width and height should be displayed here dynamically

Kunst en cultuur in een provinciestad

Over de tentoonstelling Kunst en Maatschappij

Van 1 tot 10 juli nodigde het Turnhouts cultureel centrum de Warande 19 kunstenaars uit zich te verdiepen in de lokale context. Van 10 juli tot 30 augustus werden hun bevindingen, ontmoetingen en ervaringen aldaar, vertaald in plastisch werk, tentoongesteld in en rond het cultureel centrum. Als rode draad doorheen het gehele project gold de niet nader gedefinieerde en al te ruim interpreteerbare hoofding ‘Kunst en maatschappij’.

Vanaf de vroege jaren ’70 schoten gloednieuwe culturele centra als paddestoelen uit de Vlaamse grond. Tegenover de sterk versnipperde en verzuilde burgerzaaltjes wilde de overheid een moderne, multifunctionele infrastructuur ter beschikking van de burger stellen. Deze centra moesten het cultureel aanbod voor de gehele streek, zoals theater, muziek, tentoonstellingen, voordrachten en allerlei ander socio-cultureel werk in één enkele behuizing waarborgen ter algemene opvoeding van alle burgers. Een hoog gegrepen opdracht, die in de loop der tijd echter vaak naar de achtergrond van lokale besognes verzeild raakte. Zeker wat de plastische kunsten betreft is het aanbod in de Vlaamse culturele centra bedroevend. Veelal beperkt men zich tot louter receptieve oplossingen: men nodigt één of andere galerie uit, of men presenteert – vaak op onzorgvuldige wijze – het werk van een nauwelijks van het lokale muurbehang te onderscheiden kunstenaar. Is dit te wijten aan de onbevoegdheid en onwil van het leidinggevend personeel in kwestie, of aan de desinteresse van de bevolking voor zinvolle initiatieven? Zeker is dat een cultureel centrum nog steeds een grote educatieve rol te vervullen heeft. De Warande in Turnhout is één van de uitzonderingen die deze opdracht naar best vermogen tracht in te vullen.

Wat is kunst?

Een van de ambities van de organisatoren van “Kunst en maatschappij” bestond erin een dialoog op gang te brengen tussen de door hen uitgenodigde kunstenaars en de plaatselijke bevolking. Deze dialoog bleef in de praktijk echter beperkt tot eerder krampachtige vraagstellingen en een recht op antwoord vanwege de bezoeker van sommige projecten.

In de traditie van reportage-journalisten verkenden Johan Rottiers en Georges Uittenhout de stad volgens een welomlijnd raster, waarbij ze op op voorhand bepaalde punten een video-camera 360° lieten spinnen, omstaanders de vraag ‘Wat is kunst ?’ voorschotelden, hun antwoord en eventueel gekoesterd object registreerden. Het geheel, werkmiddelen en -resultaten, werd uiteindelijk in de Warande gepresenteerd. Anne Boons ging gelijkaardig te werk, al kregen haar werkzaamheden een economische ondertoon. Bij interimbureaus solliciteerde ze naar werk als kunstenares. Voorts bood ze mapjes aan die onder andere haar c.v. bevatten. Olivier Nourisson speelde een medium: een prikbord met foto’s en tekst staafde zijn contacten met buitenaardse wezens, die in 2007 een monument in Turnhout zullen oprichten. Met dit soort projecten rijst de vraag of de kunstenaars in kwestie geen misbruik maken van hun positie. De door de kunstenaars gehanteerde “candid camera” en aanverwante technieken brengen hen gevaarlijk dicht in de buurt van betweterij en moralisme, zelfs spot ten opzichte van de onwetendheid van geïnterviewden. Heeft het zin om voor een artistieke job te gaan solliciteren in een interimbureau, buitenstaanders te vragen wat kunst is, als zelfs een goedgevulde bibliotheek het antwoord bijster zal blijven? Boeiender waren deze projecten die zulke voetzoekers uit de weg gingen.

M.B.

Daniel Dewaele stipte bij de start van zijn werkzaamheden aan dat hij in Turnhout naar belangrijke mensen uitzag. De portretten van zulke mensen werden in de afrastering van de taverne van het cultureel centrum ingepast. Fiere, olijke, zelfverzekerde en noeste hoofden, waarschijnlijk arbeiders van de plaatselijke technische dienst. Binnen plaatste hij een schop tegen de muur, waarachter een vertikale kolom met een indrukwekkende lijst landen met een cijfer dat waarschijnlijk het aantal inwijkelingen in Turnhout aangaf. Jürgen Olbrich illustreerde voor de inwoners gevat de relativiteit van het tijdsbegrip en feiten doorheen de geschiedenis; een grijze, karakterloze sokkel presenteerde zes rijen gekleurde houten mannetjes, die op hun beurt een tweede gelijkaardige sokkel schraagden. Het heden eventjes uitgelicht tussen blokken onbekend verleden en toekomst. Elders installeerde hij een klok ontdaan van zijn wijzers, met het onderschrift ‘Only life is going’. Andreas Seltzer tekende met speelkaarten – één van de industriële troeven van Turnhout – het organisch gegroeide stadsplan uit, terwijl iets verder Karen Lancel een aantal terrasstoeltjes van een knus kussentje voorzag, dat bedrukt was met commentaar van inwoners ten aanzien van hun stad.

