width and height should be displayed here dynamically

Kunst als politieke verlosser

Over de New World Academy van Jonas Staal

Vroeger was het duidelijk hoe de wereld in elkaar zat. Staatsmannen regeerden nationale staten en gezaghebbende commentatoren voorzagen hun daden van duiding. Zo was decennialang in Nederland wekelijks op de radio de rubriek ‘De toestand in de wereld’ te beluisteren, waarin AVRO-commentator G.B.J. Hiltermann met stentorstem in tien minuten de luisteraar bijpraatte over de toestand in de wereld; een onwrikbare autoriteit met een eenduidig standpunt. Wereld en autoriteit zijn sindsdien sterk veranderd. De wereld is fluïde geworden en de autoriteiten pluralistisch. En in de New World Summit en de New World Academy van activist-kunstenaar Jonas Staal komen duiding en invloed zelfs van onderop! Summit en Academy bieden een ruimte waar de huidige verworpenen der aarde (om met Frantz Fanon te spreken) – zij die door de vigerende politieke ordes worden vervolgd, onderdrukt of anderszins niet erkend – elkaar en zichzelf kunnen leren hoe ‘de toestand in de wereld’ te duiden, en hoe daartegen protest aan te tekenen en verzet te plegen. De New World Academy is dus onverbloemd partijdig: zij kiest partij voor de uitgestotenen en gemarginaliseerden, die zij beoogt te scholen en daarmee – met een al bijna ouderwets woord – te empoweren. In samenkomst, bewustwording en duiding kan kunst een bemiddelende rol spelen, zo veronderstelt Staal, en dat verklaart dat Summit en Academy zich ontplooien onder auspiciën van kunstinstellingen zoals BAK en het Centraal Museum in Utrecht.

In laatstgenoemde instelling liep onlangs de tentoonstelling New World Academy van Jonas Staal af. De tentoonstelling bracht verslag uit van vijf studeersessies die de New World Academy in de periode 2013-2015 organiseerde met evenveel stateloze, politieke organisaties. Het gaat om de Nationale Democratische Beweging van de Filippijnen, een verzameling linkse en ultralinkse verzetsbewegingen tegen de invloed van de VS op de Filippijnse staat; We Are Here, een collectief van vluchtelingen dat burgerschap eist voor al haar leden; de Pirate Parties International, die streeft naar ‘leiderloze’ politiek; de Nationale Bevrijdingsbeweging van Azawad, die een eigen staat opeist binnen het door de Fransen georkestreerde Mali; en de Koerdische Vrouwenbeweging, die net als de PKK strijdt tegen onderdrukking van het Koerdische volk door de Turkse staat, maar tegelijk de idee van een ‘eigen staat’ ziet als een mannelijke, patriarchale constructie en daarom een ‘democratie zonder staat’ ofwel ‘democratisch confederalisme’ verkiest. In vijf minipaviljoens vinden we documentatie, een video, en kunst die in het proces een rol heeft gespeeld; min of meer politiek verwante kunst is ook in een kleine afzonderlijke zaal bij het binnenkomen van de tentoonstelling te bewonderen.

 

Politiek en uitsluiting

Het officiële adagium van New World Academy luidt aldus: ‘New World Academy is een educatief platform dat vertegenwoordigers van stateloze, politieke organisaties uitnodigt om samen met kunstenaars en studenten de rol van kunst in het hart van de politieke strijd te verkennen.’ [1] Deze formulering geeft al aan dat de statelozen en andere verworpenen der aarde voor Staal niet een toevallig of bijkomstig probleem van de (wereld)politiek vormen. Zij bevinden zich ‘in het hart van de politieke strijd’. De statelozen, zoals asielzoekers en andere sans-papiers, vormen Staals belangrijkste politieke actoren. De vijf door Staal uitgenodigde organisaties zijn niet toevallig alle bewegingen die menen dat zij uitgesloten of gemarginaliseerd zijn omdat er iets fundamenteels mis is met de (wereld)politiek waarmee zij te maken hebben. Dat kan bijvoorbeeld gaan om verzet tegen ‘imperialisme’ of tegen autoritaire regeringsvormen, maar ook om een strijd over de voorwaarden om aan politiek te kunnen doen, zoals het recht op burgerschap.

