width and height should be displayed here dynamically

Keith Edmier in Haarlem

De eerste overzichtstentoonstelling van de Amerikaanse kunstenaar Keith Edmier (1967) in Nederland bestaat uit twee delen. In de voormalige vleeshal van Haarlem zijn sculpturen te zien die te maken hebben met het verleden van de kunstenaar, terwijl op de bovenverdieping de zogeheten botanische beelden bijeen zijn gebracht. Beide categorieën hebben op het eerste zicht weinig gemeen. Toch vertellen ze gelijksoortige verhalen, over geboorte en dood, over de cycli van het leven en de loop van de geschiedenis. Vaak markeren ze momenten waarop de persoonlijke levenswandel het pad van de wereldhistorie kruist.

De sculpturen in de benedenzaal staan in twee rijen opgesteld langs een imaginaire tijdslijn. Die begint bij Edmiers beide grootvaders, elk geëerd met een standbeeld in de vorm van een grafmonument (Emil Dobbelstein and Henry J. Drope, 1944, 2000). De twee dienden tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Amerikaanse leger en zijn afgebeeld zoals zij er in 1944 moeten hebben uitgezien, als twintigers in militair uniform. De kunstenaar heeft foto’s gebruikt voor de modellering van de gelaatstrekken, maar ook een scan van zijn eigen gezicht. Zo identificeert hij zich letterlijk met zijn voorvaderen en haalt hij hun oorlogsverleden dichterbij.

Het volgende moment in de genetische geschiedenis is het beeld van de hoogzwangere moeder (Beverly Edmier, 1967, 1998). De sculptuur is fel realistisch en onnatuurlijk tegelijk. Door de bolle buik van transparant kunsthars vangen we een glimp op van de beeldhouwer als foetus. Het is een bizar visioen van de vooravond van de geboorte, de definitieve breuk van de meest natuurlijke eenheid die tussen twee mensen kan bestaan. De moeder draagt hetzelfde roze pakje als Jacqueline Kennedy toen haar man werd vermoord, een gebeurtenis die haar op slag tot een soort moeder des vaderlands maakte, een icoon van nationale rouw. Zo worden leven en dood verwarrend dicht bijeengebracht.

Andere personen kruisen het levenspad van de kunstenaar, zoals zijn jeugdliefje Jill (Jill Peters, 1997). Ze heeft het wilde kapsel van Farah Fawcett, de jongensdroom uit de televisieserie Charlie’s Angels. Kalverliefde en seksidool zijn hier verenigd in een maagdelijk witte spookverschijning. Vlakbij hangt een foto van Fawcett en Edmier. De afstand tussen beiden is zo klein als mogelijk. De fascinatie van de kunstenaar voor zijn muze lijkt op de obsessie van een stalker.

Door te graven in zijn verleden schetst Edmier tegelijk een beeld van de angsten en verlangens van zijn generatie, die gedurende de jaren 70 van de vorige eeuw opgroeide in de Amerikaanse buitenwijken. De kunstenaar ziet om in bewondering: naar zijn jeugdheld Evel Knievel bijvoorbeeld, de stuntman voor wie hij een monument opricht in kitscherige Las Vegasstijl (Evel Knievel, American Daredevil, 1996); naar John Lennon, wiens tragische dood hij herdenkt via de getuigenissen van diens arts (Morning, 2004). Het zijn beelden van een tijdperk, beheerst door de massamedia. Ze tonen hoe de wereldgeschiedenis als bij bliksemslag het persoonlijke leven binnendringt. Evengoed zijn het spiegels van de Amerikaanse psyche, doortrokken van prestatiedrang, idolatrie en geweld.

Voor hij zich waagde aan het kunstenaarschap werkte Edmier als rekwisietenmaker in de filmindustrie en had hij een baantje in een tandheelkundig laboratorium waar hij protheses fabriceerde. Zijn vaardigheid in het gebruik van rubber, siliconen en acrylhars ligt aan de basis van zijn exquise bloemsculpturen, die nauwkeurig zijn afgegoten van natuurlijke exemplaren. Edmiers bloemen en planten staan voor iets groots. Zij zijn getuigen van de wereldgeschiedenis, ingewijden in de loop der gebeurtenissen. Sterker nog, als organische instrumenten van de natuurlijke voortplanting bewaren zij de geheimen van het leven zelf.

Neem de palmvarens in Cycas Orogeny (2004), de oudste zaaddragende plant op aarde. Een mannelijk en een vrouwelijk exemplaar verrijzen uit een bodem van vulkanisch gesteente, waarin de afdrukken van verre voorgangers, lang geleden omspoeld door een zee van lava, nog zichtbaar zijn. Het zijn een soort levende fossielen. Een andere grote plantensculptuur die naar brute regeneratie verwijst, is Victoria Regia (first blossom) (1998). We zien de enorme bladeren van de waterlelie van onderen, alsof wij ons onder water bevinden. De plant bloeit slechts twee etmalen per jaar. De sterk geurende bloem is de eerste nacht wit, de tweede roze, sterft dan af en zinkt naar de bodem. Edmiers majestueuze sculptuur toont ons de geparfumeerde schoonheid van de dood.

De recente werken in de laatste zaal van de tentoonstelling zijn geïnspireerd op de 17de-eeuwse tulpenmanie, waarvan Haarlem het epicentrum was. De Admiraal, de Semper Augustus en andere bijzondere specimen zijn zorgvuldig geboetseerd in acryl naar tekeningen uit het Tulpenboek dat zich bevindt in de collectie van het Frans Halsmuseum, en hier te zien is in digitale reproductie. Dat de vlammende patronen die de bloemen zo kostbaar maakten feitelijk het gevolg waren van een infectieziekte, sluit perfect aan op Edmiers interesse voor de verstrengeling van bloei en verval. Het klinkt plat, een Amerikaan die tulpen maakt voor een show in Holland, maar de presentatie is subtiel. De bloemen staan in aardewerken vazen, vervaardigd door Koninklijke Tichelaar in Makkum, die versierd zijn met een stier en een ossenkop. De decoraties verbinden de Haarlemse vleeshal met de Union Stock Yards, de slachthuizen waar Edmiers familie ooit de kost verdiende. De vleesverwerkende industrie van Chicago is inmiddels ter ziele, net zoals de Haarlemse speculatie in tulpenbollen als een zeepbel uiteen is gespat. Wat blijft is de verwondering over het feit dat alles wat verdwijnt vroeg of laat weer terugkeert.

 

Keith Edmier tot 26 mei 2013 in De Hallen, Grote Markt 16, Haarlem (023/511.57.75; www.dehallen.nl).