Op deze manier kabbelde de tentoonstelling rustig en gezapig verder. Tenslotte kon enkel Club Moral nog enig soelaas bieden. Annemie Van Kerckhoven kuierde gedurende een week rustig doorheenTurnhout. Het historisch nalatenschap van de stad, haar beelden en toenmalig levend cultuurgoed wist zij te herwerken in een parcours, dat men ongemoeid en zonder dwingende hand kon herbezoeken. Een museum in miniatuur van een verleden, waarvan we de betekenissen niet meer beleven. Van Kerckhoven trachtte op een persoonlijke manier een band met het verleden aan te halen, waarbij ze tevens haar werk rechtvaardigt als een mogelijkheid om inzicht en een kritisch alternatief aan het publiek te verschaffen. Met twee beelden zorgde Danny Devos voor de echte hoogtepunten in de tentoonstelling. Devos profileert zich reeds jaren als de kunstenaar die de positie, het werk en de situatie van de kunstenaar vergelijkt met die van de psychopaat-misdadiger. Ook de kunstenaar wordt tegen wil en dank in een maatschappelijk keurslijf van ethiek en gedragspatronen gedwongen. Lukt hem dit niet en wordt hij op misstappen betrapt, dan wordt hij gedetineerd ter bescherming van de samenleving. Devos speurt naar de drijfveren van massa- en seriemoordenaars, menselijke drama’s en dergelijke, en vergelijkt ze met zijn situatie. In Turnhout stootte hij op een zekere M.B. (!), opgesloten in de gevangenis (die achter het cultureel centrum gelegen is). Wegens omstandigheden werd hem echter een ontmoeting met deze gevangene ontzegd vanwege de gevangenisdirectie, waardoor ook Devos zich in zijn vrijheid belemmerd zag. Enkel telefoongesprekken en briefwisseling werden toegelaten. De gehele situatie dwong Devos tot de volgende beslissing. Hij beschilderde twee doeken met de gerasterde portretten van hemzelf en M.B. in blauw en geel. Deze hing hij naast elkaar aan de achterkant van de Warande, net tegenover de gevangenis vanwaaruit de gevangene het kon bekijken. Gedurende de gehele duur van de tentoonstelling zagen deze portretten uit naar een eventuele ontmoeting. Bovendien oogt het cultureel centrum net op de plaats waar de portretten hingen als een gesloten vesting, met als grappig detail een brandladder net naast de portretten.

Op het uiterste punt van de luifel boven de ingang van de Warande plaatste Devos een ruwhouten troon. Men mocht er gerust op gaan zitten als dit duivels meubel de bezoeker kon verleiden. Doch enige details wekten enigszins wantrouwen op, zoals twee kleine ornamentele “hoorntjes” op de hoge rugleuning, het ongemeen lage zitvlak en uiteraard het materiaal.

Alle deelnemende kunstenaars werden gevraagd om gedurende de tiendaagse voorbereiding dagelijks een blad te leveren met een neerslag van hun activiteiten. Dit geheel werd dan gebundeld tot een logboek, waarin de bezoekers verondersteld worden het wordingsproces van de kunstwerken te kunnen ontwarren. In zoverre dat dit al kan, is het toch verwonderlijk dat men teksten van de buitenlandse kunstenaars niet naar het nederlands vertaalde, zelfs indien dit tot een door de tentoonstellingsmakers aangevoerde accentverschuiving in betekenis zou leiden. Door hun specifiek op Turnhout geënte projecten te betrekken op de architectuur van de Warande hebben mijn inziens Dewaele, Devos en Van Kerckhoven de relatie kunst en maatschappij zinnig kunnen invullen. Ondanks de beste bedoelingen vingen de tentoonstellingsmakers bij de andere kunstenaars wel wat bot met dit project. Misschien had een betere omschrijving van het tentoonstellingsconcept en de uitwerking ervan daaraan wat kunnen verhelpen.

“Kunst en maatschappij” was een organisatie van de Warande, Warandestraat 42, 2300 Turnhout, 014/41.94.94. Johan Rottiers stelt van 22 oktober tot 14 november tentoon in de Antwerpse galerie Parbleu, Verbrande Entrepotstraat 9, 2000 Antwerpen, 03/238.36.92. Samen met Linda Pollack werkt Anne Boons voor galerie Morguen het project BEAU-LIEU uit. Van 14 september tot 30 oktober te bekijken in Ruimte Morguen, Waalse Kaai 21-22, 2000 Antwerpen, 03/248.08.45. Anne Boons participeert ook aan het Nederlandse project “Estafette ’93″. Meer informatie: Stichting Trechter 5, Oude Rijksweg 4, 4472 AG ’s-Heer Hendrikskinderen, Nederland, 00/31/1100-12227.