Uitgangspunt voor Staal is dan ook dat politiek uitsluiting impliceert. En inderdaad, het denken over en de praktijk van politiek zijn al vanaf de oude Grieken een kwestie geweest van insluiting en uitsluiting. Anders dan bijvoorbeeld het biologisch bepaalde stamverband moet een politieke gemeenschap zichzelf kunnen bepalen en daarbij behoort zowel feitelijk als normatief de mogelijkheid om te beslissen wie deel uitmaakt van de staat en wie niet. Maar ook tussen de leden onderling bestaan bepaalde vaste verhoudingen. Het oprichten en in stand houden van een politieke gemeenschap impliceert voor de Grieken een orde waarin sommigen als volwaardige burgers, anderen (vrouwen, kinderen, metoiken) als onvolwaardigen en weer anderen als slaven worden aanzien. Plato bijvoorbeeld vindt dit zowel een noodzaak als een kwestie van rechtvaardigheid.

Staals engagement geldt evenwel bepaalde vormen van uitsluiting die specifiek zijn voor de moderne of actuele tijd. Deze vormen van exclusie zijn de uitkomst van een lange geschiedenis van wereldlijke en religieuze rijken en vorstendommen, die coalities vormden en oorlogen voerden. In de negentiende eeuw transformeerden deze tot een systeem van nationale staten, waartussen opnieuw coalities werden gevormd en oorlogen uitbraken. De twintigste eeuw voegde daar nog twee wereldoorlogen aan toe. Een als het ware onbedoeld gevolg daarvan is het ontstaan van de categorie van de vluchteling of stateloze – degene die in de door de oorlogen verschoven geopolitieke machtsbalans buiten de boot valt. Die heeft, volgens de Conventie van Genève, het recht om bij een gemeenschap te horen – het ‘recht om rechten te hebben’, zoals Hannah Arendt, zelf lange tijd stateloos, het treffend uitdrukte. Dat is dus het paradoxale recht om toegang te krijgen tot een gemeenschap die zelf beslist over insluiting en uitsluiting.

Achter deze door de Koude Oorlog geïnspireerde pleister op de wonde van oorlog en imperialisme ligt al lange tijd een heel scala van steden, volkeren, etniciteiten, stammen, religies, talen, regio’s en andere ‘identiteiten’ die zich niet thuis voelen in het staatsverband waarin ze terecht zijn gekomen, of die juist verscheurd zijn geraakt tussen meerdere staatsverbanden. Aan deze vormen van uitsluiting heeft de veiligheidsneurose die sinds 9/11 de globale politieke strategieën aanstuurt, een nieuwe dimensie toegevoegd die resulteert in een nieuwe vorm van uitsluiting. Diegenen die daartegen de strijd aangaan, namelijk tegen het westers imperialisme en kapitalisme dat men erachter vermoedt, vallen nu al snel onder de noemer ‘terroristen’. New World Summit en New World Academy zijn een reactie op deze ontwikkeling. Aan diegenen die op lokaal niveau tegen de nieuwe, als uitsluitend ervaren staatsordes strijden, geven zij een ‘recht op parlement’, om Arendt te parafraseren, en een mogelijkheid tot scholing.

 

‘Democratisme’

Je zou kunnen zeggen dat dit bij uitstek een voorbeeld is van geëngageerde kunst – een vorm van expressie en handelen waarin kunst en politiek niet duidelijk van elkaar te scheiden zijn. En zoals het geëngageerde kunst betaamt, leidt dit tot verdeelde gelederen. In een veelbesproken beschouwing in NRC Handelsblad noemt criticus Hans den Hartog Jager Staals opvatting over kunst en politiek zowel in politiek als in artistiek opzicht marginaal en dus irrelevant. Zulke geëngageerde kunstenaars zijn eigenlijk romantici, meent hij, voor wie kunst voortkomt uit subjectiviteit, en die daardoor tot buitenmaatschappelijke eenlingen worden: wereldvreemd en zonder invloed. [2] Dat is een vreemd argument: voor alle kunst en kunstenaars in de moderne tijd, ongeveer sinds de Franse revolutie dus, geldt dat zij dat element van subjectiviteit in zich dragen. Kunst en kunstenaar krijgen een ‘vrije rol’: zij zijn niet meer gebonden aan de representatie en rechtvaardiging van vaste hiërarchische verhoudingen; die verhoudingen bestaan immers niet meer. In geen enkel opzicht staat dit gegeven van subjectiviteit in een noodzakelijk verband met het verlangen om eenling te zijn of buiten de samenleving te staan. Het is wel een mogelijkheid die door de moderne conditie van het kunstenaarschap wordt geopend; een mogelijkheid die onder meer door de Romantiek is verkend.

