width and height should be displayed here dynamically

‘Mens-zijn, zonder meer, is slechts aan weinigen gegeven’

De briefwisseling tussen Adolf Merckx en Jan Walravens, slot: onrust in Celbeton en publicatiehonger

“Het wordt voor mij steeds moeilijker om het hoofd koel te houden temidden van al die nieuwe gezichten uit de kunstwereld. Want nieuwe gezichten betekent andere taal, andere opinies, niet alleen over kunst, maar over mensen”, verzucht Adolf Merckx in november 1959 tegen Jan Walravens. [1] In de loop van 1958 en 1959 zijn er steeds meer kunstenaars poolshoogte komen nemen in Celbeton, en al die artiesten hebben zo hun eigen visie op de exposerende en voordragende collega’s in het baancafé.

Onder gelijkgestemden mogen de avonden dan steeds bekender worden, de zo gedroomde volle zalen blijven, tot teleurstelling van Merckx, nog altijd uit. Tot de avond van 20 februari 1960, wanneer Theatergroep Arca uit Gent Wachten op Godot van Beckett opvoert en Merckx voor het eerst geïnteresseerden de toegang moet weigeren; het kleine café van Margriet Michiels barst zowat uit zijn voegen. [2]

Een van de gelijkgestemden en trouwe bezoekers is Stephan Gorus, kunstschilder uit Dendermonde en de eerste voorzitter van de kunstkring. Adolf Merckx kan nauwelijks wachten om het werk van zijn “nieuwe ontdekking”, die een romantisch-impressionistische stijl heeft verruild voor een abstracte, voor te leggen aan Walravens. [3] Hij onderneemt pogingen om Gorus en Walravens met elkaar in contact te brengen en regelt dat Walravens de Dendermondenaar inleidt op diens eerste Celbetonexpositie – het betreft een introductie op papier, weliswaar: voor een zoveelste maal moet Walravens persoonlijk verstek laten gaan. [4]

Met Gorus’ vrouw en zijn pleitbezorger, de advocaat Eugene Roosen, kan Merckx minder goed uit de voeten. Al geruime tijd stoort hij zich aan de voortvarende koopmanshouding van het tweetal; hun pogingen om hun eigen status en de verkoopcijfers van Gorus’ schilderijen wat op te krikken, stroken niet met Merckx’ eigen streven een onbaatzuchtige kunstkring te leiden. [5]

Daarnaast is het voor Merckx ook lastig schipperen tussen zijn publieke rol als Celbetonleider en zijn persoonlijk streven als publicist. Angstvallig tracht hij een weg te vinden tussen de drang naar erkenning in het literaire veld en de vrees gezien te worden als een ‘arrivist’, die zijn forum als een springplank gebruikt. [6] Merckx lijkt een dubbel spel te spelen: enerzijds stuurt hij, in momenten van overmoed, uiterst proactief teksten naar een tijdschrift als Ruimte of een uitgeverij als Ontwikkeling, om vervolgens bij Jan Walravens te verzuchten dat het allemaal toch niets voorstelt en dat zijn werk ongetwijfeld overal afgewezen zal worden. De mening van zijn vriend blijft hem zoals steeds uiterst dierbaar: het liefst zou hij voor al zijn uitgaande teksten diens fiat krijgen, maar de publicatiedrang is toch ook weer zo groot dat hij een enkele keer niet kan wachten en alvast een manuscript opstuurt. [7]

Halverwege de jaren ’60 zal de publicatiestroom langzaamaan op gang komen – echter zonder de aanmoediging van Walravens, die in 1965 is overleden. Na enkele sporadische tijdschriftpublicaties in 1957 en 1959 in het Nieuw Vlaams Tijdschrift [8] en Podium [9] brengt uitgeverij Ontwikkeling in 1966 Merckx’ eerste roman De tocht uit, “[e]en avontuur van de geest en van het woord”. [10] Het schrijven zal echter pas een vlucht nemen vanaf 1969, wanneer Merckx als kunstcorrespondent voor De Vlaamse Gids en Het Laatste Nieuws (de krant van Jan Walravens) door heel Europa en de VS zal reizen om verslag te doen van uiteenlopende tentoonstellingen. [11]

