width and height should be displayed here dynamically

Jos de Gruyter & Harald Thys. Dépression à Dortmund

Mondo Cane, de bijdrage van Jos de Gruyter en Harald Thys aan de Biënnale van Venetië in 2019, bestond uit 22 poppen verspreid over het Belgische paviljoen (De Witte Raaf nr. 201). In de centrale zaal verrichtten zeven traditioneel geklede figuren beurtelings repetitief artisanaal werk: een bellenman op een schabel luidt de bel, een kok rolt zijn pizzadeeg uit op een tafel, een vrouw in een schommelstoel breit een lange sjaal, een smid slijpt een mes aan een slijpsteen… Het ouderwetse beeld werd versterkt door tekeningen van pastorale landschappen aan de muren. De overige poppen, in de zijruimtes en zijbeuken, waren afgeschermd van het publiek door tralies en evoceerden stereotypen van buitenstaanders of categorieën die ons angst inboezemen: criminelen, bezetenen en geesteszieken, andersvaliden, idioten en sukkelaars, vagebonden en fanatiekelingen, en de dood. Een griezelig oud vrouwtje omgeven door vuiligheid en ratten tikte met een stok op de grond; het hoofd van een figuur in zwarte jurk, met zes vingers aan elke hand, draaide volledig om de as van de nek. Andere poppen waren niet geanimeerd – een levend standbeeld op een sokkel; twee mannen in badjas en een stootkar. Hoewel er een onderscheid tussen hoofdzaal en zijruimtes werd gesuggereerd, was dit verschil slechts schijn. Uit een folder met namen en biografische schetsen van de personages bleek dat de sitarspeler en messenslijper moordenaars waren, de kok grote winst boekte door bedorven voedsel in zijn pizza’s te verwerken en de pottenbakster met de nazi’s collaboreerde. Hoe triest of sociaal ontwricht de poppen achter de tralies ook leken, ze bleken niet meer of minder getroebleerd dan de figuren in de hoofdzaal.

Na Venetië werd Mondo Cane hernomen in Busan, Zuid-Korea, waar een selectie van de poppen in één grote kooi gepresenteerd werd, en in Bozar, waar een traliewerk voor het binnengaan van de zeshoekige zaal een vergelijkbaar effect creëerde. De presentatie van alle poppen in één kooi in de Brusselse opstelling versterkte het beeld van een freakshow.

Bij Micheline Szwajcer worden nu fotoportretten van vijftien figuren en een straatlantaarn (die toegevoegd was aan de Brusselse opstelling), alsook één pop, getoond. De haarscherpe foto’s, gemaakt door Kristien Daem met hoogwaardige apparatuur en professionele belichting, brengen in hun detaillering de poppen tot ‘leven’. In het bureel van de galeriehouder, dat via de glazen deuren van de front office bereikt wordt (een afscherming analoog aan de tralies), staat The Fool (2019): een man in gestreept hemd, trainingsshort, witte sportkousen en leren schoenen, die een paraplu boven zijn hoofd houdt en diverse rijmpjes zingt – zoals ‘parapluutje, parasolletje, ééntje voor de regen en ééntje voor de zon’. Het personage heeft de mentale leeftijd van een achtjarige; nadat hij bij een bezoek aan de dierentuin te lang in de ogen van een kerkuil heeft gekeken, zingt hij enkel nog kinderliedjes. Hij is al te herkenbaar voor wie, zoals De Gruyter, afkomstig is uit Geel, een stad bekend om de thuisverpleging van mensen met een mentale achterstand of psychische stoornis. De zot is ook het onderwerp van De Gruyters en Thys’ video’s – die niet in de expositie worden getoond – zoals Het Geel van Gent (2005) en Ten Weyngaert (2007); hij vormt de kern van hun humoristische en nivellerende universum. Het is de zot die de rationaliteit en de waardigheid van de mens ontwricht door zich instinctief en vaak contrair te gedragen. De zottigheid, schrijft Bart Verschaffel, is schokkend en doet lachen, omdat ze ‘alle verschil en alle waardigheid die de mens verzint terug ‘op nul’ zet’ (De Witte Raaf nr. 175).

