width and height should be displayed here dynamically

Liefde voor architectuur

De uitbreiding van Z33 door Francesca Torzo

Elk nieuw gebouw is een gebeurtenis, maar de uitbreiding van Z33 in Hasselt, ontworpen door de Italiaanse architect Francesca Torzo, gaat met grootse verwachtingen gepaard. Het is al een understatement van formaat om te beweren dat de nieuwe vleugel van het Limburgse centrum voor hedendaagse kunst, design en architectuur louter is ontworpen door Torzo, aangezien zij zich niet beperkt heeft tot het maken van plannen of tekeningen. Meer nog: het lijkt alsof ze de arbeidsdeling tussen ontwerpen en bouwen – in de vijftiende eeuw tot stand gekomen, samen met het beroep van architect zoals we dat vandaag kennen – ongedaan heeft willen maken. Torzo bleef in de hoogst mogelijke mate betrokken bij het maak- en constructieproces, dat acht jaar heeft geduurd, en waarvan de voltooiing verschillende keren is uitgesteld. Nu Z33, met een allerlaatste vertraging van drie maanden door de coronacrisis, de deuren voor het publiek opende op 21 mei, wordt het mogelijk om de eigenschappen van dit uitzonderlijke en precieuze gebouw naar waarde te schatten. De belangrijkste van die eigenschappen ligt zonder twijfel in de totstandkoming van deze architectuur – en dus in het langdurige, harde en intensieve werk van Torzo, dat een haast ritueel karakter heeft verworven. De identificatie tussen architect en gebouw was en is totaal; in elke presentatie staat die formidabele inzet voorop.

In 2012 organiseerde Z33 een wedstrijd voor de uitbreiding van het bestaande tentoonstellingsgebouw uit 1958. Naast Torzo namen Jun’ya Ishigami, SO-IL, architecten de vylder vinck taillieu en Xaveer De Geyter Architecten aan de prijsvraag deel. Het winnende voorstel was het meest contextueel, en reageerde nadrukkelijk op het stadsweefsel door schaal en bouwmaterialen uit de omgeving over te nemen. Torzo stelde een tegenhanger voor van het bestaande gebouw – in een video die in Z33 te zien is, noemt ze het een ‘vrouwelijke’ versie van de ‘mannelijke’ vleugel uit ’58. Tegelijkertijd respecteerde ze het intieme en historische karakter van de plek: Z33 maakt deel uit van een voormalig begijnhof uit de achttiende eeuw, waarmee het een ommuurde tuin deelt. Langs de straatkant plaatste Torzo een gesloten muur, meer dan elf meter hoog en bijna vijftig meter lang; achter die muur volgt een sequentie van ruimtes met zeer uiteenlopende dimensies en eigenschappen, met af en toe uitzicht op enkele (voor de bezoeker ontoegankelijke) buitenruimtes. Zoals Jan Boelen, directeur van Z33 tot 2019, het uitdrukte in De Standaard daags na de architectuurwedstrijd: ‘Torzo behoudt de geslotenheid van de site van het begijnhof. Het concept groeide vanuit de uiteenlopende sferen in de ruimtes. Die zijn verre van neutraal. Zo biedt de architectuur een onvoorzien patroon aan functies. Het concept is gevoelig, subtiel en tactiel.’

Om recht te doen aan dat concept, en om het in realiteit om te zetten, detailleerde Torzo het project in vele handgemaakte, uiterst precieze tekeningen, en investeerde ze in de weergave van het toekomstige gebouw. Met het oog op de wedstrijd bouwde ze een schaalmodel, meer dan een meter hoog, van de hal en de aangrenzende ruimtes, wat haar toeliet om realistische foto’s en films te maken. Op de architectuurbiënnale van Venetië in 2018, getiteld Freespace en gecureerd door Yvonne Farrell en Shelley McNamara, toonde Torzo een ‘weefmodel’, een maquette waarin de muren, op dat moment in opbouw, werden aangegeven met rode en blauwe draad – een letterlijke weergave in textiel van het tectonische karakter van het toekomstige gebouw. Foto’s van het vorige model werden eveneens getoond, net als – op een haast sacraal belichte piedestal – de stenen en tegels die op de werf werden gebruikt. Minstens even belangrijk was het feit dat Torzo haar werk in Venetië presenteerde als een samenwerking met uiteenlopende partners, zoals het team van Z33, de Deense steenbakkerij Petersen Tegl, de Italiaanse ingenieur Luca Priori en de Belgische aannemer Houben.

