width and height should be displayed here dynamically

Jochen Lempert

De eerste grote retrospectieve tentoonstelling gewijd aan het werk van de Duitse fotograaf Jochen Lempert (°1958) beslaat twee ruime zalen in het souterrain van het Museum Ludwig. De toeschouwer krijgt er titelloze zwart-witfoto’s in allerlei formaten te zien. De grofkorrelige, op dik papier geprinte beelden zijn nooit ingelijst, steken niet weg achter beschermend glas en zijn zonder meer vastgekleefd op de muur. Deze kwetsbaarheid versterkt enkel hun uitdagende materialiteit: foto’s lijken hier in de eerste plaats voorwerpen, pas in tweede instantie visuele proposities over de wereld.

En toch speelt de wereld een belangrijke rol in dit oeuvre, en dan meer bepaald de natuur die quasi onzichtbaar deel uitmaakt van het dagelijks leven. De natuur is hier geen overdonderend spektakel waaraan de fotograaf zich vergaapt; de keuze voor een sober zwart-wit in plaats van kleur maakt duidelijk dat het hem om iets anders te doen is dan het vastleggen van het natuurschoon. Geen exquise landschappen of exotische diersoorten dus, maar wel intieme beelden van de fauna en flora die ons dagelijks omringen (inheemse vogels, kleine insecten…). Soms waagt hij zich al eens wat verder in de ‘woeste’ natuur (zo maakte hij een schitterende reeks over de opspattende golven van de Noordzee), maar meestal zijn de beelden gemaakt in een herkenbare stadsomgeving. Wat zich in eerste instantie aandient als een naïeve fascinatie voor het onbekende (en voor mensen ontoegankelijke) leven dat zich daar vlak voor onze ogen afspeelt, blijkt algauw een diepgravende zoektocht te zijn naar de verhouding tussen mens en natuur en naar de bemiddelende rol die het fotografisch medium daarin speelt.

Het vroege werk gaat aan de slag met onze (blijkbaar onuitroeibare) neiging om de dierenwereld vanuit een menselijk perspectief te bekijken. Lempert stelt zich niet tevreden met het louter vermenselijken van het dier, vaak draait hij de rollen radicaal om. Eén hilarisch product van die werkwijze is een diptiek met een paar kuierende duiven in de hoofdrol. De onverstoorbare mars van de duiven, afgezet tegen het menselijk geraas op de achtergrond, zorgt voor een onverwachte perspectiefwisseling: plotseling lijkt het alsof de menselijke drukte er enkel is ter vermaak van het flanerend koppel duiven. Ook het samenbrengen van beelden in associatieve clusters of typologische beeldreeksen, behoort tot deze eerste fase. Alhoewel hij deze sinds het modernisme klassiek geworden fotografische strategiëen enkel lijkt te herhalen, duwt hij ze toch subtiel in een andere richting. Verschillende registers worden met elkaar vermengd: verrassende combinaties waarin organische elementen en culturele artefacten tegenover elkaar staan, worden aangevuld met speelse mutaties waardoor dingen of dieren plots van statuut lijken te veranderen (een regenworm wordt een veter, of omgekeerd…) of met kinderlijke reconstructies die zeedieren ‘nabouwen’ met behulp van zout (of suiker). De beelden inventariseren de schier onuitputtelijke inventiviteit waarmee de mens door nabootsing de natuur probeert te begrijpen (en dus te beheersen).

Maar al snel treedt er een belangrijke verschuiving op: de vraag is niet langer hoe mens en dier elkaar in de stedelijke omgeving tegenkomen of welke strategiëen mensen hanteren om de natuur naar hun hand te zetten, maar wel hoe het fotografisch apparaat die (machts)verhouding articuleert. Het is inderdaad opvallend hoeveel aandacht Lempert heeft voor de verschillende (al dan niet wetenschappelijke) procedures die fotografen hanteerden om de wereld van fauna en flora te doorgronden. Zijn oeuvre is één grote echokamer van de fotografische geschiedenis: van de typologische reeksen die de wereld in een quasi boekhoudkundige inventaris opsluiten, over de deels artistieke, deels wetenschappelijke analyses van tijd en beweging, tot de meer fundamentele experimenten die onzichtbare chemische processen aan het licht moesten brengen (zoals fotosynthese), ze komen allemaal op een of andere manier aan bod. Maar tegelijkertijd saboteert hij deze klassieke strategiëen. De ‘wetenschappelijke’ beelden zijn nooit precies en helder genoeg om duidelijke informatie te verstrekken: de afstand is telkens te groot, de gebruikte film is te korrelig om veel detail te tonen… De experimenten rond beweging verliezen elke ernst door de frivoliteit van het gekozen onderwerp, zoals een rondsnorrende vlieg. Enzovoort. Toch kan deze lichtheid niet verhelen dat dit werk iets wezenlijks aan de orde stelt.

Telkens wanneer het fotografische dispositief een identiteitscrisis doormaakte, greep men terug naar de natuur als motief. De reden daarvoor is wellicht de gespleten natuur van het fotografische medium zelf: het mechanisch apparaat met al zijn knopjes en instellingen mag dan al een hoogtechnologische indruk geven, het is niet meer dan een kunstmatige verpakking voor een in wezen chemisch proces dat volgens onwrikbare natuurwetten verloopt. Meteen wordt het statuut van het fotografisch beeld uiterst precair: moeten we dit beeld nu lezen als een natuurproduct (het fotografisch beeld als een leeg blad waar de natuur zichzelf neerschrijft) of als een cultureel, dat wil zeggen door mensen betekend, artefact? De aandacht van de fotografische pioniers in de prille negentiende-eeuw voor ambigue voorwerpen, zoals fossielen, botanische specimens en opgezette dieren, waarin natuur en cultuur op eenzelfde complexe manier met elkaar verweven zijn, probeert die dubbelzinnige natuur van het fotografisch beeld tot in de onderwerpkeuze te articuleren. Ook het werk van Jochen Lempert gebruikt de natuur om het fotografische medium in een periode van overgang te herdefiniëren. Alhoewel de overgang van een analoge fotografie naar een digitale vorm de wetenschappelijke basis van het fotografisch proces niet aantast – beide procedés vertrekken nog steeds van een lichtgevoelig materiaal – wordt het toch langzaamaan duidelijk dat er met de komst van digitale fotografie ‘iets’ veranderd is. Lempert gaat in tegen de gangbare tendensen van de actuele fotografie: tegenover de immaterialisering van het vluchtige digitale beeld op het scherm, beklemtoont hij de materialiteit van het analoge beeld. Tegen de artistieke ernst van de hedendaagse (kunst)fotografie plaatst hij een frivool onderwerp en een kwetsbare materiële drager. Tegen de grafische nauwkeurigheid van het wetenschappelijke beeld stelt hij de suggestieve vaagheid van een eerder tentatieve beeldtaal. Het analoge fotografische beeld is hier terug dat inventieve instrument dat onze blik moet vrijmaken voor de wonderbaarlijke verschijning van een wereld die buiten onze controle valt.

 

Jochen Lempert nog tot 13 juni in het Museum Ludwig, Heinrich-Böll Platz, 50667 Keulen (221-221-26165; www.museenkoeln.de/museum-ludwig).