Le Déracinement
Tijdens zijn legerdienst aanschouwt Pierre Bourdieu (1930-2002) met eigen ogen hoe zijn vaderland Frankrijk de tegenstand tijdens de Algerijnse oorlog (1954-1962) probeert te breken. In een poging om de onafhankelijkheid af te wenden, verdrijft de Franse bezetter de Algerijnse bevolking met bruut geweld van eigen land, met een ontwrichting van het sociale weefsel en de lokale levenswijzen tot gevolg. In 1958 keert de socioloog terug naar het zwaargehavende land, in gezelschap van zijn student en latere collega Abdelmalek Sayad (1933-1998). De interviews, schetsen en opnames van hun reis bundelen ze later in het boek Le Déracinement (1964), ‘de ontworteling’. De titel en foto’s vormen de aanleiding voor een tentoonstelling in Z33, gesponnen rond de thema’s migratie en diaspora.
Een selectie van de foto’s die Bourdieu en Sayad namen tijdens hun reis leidt de expositie in. Een vijftigtal zwart-witbeelden toont de ontreddering van een gemeenschap: radeloze boeren die zich na de landonteigening genoodzaakt zagen naar de stad te migreren, en de vele ruïnes die achterbleven na de koloniale bezetting en oorlog. Het is bijna zonde dat de intrigerende beelden slechts als aanknopingspunt dienen; aan de geschiedenis die Bourdieu en Sayad beschreven, zou een hele expositie gewijd kunnen worden. De beperkte ruimte die het onderwerp krijgt, waarbij de foto’s nogal dicht op elkaar hangen, is tekenend voor de hele tentoonstelling. De curator lijkt zoveel mogelijk kunstwerken over migratie en/of diaspora in de veelal kleine ruimtes van het museum te hebben willen proppen. De bezoeker wordt, onder meer, langs twee intieme olieverfschilderijtjes van Francis Alÿs (Untitled (Tangier-Tarifa), 2007) geleid, en langs een installatiewerk van Lydia Ourahmane (In the Absence of Our Mothers, 2018) en twee grote, vierkante zwart-witfoto’s van Yto Barrada (The Sleepers, 2006-2007).
Mohamed Bourouissa’s video The Whispering of Ghosts uit 2018 biedt een eerste ankerpunt. Het loont de moeite ervoor te gaan zitten. Ondanks de povere kwaliteit van het geluid is het een van de fascinerendste werken op de tentoonstelling. Op twee gekromde schermen volgen we het verhaal van Bourlem Mohamed, een voormalige patiënt in het ziekenhuis van Blida-Joinville, waar de Martinikaanse filosoof, auteur en psychiater Frantz Fanon hem in de jaren vijftig behandelde. Mohamed haalt herinneringen aan die periode op en vertelt over de wreedheid van de Franse bezetter. Tegelijk praat hij over zijn passie voor tuinieren, een bezigheid waarmee hij zich op de been houdt. Mohameds verbrokkelde, soms ook onnavolgbare herinneringen worden door Bourouissa gevisualiseerd. Hij gebruikt daarvoor door een computer gemaakte afbeeldingen die worden afgewisseld met gefilmde beelden. De vervaging tussen feit en fictie maakt duidelijk hoe complex en pijnlijk de ontwarring van een traumatisch (koloniaal) verleden is.
Dat toont ook het werk Kharboucha-Extract: Liyam wa liyam (Days and days) (2021). De familie van kunstenaar Sara Ouhaddou maakte deel uit van de Noord-Afrikaanse Amazigh-gemeenschap en migreerde naar Frankrijk. Ouhaddous ouders spraken of schreven zelf geen Arabisch, maar leerden haar wel om op een visuele manier met de taal om te gaan. Een rol papier die aan het hoge plafond is opgehangen en tot aan de grond reikt, laat in zeefdruk een zelfontwikkeld alfabet zien van symbolen en islamitische geometrische patronen waarmee Ouhaddou het liefdeslied Kharboucha van Hadda Al Ghitia verbeeldt. Het lied hekelt de Franse koloniale bezetting in Marokko en roept op tot verzet. Dat het lied een vrucht is van de orale Marokkaanse traditie, verleent het werk ambiguïteit. Juist als onderdeel van de orale cultuur – velen konden niet lezen of schrijven – maakten de liederen de geest rijp voor een volksopstand. Terwijl Ouhaddou met haar visuele vertaling zinspeelt op de belofte van een universeel toegankelijke taal, onderstreept het schrift op papier de nuances en de opstandige kracht die verloren gaan.