De keuze voor Houben werd trouwens gemaakt na aanslepende onderhandelingen, zoals door Pieter T’Jonck vorig jaar uiteengezet in een artikel in A+. Na de eerste aanbesteding bleek zelfs de laagste bieder het voorziene bouwbudget van zes miljoen euro met één miljoen te overschreiden. Torzo nam daar geen genoegen mee: ze onderzocht de voorstellen en ontdekte fouten en misverstanden, en besloot om zelf onderhandelingen op te starten met alle kandidaat-aannemers. Dit liet haar toe om hun kwaliteiten beter te leren kennen, maar ze kon ook, samen met de aannemers, alternatieven uitwerken om de prijs te drukken. De officiële bouwheer van de uitbreiding van Z33, de provincie Limburg, werd ongedurig, en organiseerde een nieuwe aanbesteding, zonder overleg met Torzo. De uitkomst van die tweede aanbesteding bleek echter samen te vallen met de keuze die zij ondertussen had gemaakt op basis van de gesprekken. Vervolgens ging ze nog een stap verder: ze eiste twee werfverantwoordelijken in plaats van één, en vroeg aan de aannemer om mock-ups te maken, uitvergrote bouwdetails die de werklui tot voorbeeld konden dienen.

Het meest zichtbare en expliciete resultaat van de nauwe samenwerking die tot stand kwam, is de opus reticulatum van de gevel, een techniek die door de Romeinen werd ontwikkeld: ruitvormige paarsrode tegels worden aangewend om de gevels te bekleden. Die uitvoering werd een project op zichzelf, aangezien er bijzondere aandacht besteed moet worden aan de samenstelling van de metselspecie, de uitzetvoegen en de muurwapening. Een minder zichtbaar maar niet minder belangrijk onderdeel betrof het ontwerp en de constructie van een speciale branddeur, die voorafgaandelijk aan de installatie goedgekeurd moest worden.

Het resultaat van deze enorme investering van tijd en energie – tijdens de acht jaar van het bouwproces was de uitbreiding van Z33 zowat het enige project waar Torzo, samen met enkele medewerkers in haar bureau, aan werkte – is een gebouw waarin niets generisch is, elk detail met de meest toegewijde zorg is aangepakt, en waarin haast geen enkele ruimte, geen enkel materiaal of gebouwonderdeel verwaarloosbaar of banaal genoemd kan worden. In het Franse tijdschrift d’architectures was criticus Pierre Chabard dan ook danig onder de indruk. Hij roemde de uitbreiding van Z33 als ‘een kritiek van de normalizering en de optimalisering die de bouwindustrie oplegt, waarmee Torzo bewijst hoezeer het kan lonen dat een architect zich bekommert om, of eerder nog zich onderdompelt in alles wat op de bouwwerf gebeurt – met als gevolg een mobilisatie van alles waarover de bouwkunst kan beschikken, en een vermogen om de werklui aan te zetten tot een hoge afwerkingsgraad en een zeer precieze ambachtelijkheid; in het kort, ver verwijderd van enig beeldeffect, de gave om de architectuur te laten voortkomen uit haar eigen vlees (‘faire sourdre l’architecture de sa chair même’).’ Diezelfde ambitie werd onderkend door Eleanor Beaumont die in Architectural Review over Z33 schreef, naar aanleiding van Torzo’s nominatie (in maart verzilverd) voor de Moira Gemmill Prize for Emerging Architecture: ‘Haar architectuur is er een van zorg en zachtheid, maar ook van uithoudingsvermogen, discipline en onverzettelijke wil.’ In juli werd Z33 bekroond met de eerste Premio Italiano di Architettura voor het beste gebouw van de afgelopen drie jaar.