Celbetons dagen lopen dan op hun eind. Na de verhuizing van het café van Margriet naar een gehorig etablissement in het centrum van Dendermonde is het gauw gedaan met de knusse sfeer. De vaste bezoekers van weleer, zoals Gust Gils, Hugo Raes en de groep rond Boon, blijven weg en de frequentie van de avonden verschuift van tweewekelijks naar een enkele keer in het seizoen. Tot het forum in 1975 definitief zijn deuren sluit. [12] Voor Adolf Merckx heeft de drang om te publiceren de overhand gekregen. Na achttien jaar is het tijd voor iets nieuws.

 

· Adolf Merckx aan Jan Walravens, 19-05-1960. Privécollectie, Brussel.

1 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 18-11-1959. Privécollectie, Brussel.

2 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 07-03-1960. Privécollectie, Brussel.

3 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 24-11-1958, 06-02-1959, 08-05-1960. Privécollectie, Brussel.

4 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 08-05-1960. Privécollectie, Brussel; Jan Walravens aan Adolf Merckx, 02-03-1959. Archief Celbeton, Stadsarchief Dendermonde.

5: 90. Adolf Merckx aan Jan Walravens, 19-05-1960. Privecollectie, Brussel.

6 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 11-03-1959. Privécollectie, Brussel.

7 Adolf Merckx aan Jan Walravens, 07-03-1960. Privécollectie, Brussel.

8 Adolf Merckx, Sans Blague, in: Nieuw Vlaams Tijdschrift, 1958, XII, pp. 1017-1023, 1135-1136, 1241-1245, 1350-1357.

9 Adolf Merckx, Echo voor Celbeton, in: Podium, nr. 6, jg. 1958-1959, juli-augustus 1959, pp. 355-375.

10 Flaptekst Adolf Merckx, De tocht, Antwerpen, Ontwikkeling, 1966.

11 Carien Gibcus, Te ernstig, te speels, te onvatbaar. Een institutionele en historisch-contextuele analyse van de opkomst en ondergang van kunstkring Celbeton, Dendermonde (1957-1975), afstudeerscriptie Nederlandse Taal en Cultuur, Rijksuniversiteit Groningen, 2004, p. 222.

12 Ibid.

 

 

Merckx Adolf

Steenweg op Aalst 33 G

Appels

Appels 29 juli 1958

Beste Jan,

Nogmaals dank voor het vriendelijk onthaal.

Zoals beloofd heb ik de boeken van Claude Roy verstuurd. Bijgevoegd vindt gij ook het werk van Simon Vinkenoog. Ik heb het in een adem doorgelezen. Ik zal niets meer orakelen daarover vermits in de kritieken reeds zoveel gezegd werd. Alleen dit: eerlijk voor een Nederlander.

Ik ben zo vrij in dit briefje een gedicht te sluiten. Zoudt gij het willen voorleggen aan de Heren van De Vlaamse Gids? Dank bij voorbaat.

De groeten aan Mevrouw en aan de kinderen vanwege ons allen.

Uw

Amerckx

 

 

Maandagavond [poststempel 5.8.1958]

Wenduine

Beste vriend Adolf,

Dank voor uw gedicht. Het is alleszins het beste dat ik van u las. Ik zond het dadelijk door naar Schepens. Als titel en onderwerp van mijn voordracht bij Celbeton heb ik aan Brouwers opgegeven: Een Philosophie voor deze tijd. Beste groeten aan Frieda, ook van Jeanne,

Uw Jan

 

 

Appels 2 september 58

Beste Jan,

Daar wij voor 20 september nog niets in het vooruitzicht hebben, had ik Hubert Lampo gevraagd. De lieve jongen heeft tot hiertoe nog geen teken van leven gegeven. Ik heb dus vandaag een brief klaar voor Willy Van Der Meeren. Ik hoop dat hij akkoord gaat om op bovenvermelde datum te spreken over architectuur.

Ik heb voor binnenkort ook al gedacht aan Adams, de man van de jazz, misschien vraag ik hem voor de opening van de tentoonstelling van de foto’s van Jo Boon op 4 oktober aanstaande.