Ouhaddous beeldende werk staat in scherp contrast met het meer archivalische werk van het duo Raphaël Grisey en Bouba Touré. De toeschouwer dreigt te verdrinken in de veelheid aan informatie van documentaire werken als Sowing Somankidi Coura, a Generative Archive, Our life and struggles in France, 1983-2019 en Foundation of the Somankidi Coura Cooperative, 1975-2019. Mathieu Kleyebe Abonnenc zoekt naar meer poëtische restanten van een persoonlijke diasporageschiedenis. In de installatie Walking Through the Arawak Horizon, for Wilson Harris (2020) traceert hij de stappen van Joseph Bernes, een mijnwerker afkomstig van het Caraïbische eiland Saint Lucia, die ooit in het huis van Abonnencs moeder in Wacapou (Frans-Guyana) woonde. De toeschouwer treft een aantal (fictieve) objecten uit Bernes’ leefwereld aan: een schildpadschelp met resten kwik, door mijnwerkers gebruikt om het goud te scheiden; een zeventiende-eeuws orgel getooid met een Kuna-sjamanenketting en twee roodbruine, monochrome schilderijen (gemaakt met cinnaber, een kwiksulfide dat uit de mijnen werd gehaald). Abonnenc ‘versmelt’ referenties aan westerse kunst- en cultuurobjecten met de grondstoffen die onder koloniaal bewind werden gedolven, en verwijst ondertussen ook naar de lokale cultuur in Frans-Guyana. Zoals de titel aangeeft, is het een eerbetoon aan de Guyaanse dichter en schrijver Wilson Harris. Diens unheimliche magisch realisme maakte de desoriëntatie tastbaar waar ontworteling mee gepaard gaat.
Het hoogtepunt van de expositie is de projectie INFINITY minus Infinity (2019) van The Otolith Group. In een duizelingwekkende montage becommentarieert een koor van goden als in een Oudgrieks drama de manier waarop de Britse overheid sinds 2014 een reeks discriminerende maatregelen invoerde via de zogeheten ‘hostile environment policy’. Met slimme juxtaposities toont de film hoe de overheid systematisch geprobeerd heeft om de ‘Windrush-generatie’, een verwijzing naar het schip dat in 1948 met tienduizenden emigranten van Jamaica naar Londen voer, te criminaliseren en te deporteren. Archiefbeelden van de Britse ex-kolonies worden bijvoorbeeld gecombineerd met hedendaagse tabellen van de dienst Migratie. En terwijl we beelden zien van glimmende wolkenkrabbers in het Londense zakencentrum bericht een voice-over over de financiële vergoedingen aan slavenhouders in het kader van de Britse ‘Slave Abolition Act’ uit 1833. Het is inmiddels al vaker opgetekend maar het blijft verbazen: de lening die de Britse regering hiervoor afsloot, was zo groot dat ze pas in 2014 helemaal was afbetaald; in feite werd de ‘compensatie’ dus medegefinancierd door hedendaagse belastingbetalers.
Zo verplaatst Le Déracinement de ontreddering en radeloosheid die Bourdieu en Sayad in beeld brachten in Algerije geleidelijk naar de hedendaagse situatie. Door de overvloed van de expositie gaan de nuances van enkele kunstwerken verloren, maar belangrijker is dat curator Sylvia Franceschini met deze veelheid aan perspectieven uitgekauwde verhalen over migratie en diaspora weet te weren. Een eenduidig verhaal over deze thema’s is onmogelijk. The Otolith Group concludeert: ‘En alles blijft ongerijmd.’
• Le Déracinement, tot 16 mei in Z33, Bonnefantenstraat 1, Hasselt.