Ondanks de vaak dik aangezette en humoristische biografieën, die ook bij Micheline Szwajcer te lezen zijn, zijn de poppen van De Gruyter en Thys realistisch. De ‘Mosquetero sin Dinero’ bijvoorbeeld, is gebaseerd op het verhaal van Drazen Zabek, een tot Belg genaturaliseerde Kroaat die als levend standbeeld bijkluste: Zabek speelde Antoon van Dyck op de Groenplaats in Antwerpen. De man leidde een sekte vanuit een villa in Bekkevoort, waar hij eind 2007 in het bijzijn van andere sekteleden een vrouw met psychische problemen op gruwelijke wijze om het leven bracht. Er gaat een verontrustend effect uit van de suggestie dat de bloedlust of krankzinnigheid van de poppen echt is, of ten minste echt kan zijn. Daarnaast zijn de poppen en hun karaktertrekken herkenbaar. Zoals in de dierentuin, waar de blik van de aap ons wijst op ons gestaar en de eigen dierlijkheid, zo is het bekijken van de poppen een zaak van voyeurisme en identificatie. Het gros van de figuren in de installaties was bovendien geanimeerd; zoals in een folkloremuseum is er beweging en geluid, maar De Gruyter en Thys hanteren ook een breder idee van de animatie, waarbij de grens tussen subject en object, mens en pop, leven en dood vervaagt. Dit blijkt onder meer uit de straatlantaarn, die zekere antropomorfe eigenschappen heeft en geportretteerd wordt zoals de poppen. Deze aspecten dragen bij aan een unheimliche sfeer, waar het herkenbare wordt opengebroken en we de ‘Ander’ komen te zien als een replica van onszelf.

Volgens de kunstenaars focust Mondo Cane, en bij uitbreiding ook de tentoonstelling bij Micheline Szwajcer, op de versleten waardes van een ‘patriarchale, ‘veilige’ maatschappij, waarvan de regels niet langer gelden’. De ‘gigantische burnout’ of algehele ‘depressie’ die De Gruyter en Thys in Europa en specifiek in Dortmund – waar de titel naar verwijst – traceren, een stad die tegenwoordig geassocieerd wordt met extreemrechts en neonazisme, kan als een pathologie van een politiek en cultureel moment gezien worden. De witte poppen, in traditionele klederdracht en deels of geheel achter tralies gepresenteerd, suggereren de ondergang van het Westen, waarin de ‘Ander’ – vluchtelingen, geesteszieken, andersvaliden, mensen van diverse geaardheden – fysiek wordt afgeschermd en gedemoniseerd. De zogeheten ‘boreale’ wereld, waarvan de identitaire en culturele zuiverheid door kunstenaars, intellectuelen en journalisten zou worden bedreigd, wordt bevolkt door ontspoorde, vaak gevaarlijke figuren – de messenslijper, Jodenjager en religieuze fanatiekeling. Fort Europa wordt als zuiver ideologisch construct neergezet: het verschil tussen binnen en buiten, wij en zij, en het bijhorende gevoel van veiligheid is een fantasma van de rechts-nationalistische bewegingen die haast alle Europese landen hebben overspoeld. Niet toevallig blijkt uit de installaties en boeken van de kunstenaars een fascinatie voor politici van conservatieve en zelfs xenofobe leest, zoals Europarlementariër en CDU’er Joachim Zeller, een fervent tegenstander van LGBTQ-rechten, Wit-Russische president Alexander Loekasjenko, en Vlaams Belangers Filip Dewinter en Freddy Van Gaever.

Als antwoord op de groeiende polarisatie en het valse, ideologische onderscheid tussen de Verlichtingscultuur van het Westen en de ‘ongecultiveerde Ander’ brengen De Gruyter en Thys een ode aan het vreemde, een ‘lof der zotheid’. De tentoonstelling bij Micheline Szwajcer voegt iets toe aan dit irrationele universum: uit de fotoreeks spreekt tegelijk een objectivering van en fascinatie voor die Ander, twee aspecten die historisch met de portretfotografie zijn verknoopt. Toch ontbreekt het de foto’s aan de ongemakkelijkheid en het destabiliserende effect van de poppen. Unheimlichkeit blijkt vooral een ruimtelijke, belichaamde ervaring.    

 

• Jos de Gruyter & Harald Thys. Dépression à Dortmund, tot 29 mei in Galerie Micheline Szwajcer, Verlatstraat 14, Antwerpen.