Kleur in het Kwadraat: Lichtprojecties van James Turrell en Amish Quilts
Sinds het grote retrospectief in het Guggenheim Museum te New York in de zomer van 2013 is de Amerikaanse kunstenaar James Turrell (1943) zonder meer beroemd. Turrells oeuvre omvat onder andere lichtinstallaties, bestaande uit sculpturale, geometrische vormen van licht die in een speciaal daarvoor ontworpen architecturale ruimte (doorgaans in een museum) worden geïnstalleerd; daarnaast zijn er de aanzienlijke ‘sky spaces’, vaak in de openbare ruimte, die gebruikmaken van natuurlijke lichtbronnen. Zijn magnum opus is Roden Crater. Dit laatste werk is nog steeds in wording: al sinds 1972 is Turrell deze dode vulkaan in de woestijn van Arizona aan het transformeren tot een enorm observatorium, met maar liefst twintig grote ruimtes verbonden door indrukwekkende gangenstelsels.
De ervaring waar het Turrell in zijn werk om te doen is, beschrijft hij vaak als ‘seeing yourself see’. Turrells ‘materiaal’ is het licht zelf. Er is geen canvas, geen sculptuur in de traditionele betekenis. Hierdoor wordt de ruimte waarin zijn kunstwerken zijn geïnstalleerd (en daarmee het lichaam van de beschouwer in die ruimte) net zo belangrijk als het werk. Op die wijze richt Turrell het oog van de beschouwer niet alleen op wat gezien wordt, maar ook op de act van het zien zelf: het wordt mogelijk om te ‘voelen met de ogen’ (Turrell). Juist door het kaderen van de perceptie van de beschouwer door middel van de architecturale ruimte (die Turrell altijd zelf tot in de kleinste details ontwerpt) en het voorzien van vaak maar één lichtbron in die ruimte, kan er in de ervaring van de beschouwer iets ontstaan dat Turrell een ‘ontgrenzing’ van de (euclidische) ruimte noemt: de dualiteit tussen subject en object, beschouwer en kunstwerk wordt door Turrells interventie tijdelijk opgeheven. In plaats van een sculptuur creëert Turrell aldus een ‘fenomeen’ dat zich voltrekt in wat men een innerlijke ruimte zou kunnen noemen: een ruimte die ontstaat in de ervaring van de beschouwer.
De huidige tentoonstelling Kleur in het Kwadraat: Lichtprojecties van James Turrell & Amish Quilts in De Pont te Tilburg is in dit verband erg interessant: ze plaatst Turrells werk in directe relatie tot de ‘innerlijke ruimte’ die door de modernistisch aandoende eenvoud van een dertigtal amish quilts wordt gecreëerd. Deze quilts werden tussen 1890 en 1930 gemaakt door (voor zover bekend) vrouwelijke amish (een religieuze gemeenschap in Amerika), die drie lappen bestaande stof tot één lap aaneennaaiden. De quilts werden voor allerhande doeleinden gebruikt: als deken, als losse bank- of stoelbekleding, of ze werden – zoals op dit moment in De Pont – aan de muur gehangen als een modernistisch schilderij.
De tentoonstelling in Tilburg werd oorspronkelijk door Angelika Nollert samengesteld voor het Neues Museum (Staatliches Museum für Kunst und Design) te Nürnberg (2014), waar zij tot voor kort directrice was, met als bedoeling een brug te slaan tussen de lichtkunst van Turrell en de religieus geïnspireerde amish quilts. In eerste instantie gebeurt dit vooral door bepaalde formele gelijkenissen: het geometrische design van de amish quilts, met vaak niet meer dan drie of vier verschillende kleuren per quilt, roept soms associaties op met Turrells geometrische beeldtaal. De gelijkenis is het sterkst bij Turrells grafische werken, zoals de reeks Still Light (1990-1991) en het door De Pont nieuw aangekochte Suite from Aten Reign (2014), een serie houtsneden in kleur met reliëfdruk die gebaseerd is op de gigantische lichtinstallatie die Turrell in 2013 voor het Guggenheim (NYC) realiseerde.
Elders in de tentoonstelling is deze formele relatie echter minder duidelijk of zelfs geheel afwezig, zoals bij het werk Magnatron (Tutti Frutti) (1999). Het bestaat uit twee uitnodigende stoelen die voor een schijnbaar lege muur met een kleine vierkante uitsparing zijn geplaatst. Na enige tijd beseft men dat in de opening het licht op subtiele wijze van kleur verandert. Het blijkt de weerschijn te zijn van een televisieserie die buiten het blikveld van de beschouwer wordt afgespeeld.
Ook bij andere werken in de tentoonstelling – het permanent geïnstalleerde Wedgework III (1969/1992), de vroege werken Sloan Red (1968), Raethro Green (1968) en Afrum II Pink (1970) – zijn er weinig formele overeenkomsten te vinden met de quilts. Waar Turrells werken de nadruk leggen op het immateriële van het licht en de continue veranderlijkheid van de perceptie, vallen de amish quilts op door statische composities en trekken ze de aandacht naar de materialiteit van de gebruikte stof, waarbij een weelde aan details zichtbaar wordt: de vrijwel onzichtbare naden tussen de lappen stof; de plant- en bloemmotieven in de gebruikte stof, die je pas op vrij korte afstand kan onderscheiden; en de vergankelijkheid van het materiaal dat, bij meerdere van de oudere quilts (de oudste stamt uit 1885-1890), hier en daar vaal is geworden.
Ondanks deze grote verschillen ontstaat tussen Turrells werk en de amish quilts toch een interessant samenspel, dat verder gaat dan het formele. Bij beide ervaren we iets dat aan de normale perceptie voorbijgaat: in de act van het zien wordt de blik als het ware naar binnen gekeerd, waardoor de ervaring van een innerlijke, spirituele ruimte mogelijk wordt gemaakt. Een voor de hand liggende uitleg van deze verwantschap in de werking van Turrells beeldtaal en die van de amish quilts zou men in Turrells jeugd kunnen zoeken. Turrell groeide namelijk op als Quaker – een religieuze gemeenschap die, hoewel op veel punten totaal verschillend, vaak in één adem met de amish wordt genoemd. Zelf benadrukt Turrell in interviews echter steevast de verschillen tussen zijn kunstwerken en religieuze kunst: het gaat hem altijd om de immanente, en nooit om een transcendente ervaring van een bepaalde ‘verbinding’ tussen mens en universum. Turrell wijst dan ook op het feit dat het sublieme aspect in veel van zijn werken het resultaat is van een – bijna wetenschappelijk – experiment omtrent perceptie en de werking van licht en ruimte.
Het samenspel tussen Turrells werk en de amish quilts kan aldus het beste worden gedefinieerd als een krachtenveld van overeenkomsten en verschillen. Waar het design van de amish quilts zijn oorsprong vindt in de religie, komen de lichtinstallaties van Turrell voort uit de perceptie. Desondanks wordt er een verwantschap voelbaar in de wijze waarop beide een ‘innerlijke ruimte’ openen. Het zichtbaar maken van dit samenspel tussen Turrells werken en de amish quilts is de aanzienlijke verdienste van deze tentoonstelling.
• Kleur in het kwadraat. James Turrell, Lichtprojecties & Amish Quilts, in Museum De Pont, Wilhelminapark 1, 5041 EA Tilburg (013/543.83.00; www.depont.nl).