Dit is temeer van belang omdat de kunst waar Staal zich mee engageert in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw een ‘interactieve wending’ heeft ondergaan, die een nieuwe kadrering in de vrije subjectiviteit van de kunstenaar aanbrengt. Dat zien we in de interactieve kunst, die de toeschouwer betrekt bij het kunstwerk en de ‘verwerkelijking’ daarvan. Tegelijk worden ook maatschappelijke instituties interactief: instituties komen in dienst te staan van de burger, en de burger wordt op zijn beurt actief in het verwerkelijken van de maatschappelijke doelstellingen die de instituties uitdragen. [3]

Door een historische samenloop van omstandigheden wordt deze opkomende interactiviteit ervaren als ‘links’: participatie en inspraak staan ten dienste van het linkse project van welzijn en emancipatie. Maar de mondige, participerende burger wordt al in de jaren tachtig, met de opkomst van het liberalisme, net zo goed ‘rechts’. Op individueel niveau transformeert de voormalige linkse andragoloog tot rechtse organisatieadviseur; op maatschappelijk niveau wordt sociaal welzijn omgekat tot ‘human resource’; in de politiek wordt linkse individuele ontplooiing herbenoemd als liberale zelfredzaamheid. Politiek wordt zo steeds minder een kwestie van ‘links’ en ‘rechts’, en meer een kwestie van zelfredzame individuen tegen de achtergrond van ‘bestuur’ – of in termen van de filosoof Michel Foucault: gouvernementaliteit. Met die term duidde Foucault een ontwikkeling aan waarbij burgers steeds meer instrumenten van bestuur worden. De cultuursocioloog Christopher Lasch omschreef dezelfde ontwikkeling eind jaren zeventig als ‘een cultuur van narcisme’, waarbij burgers de maatschappelijke instituties verantwoordelijk gaan stellen voor de vervulling van hun private eisen en verlangens.

Vanaf de paarse jaren negentig is – in ieder geval een deel van de – kunst ook een rol gaan spelen in dit nieuwe paradigma. Om de interactieve mix van bestuurders, uitvoerders (bijvoorbeeld in de woningbouw), instituties en particulieren niet vast te laten lopen in hun onderhandelingshuishouding, wordt een kunstenaar toegevoegd aan de mix. Die kunstenaar staat – anders dan Den Hartog Jager suggereert – juist midden in het veld van samenleving en bestuur. Of zijn toevoeging ‘links’ is, staat te bezien. Het gaat in de eerste plaats om een bijdrage van de kunst aan het project om de samenleving en haar instituties aan te laten sluiten bij de wensen en eisen van de mondige burger.

Staal zelf noemt dit bestuursproject met een niet heel gelukkige term ‘democratisme’ – volgens hem een woord dat ooit door een Japanse vertaler noodgedwongen bedacht werd toen er geen Japans equivalent van ‘democracy’ bleek te bestaan. [4] Maar het inzicht dat democratie een vorm van ideologie is bestaat al veel langer, ook in het Westen zelf; democratie is net zozeer als bijvoorbeeld liberalisme, socialisme en nationalisme een van de ‘ismes’ die ontstonden toen de moderne westerse wereld ergens begin negentiende eeuw afscheid nam van de idee dat wereld en samenleving een eenheid kenden die op metafysisch, transcendent niveau zou zijn gegarandeerd. Het is adequater om te zeggen dat ‘democratisme’ de vorm is die democratie aanneemt wanneer die wordt geannexeerd door het interactieve bestuursproject. Kunst is volgens Staal tegenwoordig weinig meer dan het propagandamiddel van dit project.

 

De ‘uitlijving’ van de kunst

Als kunst en wetenschap inderdaad zijn ingelijfd in het interactieve bestuursproject, dan is de vraag hoe je die weer kunt ‘uitlijven’. Een goede vraag voor curatoren, museumdirecteuren en wetenschappers, en hierop gaat Staal in zijn essay Post-propaganda uitgebreid in. Maar wat Staal primair bezighoudt, is de complementaire vraag hoe je kunst kunt gebruiken als middel, of medium, om de inlijvende structuren en vormen van de dominante politieke orde open te breken. In dat opzicht – maar misschien alleen daarin – is hij geïnteresseerd in kunst in de meer traditionele zin, namelijk als producent van ‘nieuwe, onverwachte beelden, inzichten, ideeën en emoties waarvoor binnen de overige maatschappelijke modellen geen plaats is’. [5] Het over landsgrenzen heen samenbrengen van statelozen in een parlement of academie kan zeker onder die formulering worden begrepen.

