width and height should be displayed here dynamically

Essays

163

mei-juni 2013

Opvoeding/Leertijd (1)

Dit nummer kwam tot stand in samenwerking met Koen Brams.

 

Wanneer word je kunstenaar? Koen Brams & Dirk Pültau voerden met Matt Mullican een gesprek over zijn kindertijd, jeugd en jongvolwassenheid, en afgaand op zijn relaas moet de leertijd van een kunstenaar zeer breed worden opgevat. Een eerste ‘feit’ doet zich al voor als hij amper kan spreken: in navolging van zijn vader, de schilder Lee Mullican, hangt hij een plaatje aan de muur waarbij hij brabbeltaal uitslaat. De zeer diverse kunstobjecten in het huis van de Mullicans; het verblijf met zijn ouders in Rome en Santiago; de bezoeken aan prehistorische sites, musea en galeries; de ‘performances’ die hij als adolescent opvoert met zijn vrienden: ze worden door Mullican allemaal vermeld als belangrijke ‘leermomenten’. Pas op 20-jarige leeftijd begint zijn ‘officiële’ leertraject aan CalArts. Hoewel Mullican het belang van deze opleiding onderstreept, is ze slechts één etappe op de lange weg naar het kunstenaarschap, dat ook met het behalen van een diploma niet definitief vastligt. Eenzelfde inzicht brengt Hilde Van Pelt ertoe om te pleiten voor kunstonderwijs dat niet vertrekt van het bezitten van kennis, maar van een fundamenteel tekort aan kennis, dat door docent en student gedeeld wordt en hen aanzet tot een gezamenlijke zoektocht. Vilém Flusser – wiens ideeën over kunstonderwijs besproken worden door Marcel René Marburger – bevraagt eveneens het ‘hiërarchisch’ model waarbij kennis van ‘meester’ aan ‘leerling’ wordt doorgegeven. Hij bepleit een dialogisch model waarbij de docent en de student in gelijke mate betrokken zijn in het genereren van inzichten.

‘Wanneer de enkelingen die je zal hebben ‘verbeterd’, eenmaal buiten, wangedrag vertonen, dan zal je denken dat het de ánderen zijn die heropvoeding behoeven. En dat is niet eens zo slecht gedacht.’ Ook de Franse pedagoog Fernand Deligny, de auteur van voorafgaand citaat, ondergraaft de mogelijkheid dat iemand via opvoeding een bepaalde richting kan worden opgestuurd. ‘Het leven heeft nu eenmaal veel meer ervaring dan jij’, luidt een van de andere bedenkingen die hij ons toewerpt in Graine de crapule, een reeks vlijmscherpe stellingen aan het adres van de pedagoog.

Het nummer omvat daarnaast drie bijdragen waarin het actuele institutionele kader van het kunstonderwijs (en de opleiding kunstgeschiedenis) van naderbij wordt bekeken. In een gesprek met Guido Goossens gaat Daniël van der Poel in op de verschillen tussen lesgeven aan een universiteit en aan een academie – in dit geval de Universiteit en de Academie Beeldende Kunsten te Maastricht. Naar aanleiding van het ontslag van Wouter Davidts aan de Vrije Universiteit Amsterdam, gaat hij met deze laatste in gesprek over de problemen in het universitair onderwijs in het algemeen en aan de faculteit Kunstgeschiedenis van de VU in het bijzonder. Tot slot doet Eveline Vanfraussen verslag van het debat over de academisering en de integratie van Sint-Lucas Gent in de KU Leuven, dat op 13 februari 2013 plaatsvond in Gent.