In Antwerpen contacteerde ik Ben Klein en Christiaans, alsook Vic Estercam die allen hun medewerking beloofden.

Ik moet u niet verklappen dat ik met de plankenkoorts zit tegen zaterdag 6-9-58. Ik verwacht genoeg volk. Ik verwacht vooral reactie van het publiek op uw voordracht. Ik zeg: ik verwacht en daarom heb ik de trac, omdat het ook wel anders zou kunnen uitvallen. Er zit niet zo veel vechtlust in de mensen als ik zou wensen.

Uw voordracht in Antwerpen was schitterend. Vous êtes un causeur monsieur. Gij hebt daar wel kapitale punten aangeraakt. Wat ik hoorde van Michiels en van Volkaert over abstracte kunst klinkt tamelijk gemakkelijk en banaal in vergelijking met wat gij in mij in beweging hebt gebracht.

Ik wou dat ik zo gemakkelijk in het publiek kon zeggen wat ik te zeggen heb. Ik ben te emotief geloof ik en verlies daardoor de draad en begin te zeveren. Misschien gaat het wel beter als ik een papiertje in de hand heb. Gelukkig heb ik nog geen voldoende reden om een speech af te steken. Alhoewel ik misschien een inleidingske zal moeten uitkramen. Ik mag er niet aan denken. Zo bij mijzelf, alleen in mijzelf, spreek ik de diepste waarheden uit zonder haperen. Ik sta er zelf paf van. Soit.

Mag ik u vragen Jan om zaterdag vroeger naar Dendermonde te komen dan nodig is en eerst Appels aan te doen? Zodoende kunt gij ons versterkt kasteel even in ogenschouw nemen en onze bengels de hand drukken. Komt mevrouw niet mee? Frieda komt ook naar de avond, schoonmama komt babysitten.

De doeken van Brouwers zijn niet zo slecht als ik gevreesd had. Er zijn zelfs indrukwekkende dingen bij. In Antwerpen waren er anders wel mislukkingen genoeg.

Possède Journal Littéraire V de Léautaud. Zou graag Le docteur Zivago lezen.

Hoe gaat het met de lectuur van Claude Roy?

Brengt gij mijn ‘toneelstuk’ mee? Dank en tot kort.

Het allerbeste van ons allen aan u allen,

Dolf

 

 

Adolf Merckx

Steenweg op Aalst 33 G

Appels

Appels 9 oktober 1958

Beste Jan,

Wat ik over de foto’s van Boon denk, zult gij waarschijnlijk in het ‘bewerkte’ verslag in Het Laatste Nieuws gelezen hebben. Niet Wauters spreekt over neo-realisme, maar ik zeg dat. Wauters sprak alleen maar over fotografie in het algemeen, hij gaf een cursus, zoals de echtgenote van de andere Adams zei. Overigens is mevrouw Adams een agressief persoontje, sympathiek. Naderhand vernam ik van mijn vrouw wat hen overkomen is met hun kindje. Dan wordt alles weer duidelijker. Ik heb niet de kans gehad mijn deelneming uit te drukken, trouwens het zou misschien artificieel geklonken hebben. Ze mag het wel weten en de vader ook dat ik mij kan voorstellen wat er gebeurt. Woorden zijn nutteloos. Zo’n dingen zijn te erg.

Wat ik wou vragen, Jan, en ik zal het niet meer doen daarna, wanneer kunt gij ons een avond afstaan, ik bedoel Maurice De Clercq, Jan Heymans, Stephan Gorus en ik? Liefst een donderdag of een zaterdag, liefst zo vlug mogelijk. Misschien nog vóór zondag 19 oktober als Lampo komt.

De Clercq is een man van rond de 40, twijfelaar, schrikachtig, humorist bijwijlen, met neigingen tot neerslachtigheid. Hij zou uw oordeel over zijn werk willen kennen, hij zal werken meebrengen; ik heb hem verwittigd, spaar hem niet!

Stephan Gorus is eveneens een ‘oudere’. Hij komt zonder werken, maar wil u enkele vragen stellen, het is een vent met zeer persoonlijke zienswijzen, werkelijk een denker, onze voorzitter.