Natuurlijk is de aanpak van Torzo niet zonder antecendent. Er is, bijvoorbeeld, het werk van de Zwitserse architect Peter Zumthor, waarin dezelfde aandacht voor gebouwde atmosfeer, tectoniek en materiaaleigenschappen naar voren komt. Het is geen toeval dat Torzo voor diens bureau werkte: ze was projectarchitect voor het Kolumba Museum voor religieuze kunst in Keulen, gerealiseerd tussen 2003 en 2007. Torzo en Zumthor werkten toen al samen met steenbakkerij Petersen Tegl, en de tegel die voor dit gebouw werd ontwikkeld, is vervolgens gecommercialiseerd onder de naam Kolumba. Het gaat zowel bij Z33 als bij Kolumba om een architectuur die zich verzet tegen industrialisering, en daarmee ook tegen vormen van modernisering. De nadruk ligt niet op functionaliteit, rationaliteit, technologie of efficiëntie, maar op creativiteit, ambachtelijkheid, geduld, volharding en poëzie – kortom de verknoping van ethiek met esthetiek. Die traditie is onder meer eloquent getheoriseerd door Alberto Pérez-Gómez, in bewoordingen die goed bij de uitbreiding van Z33 passen. ‘Door te spelen met materialen en modaliteiten van representatie’, zo schreef Pérez-Gómez in Built upon Love. Architectural Longing after Ethics and Aesthetics uit 2006, ‘en door opzettelijk de veronderstelde rechtlijnigheid van een geplande ontwerptaak te verstoren, kan de architect zich in een betere positie plaatsen om menselijke bezigheden en doorleefde ruimte op elkaar af te stemmen, precies door die werkwijzen te vermijden waarmee een dergelijke ruimte wordt gereduceerd tot niets meer dan een geometrische entiteit.’ Het is daarbij uiteindelijk vooral de bedoeling dat de bezoeker of gebruiker diepgaand geraakt wordt door een dergelijk gebouw, precies omdat het een soort aandacht vraagt die aan ‘gewoon’ gebruik of zelfs consumptie ontsnapt. Nogmaals Pérez-Gómez: ‘Gebouwd op liefde, engageert de architectuur de bewoner als een echte deelnemer, en dus helemaal niet als de afzijdige toeschouwer van een modernistisch kunstwerk of als de consument van modieuze gebouwen-als-beelden.’

Ook de uitbreiding die Torzo voor Z33 realiseerde straalt liefde uit – liefde en toewijding van één architect voor één gebouw, voor materialen, voor het construeren en voor samenwerking; liefde voor de autonomie van architecturale inventie en van de definitie van de architect-als-bouwer; en liefde voor de bezoekers, en hun ervaring van ruimte, van licht, en van alles waar ‘echte’ gebouwen van gemaakt worden. En toch, na een bezoek aan de nieuwe vleugel, achter de adembenemend lange, hoge maar toch ook zacht lijkende muur, na een wandeling langs het verstilde entreepleintje met een eenzame boom, een fontein en een rotspartij, door de lange, smalle, spelonkachtige maar zenitaal verlichte eerste ruimte, voorbij een klein maar torenhoog kamertje met zicht op een ontoegankelijke binnenkoer, langs de brede, zeer ruime, ontdubbelde trap naar boven, tot in de grootste museale ruimte met een uniek cassettenplafond en een groot venster op het begijnhof, om na weer een rotstuintje in de oude vleugel te belanden – na al die gedreven en bij momenten overdreven architectuur, heeft het iets van een verademing om weer in het gewone, onnadrukkelijke en moeiteloze gebouw uit 1958 te belanden. Het is een misschien pijnlijke maar onontkoombaare vraag voor een gebouw waarin kunst, design en architectuur zal worden getoond: maken al die jaren van arbeid en al die uitputtende concentratie op de kunst van het bouwen het niet heel moeilijk om zich nog op iets anders te concentreren dan op het gebouw zelf?

Het is zeker een vraag die de curatoren van tentoonstellingen in Z33 zich zullen stellen, zelfs als ze nooit gewend zijn geraakt om in white cubes te werken. De term white cube is in 1976 door Brian O’Doherty in Artforum gelanceerd om de modernistische obsessie te omschrijven met witte en neutrale tentoonstellingsruimtes, waarin elk kunstwerk zo bijzonder en sacraal wordt dat onleesbaarheid dreigt. Dat zal in Z33 niet gebeuren – integendeel: hier is het de architectuur die gelezen wil worden, en die alles wat tentoongesteld wordt tot een voetnoot dreigt te herleiden. Pieter T’Jonck, curator van de openingstentoonstelling, schreef het al in de bezoekersgids, met een understatement (en misschien ook met een zucht): ‘Veel intenties, nog voor er maar één nagel in de muur geslagen werd.’ Is het mogelijk om te veel in architectuur te investeren, ten nadele van gewone of zelfs saaie functionaliteit? Wanneer slaat architectonische liefde om in een fetisj? Wat kost het – financieel, persoonlijk – voor één architect om bijna een volledig decennium exclusief aan één relatief klein gebouw te werken? En is het niet de taak van ieder gebouw, ook als het zeer zorgvuldig is gecreëerd en geconstrueerd, om te verdwijnen, en om te wijken voor alles wat door de architectuur mogelijk wordt gemaakt?

 

 

Foto’s Olmo Peeters, Kristof Vrancken