn eigen werk te gebruiken. In de popartperiode leidde dat tot het inkaderen van zijn werk in oude lijsten die in felle kleuren werden geschilderd. Vervolgens begon hij ook óp zijn doeken lijsten te schilderen, om die schilderijen vervolgens ook weer van echte lijsten te voorzien. Zo raakten zijn geschilderde beelden steeds steviger en robuuster in meerdere omlijstingen ingeklemd, waarbij hij stilaan ook de achterkant van de lijsten (en van oude beschilderde panelen) is gaan gebruiken. Dat deze toevoegingen en ingrepen niet alleen ingegeven zijn door formele en esthetische overwegingen, is ook op de tentoonstelling in De Pont wel na te voelen. In het nogal bot naar de muur draaien van de fraaie, soms vergulde lijsten is iets agressiefs te herkennen. Die brute aanpak levert een rauw, schurend effect op dat bij de meest geslaagde werken een mooi tegenwicht biedt aan de zoekend geschilderde stemmings- en herinneringsbeelden. De stuurse, spannende werken bieden bovendien een ideale context voor enkele kleinere panelen zoals Leaf (2007-2009) en Snow Cloud (2009-2010). Die vallen in hun kwetsbaarheid en schijnbaar natuurlijke bevalligheid daardoor nog meer op.

 

Howard Hodgkin. Time and Place, tot 16 januari in De Pont (museum voor hedendaagse kunst), Wilhelminapark 1,
 5041 EA Tilburg (013/543.83.00; www.depont.nl).