De volgende vraag is wat er dan in parlement of academie wordt geleerd en ontwikkeld. De tentoonstelling in het Centraal Museum maakt ons daarover niet veel wijzer; de schaarse documentatie kunnen we net zo goed of beter thuis vanachter de computer raadplegen, en de kunstwerken die het geheel omlijsten voegen heel weinig toe. Een antwoord is eerder te vinden in de vijf readers die bij de vijf onderwerpen/groepen zijn verschenen, en samen zo’n 800 pagina’s tellen – een lengte die zowel academisch als parlementair passend genoemd kan worden. Ik had niet de gelegenheid om alle readers door te lezen – wie heeft dat wel, vraag je je af – maar in Reader#5: Stateless Democracy blijkt het politieke antwoord te bestaan uit het ‘democratisch confederalisme’ van PKK-oprichter Abdullah Öcalan. Dit is democratisch zelfbestuur ‘zonder staat’. Öcalan ziet de natiestaat als wezenlijk militair en patriarchaal. [6] Eigenlijk verwijzen deze beide karakteriseringen naar de tendens die volgens Öcalan natiestaten kenmerkt om het waardevolle republikeinse principe van weerbaarheid en self-reliance in te vullen naar het model van het autoritaire gezin, met het leger als patriarch. Voor Turkije is dat nog niet zo’n slechte typering. Deels evenmin voor de Verenigde Staten trouwens – die overigens destijds ook bijna confederaal waren opgezet, in plaats van federaal – maar tegelijkertijd bestaan uitgerekend daar allerlei gewapende rechts-radicale groeperingen die juist vanwege principes van weerbaarheid en self-reliance net als Öcalan iedere staatsbemoeienis voor fascistisch verklaren.

Zulke groeperingen zijn dan weer niet uitgenodigd om deel te nemen aan de New World Academy – ik weet eigenlijk niet of zij ook op Obama’s no-fly lists staan. Betekent het weren van expliciet rechtse organisaties – zoals de Amerikaanse rechts-radicalen – dat Staals project links is? Niet noodzakelijk, zou je zeggen als je kijkt naar het ‘sociaal contract’, afgedrukt in Reader#5, dat de PKK ten grondslag heeft gelegd aan de drie kantons van het Rojava-gebied (West-Koerdistan, vanuit Koerdisch perspectief). De rousseauiaans-republikeinse uitgangspunten daarvan, ontleend aan het gedachtegoed van Öcalan en de Amerikaanse ecoloog en anarchist Murray Bookchin, zijn niet speciaal links te noemen. En waarom zou dat ook per se moeten? Bemoeienis van kunst met politiek is prikkelender en waardevoller wanneer die ideologisch niet eenduidig is. [7]

 

Niet links of rechts

Maar kunst lijkt ook voor Staal zélf niet links of rechts. Het maakt hem niet zozeer uit wat kunst is en of die een eigen rol heeft. Voorbij die vraag – in Staals termen ‘post-propaganda’ – zoekt hij naar ‘interpretatiemogelijkheden’ van de kunstenaar in ‘de allianties die hij aangaat met de politiek’. [8] Voor Staal is kunst een metoniem voor het ruimtelijke of ideologische arrangement dat burgers helpt hun onderlinge verhoudingen vorm te geven. Zoals voor Socrates filosofie een verloskundige functie had – het articuleren van impliciete kennis – zo heeft kunst voor Staal de vergelijkbare functie om nieuwe politieke vormen ter wereld te helpen brengen. De weerstand tegen zulke nieuwe vormen komt naar zijn opvatting bij uitstek van ‘de staat’, wat zo een al te generieke verzamelnaam wordt voor alle disciplinerende en beperkende machten. In zijn tekst Post-propaganda uit 2009 betoogt Staal dat het democratisme eist dat kunst zich bekommert om het morele welzijn van de staat en daarom net als het nazisme destijds bepaalde regime-onvriendelijke kunst uitsluit als entartet. [9] Hij toont een niet erg originele voorkeur om elke veronderstelde totalitaire – democratistische – tendens toe te schrijven aan ‘de staat’. Te pas en te onpas lezen we over ‘het geweld van de staat’, of ‘de cyclus van geweld inherent aan de idee van de staat zelf’. [10] Tegelijk wekt dit retorisch de indruk dat er ‘los van’ de staat geen of minder geweld is. Verzet tegen de staat is goed, en sterker nog: echte democratie – geen democratisme dus – is staatloos. ‘De staat’ wordt zo tot een boeman die een meer gedifferentieerde analyse van de dialectiek van politiek, kapitalisme en samenleving in de weg staat.

