width and height should be displayed here dynamically

Kurt Schwitters en de avant-garde

Op het eerste gezicht biedt de tentoonstelling in Boijmans Van Beuningen een conventioneel overzicht in chronologische volgorde van het oeuvre van Kurt Schwitters. In vijftien staties passeren Schwitters’ leven en werk de revue. Het begint met: “Kurt Schwitters is enig kind. Zijn ouders hebben een goedlopende damesmodezaak en wat onroerend goed.” – En het eindigt: “Maar zijn lichaam wil niet meer. Kurt Merz Schwitters sterft op 8 januari 1948 aan een hartaanval.” Hiertussen ontwikkelt hij zich van brave leerling aan de kunstacademie en avant-gardistische bekeerling bij Der Sturm tot dadaïst, constructivistisch kunstenaar, vormgever en typograaf, die uiteindelijk als ‘ontaard kunstenaar’ uit Duitsland vlucht naar zijn favoriete vakantieland Noorwegen en van daaruit naar Engeland, waar hij in Ambleside sterft.

De tentoonstelling toont echter ook een groot aantal Europese mede-avant-gardisten, die niet alleen vergelijkbaar werk produceerden, maar ook met Schwitters samenwerkten, zoals Hans Arp, Lajos d’Ébneth, Naum Gabo, Hannah Höch, Barbara Hepworth, Ben Nicholson, Roland Penrose, E.L.T. Mesens, Piet Mondriaan, Thijs Rinsema, László Moholy-Nagy, Raoul Hausmann en Theo van Doesburg. Schwitters zette samen met deze bevriende kunstenaars de koers van de constructivistische avant-garde uit. Toch verkoos hij systematisch niet onder hun labels te opereren. Hij bedacht al vroeg, in 1919, een handelsmerk voor zijn werk – ‘Merz’ – en daar hield hij tot zijn dood aan vast. Merz toont zich als een uniek privéproject. Schwitters maakte Merzschilderijen, Merzcollages, Merzbeelden, Merztheater, schreef Merzgedichten, Merzverhalen en Merzmanifesten, organiseerde ook Merzavonden en ontwierp Merzreclame, richtte in zijn huis in Hannover, later ook in Noorwegen en Engeland, ruimtes in die hij Merzbau noemde.

Afwezig op de tentoonstelling is de Japanse ‘constructionist’ Tomoyoshi Muruyama, die jaren in Berlijn woonde alvorens in Tokio de Mavogroep op te richten. In een panorama van de historische avant-garde uit 1925,Kunst-Ismen, samengesteld door Schwitters’ vrienden El Lissitzky en Hans Arp, figureert hij als ‘Merzkunstenaar’ – en gelet op de manier waarop Muruyama net als Schwitters zijn schilderijen spijkerde, niet geheel onterecht.

In het verleden werd Schwitters nogal eens als geniale Eigenbrödler uit de provincie voorgesteld, een groot kunstenaar die de pech had om in Hannover te wonen en daardoor een randfiguur bleef. Hij was in vele disciplines thuis, maakte fantastische collages, verzorgde als grafisch ontwerper en typograaf de moderne huisstijl van de stad Hannover. Deze tentoonstelling bevestigt de uniciteit van Merz, maar toont Schwitters tegelijk als ‘netwerker’, zoals het in het persbericht heet, die een centrale rol in de kringen van de constructivistische avant-garde speelde. Ze “laat zien dat Merz bij geen enkele kunstrichting hoort”, merken de samenstellers op. Maar ze voegen er meteen aan toe, in een wending die Schwitters ongetwijfeld had kunnen waarderen, “dat er zonder vrienden uit diverse stromingen misschien wel helemaal geen Merz was geweest”.

Het artistieke netwerk van Schwitters is te reconstrueren op basis van de adres- en notitieboekjes die enige tijd terug, bij het overdragen van zijn nalatenschap aan de stad Hannover en het Sprengelmuseum, werden teruggevonden. Onder de noemer ‘Merzgebieden’ had Schwitters zijn contacten volgens verschillende windrichtingen in aparte boekjes ondergebracht en op die wijze Europa in verschillende zones ingedeeld. Naast gegevens over lokale kunstenaars, galeries, tijdschriften en verenigingen bevatten de boekjes ook adressen van cafés en hotels. Ze ogen, volgekrabbeld en versleten, niet echt spectaculair, maar ze bieden op de tentoonstelling wel het kader voor een zeer aanschouwelijke presentatie van het netwerk van het transnationale constructivisme in de jaren ’20 en ’30, met uitlopers naar dada, het surrealisme en functionalisme.

In de presentatie van Schwitters’ oeuvre ligt de nadruk op het constructivisme, maar ook op dada. Dat ligt voor de hand. Schwitters’ naam is in Nederland immers vooral verbonden met dada. In 1923 hield hij samen met Theo en Nelly van Doesburg en Vilmos Huszár de zogeheten ‘dada-veldtocht’, een tournee langs Nederlandse theaters. Hij deed tijdens deze ‘dada-avonden’ hele zalen uit het dak gaan.

Samengevat toont de tentoonstelling aan dat Schwitters, al was hij in de eerste en laatste plaats Merz, onbetwistbaar toch vooral constructivist en dadaïst met constructivistische tendens was – ‘monstructivist’, zoals hij het zelf bij gelegenheid noemde.

Door de nadruk op Schwitters’ rol in de constructivistische avant-garde, is er één onderdeel van zijn oeuvre dat verhoudingsgewijs povertjes uit de verf komt: zijn ‘naturalistische’ schilderijen, aquarellen en tekeningen. Het gaat dan om de soms interessante, maar vaak toch hopeloos kitscherige landschapjes, grotendeels geschilderd in  Noorwegen, die vooral geschikt zijn voor de toeristenmarkt, en om de al evenzeer weinig originele ‘portretten-in-opdracht’. Bij een hausse aan Schwitterstentoonstellingen vanuit een postmodern perspectief, zo’n tien jaar geleden, gooiden ze hoge ogen. De realistische kitsch diende als contrapunt voor het serieuze avant-gardisme, wat best aansloot bij de buitengewoon zelf-ironische Schwitters.

Maar het postmoderne fin de siècle is verleden tijd en dat blijkt ook uit de blik op Schwitters. Hij is weer gewoon “lid van de moderne avant-garde”, zoals het in de eerste begeleidende zin van de tentoonstelling heet. En het kitscherige deel van het oeuvre ontbreekt vrijwel volledig. Slechts één portret is in de catalogus terug te vinden – en dat bij de documenten, niet bij de kunstwerken.

Dit gebrek – als het al een gebrek is – wordt meer dan goedgemaakt met een reconstructie van de Merzbau uit Schwitters’ woning aan de Waldhausenstrasse in Hannover. Dit bouwsel werd samen met Schwitters’ huis in 1943 bij een bombardement verwoest. De reconstructie is volledig in het wit uitgevoerd en lijkt met haar vele nissen, holen, gangetjes, trapjes en doorkijkjes op een kruising van een surreële ijsgrot, de decors van Dr. Caligari en een miniatuurpoging tot constructivistische bouwkundige rechtlijnigheid. Daarmee vat het bouwsel ook Schwitters’ ontwikkeling als avant-gardist samen, zoals die op de tentoonstelling te zien is, en vormt deMerzbau het grand dessert van een bijzonder geslaagde tentoonstelling.

 

• Kurt Schwitters en de avant-garde tot 28 mei in Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18-20, 3051 CX Rotterdam (010/44.19.543; www.boijmans.nl).