Deelnemers aan de New World Summit en de New World Academy hebben ongetwijfeld allen te lijden onder uitsluiting, vervolging of uitstoting door een staat. Dat is wat ze samenbrengt. Maar rechtvaardigt dat de conclusie dat een goede politieke orde staatloos is – of zelfs maar kan zijn? Soms lijkt dat een goed idee, zoals in het geval van het democratisch confederalisme van Öcalan, dat in de drie Rojava-kantons in de praktijk wordt gebracht. David Graeber, de sympathieke huisanarchist van de London School of Economics, was tien dagen in Cizîre, een van de drie Rojava-kantons, en verzekert in Reader#5 dat daar inderdaad democratisch zelfbestuur heerst, onder moeilijke omstandigheden, en beslist geen autoritair stalinisme, zoals veel anarchisten uit onwetendheid of onmin beweren. [11] Prima, maar daarom is de afwezigheid van een staat nog niet het medicijn voor alle politieke kwalen.

Het democratisch confederalisme lijkt ook onderschreven te worden door Staal zelf, maar toch kan het niet de bedoeling zijn van de New World Academy om andere deelnemers, in andere situaties op andere plekken ter wereld, met deze visie te laten instemmen. De Piratenpartij houdt er bijvoorbeeld ook andere opvattingen op na. Als Staal tegen hun woordvoerder Dirk Poot zegt: ‘Een piraat is stateloos – beschouw je de Piratenpartij ook als een stateloze politieke beweging?’, dan antwoordt deze: ‘Interessant, maar wij zijn niet noodzakelijk een stateloze beweging, eerder een internationale – de multinationals die wij bestrijden, die zijn stateloos.’ Verder zijn de piraten dan weer voorstander van ‘vloeibare democratie’, dat wil zeggen een soort continu volksreferendum via internet. ‘De enige reden waarom we een representatieve democratie hebben, ligt in technische beperkingen.’ [12] Waarom nog een postkoets als je ook e-mail hebt? Deze technologische drive lijkt me weer niet wat er in Rojava aanwezig of nodig is. En in een lezing voor de ‘2012 New World Summit’ in Leiden zegt Staal zelf ook met zoveel woorden dat de deelnemers aan de Summit ‘over het breedst mogelijke ideologische spectrum verspreid zijn’ en soms zelfs ‘elkaar meer bevechten dan de overheden die hen op de zwarte lijst hebben gezet’.

Wat alle bewegingen allicht wél nodig hebben, is iets of iemand die het zich losmaken van een staat en het zoeken naar een nieuwe, geschikte vorm van politiek zelfbestuur mogelijk maakt door voor de tussentijd – tussen oude en nieuwe staat – een stimulerend decor in te richten. Zo’n rol voor de kunst is ook vervat in de omschrijving die de Filippijnse activisten geven aan de activiteit van de kunstenaar als ‘cultureel werker’: een educator, agitator en organisator die het symbolische universum van de niet-erkende staat ten tonele voert [enacts and performs]. [13] Dat lijkt me de eigenlijke rol van Staal. Politiek ‘radicaal’ is die rol niet, want ze wordt vooral binnen de kaders van kunstinstellingen vertolkt en kunst kan in principe een waaier aan politieke doelen dienen. Maar zij is wel principieel dienstbaar aan de strijd van de statelozen, en dat is naar mijn idee de enige rol die Staal werkelijk ambieert.

 

Noten

1 Zo stond het op de hand-outs bij de tentoonstelling in het Centraal Museum.

2 In NRC Handelsblad van 18 september 2014.

3 Zie verder over deze materie: Gijs van Oenen, Nu even niet! Over de interpassieve samenleving, Amsterdam, Van Gennep, 2011, p. 80 e.v.

4 Zie bijvoorbeeld: Jonas Staal, Post-propaganda, Amsterdam, Fonds KKVB, 2009, p. 69.

5 De definitie die door Den Hartog Jager wordt gegeven.

6 Reader #5: Stateless Democracy, Utrecht, BAK Utrecht, 2015, pp. 18, 102.

7 Opnieuw een observatie van Den Hartog Jager in het geciteerde artikel uit NRC Handelsblad, op. cit. (noot 2).

8 Staal, op. cit. (noot 4), p. 84.

9 Ibid., pp. 69-73

10 Jonas Staal, To Make a World, part II: The art of making a state, in E-flux journal #60, december 2014, p. 12.

11 ‘No. This is a genuine revolution.’ David Graeber interviewed by Pinar Öğünç, in Reader #5: Stateless Democracy, pp. 195-208.

12 Reader #3: Leaderless politics, Utrecht, BAK Utrecht, 2013, p. 134.

13 Reader #1: Towards a people’s culture, Utrecht, BAK Utrecht 2013, p. 16.

 

Jonas Staal, New World Academy, 10 april – 21 juni 2015, Agnietenstraat 1, 3512 XA Utrecht (030/236.23.62; centraalmuseum.nl).