Jan Heymans is een vriend, die zoekt zoals iedereen die niet ‘gevonden’ heeft, mijn leeftijd ongeveer of jonger.

Deze week is de broer van mijn vrouw die piloot was in Kongo, nog niet lang getrouwd, 2 kinderen, 27 jaar, te pletter gevlogen tegen een vulkaan. Fini.

Burssens heeft mij verleden zaterdag gevraagd om u er aan te herinneren dat de opening van zijn tentoonstelling doorgaat op zaterdag 31 januari 1959 te 19u30. Laat gij mij tijdig de titel kennen?

Ik wacht tot morgenvroeg op nieuws van Ivo Michiels, aan wie ik vroeg om Lampo in te leiden, anders doe ik het.

Dat is alles en excuseer voor de last.

Tot horen, lezen of ziens

en de groeten aan de kinderen en mevrouw

ook aan het echtpaar Adams René

ook aan Adams Roger.

vanwege de bende in Appels

Dolf

 

 

Appels 11 november 58

Beste Jan,

Ik heb van Florent wel gehoord dat gij zo weinig tijd over hebt. Toch waag ik het u lastig te vallen met deze brief.

Ingesloten zult gij een prozatekst van mij vinden. Gij hebt het reeds doorbladerd toen het nog onafgewerkt was. Ik heb het nu overgetikt en hier en daar heb ik geschrapt. Ik vind het zelf goed. Wat ik u wou vragen: lees het a.u.b. Indien gij het goed vindt, wat zoudt gij aanraden: De Vlaamse Gids, Podium, Manteau of iets anders? Liefst zou ik er wat willen aan verdienen. Wij zitten voor ’t ogenblik in de penarie. Wij hebben geld geleend om een garage te bouwen. Nu stellen wij vast dat wij 3 à 4000 F te kort komen. Wij zullen dus nog moeten lenen, tenzij er geld in ’t bakske komt.

Dit stuk heeft een (beleefde) ervaring als vertrek. In Parijs heb ik op een nacht een vrouw zo horen huilen, dat het mij altijd bijgebleven is. Verder speelde toen in mij de herinnering aan de film: De blauwe engel. De rest is dan gegroeid met het schrijven.

Dank voor de toegestuurde Vlaamse Gids. Ik ben niet geboren in Anderlecht maar in Herne (8-6-27). Zeer vereerd met het predicaat: oprichter-secretaris van “Celleton”. Het moest Celbeton zijn, maar enfin, dat heeft weinig belang.

Hebt gij die 2 boeken van Claude Roy wel ontvangen? Ik vraag het maar omdat ik er niet aan gedacht heb het vroeger te doen. Graag zou ik later van u het boek van een zekere Borges, dat Florent aan ’t lezen was, eens lenen. Kan dat?

Nog iets. In het nummer van oktober van Temps Modernes werd aangekondigd dat een speciaal nummer over Spanje ging verschijnen. Is dat reeds gebeurd? Zo ja, dan bestel ik het.

Wat Celbeton betreft. De laatste tijd was de opkomst niet schitterend. Het is moeilijk om de mensen aan te trekken. Ik heb kennis gemaakt met Bertien Buyl toen Lampo is komen spreken. Zij zal waarschijnlijk voorlezen op de opening van de tentoonstelling van haar man (Rover). De tentoonstelling Vic Estercam, die thans bezig is, is goed. Estercam heeft tot hiertoe 3 werken verkocht aan Torck uit Deinze, een vierde werk is in optie.

Ik ben nieuwsgierig voor de pater die zaterdag komt. Het schijnt dat hij in Rome teruggestuurd werd, hij studeerde daar Gregoriaanse muziek.

Van Der Meeren komt op 13-12-58, alsook Krijgelmans, Guy Voets komt spreken over Noord-Afrikaanse letterkunde op 17-1-59, enz…

Ik ben van zin om Coulommier te vragen voor een van de twee periodes: 25-4-59 tot 16-5-59 of 23-5-59 tot 13-6-59. Florent heeft niets en zal niets hebben. Reinout d’Haese zou misschien wel toegeven op de duur.

Moest gij ooit nog liefhebbers kennen, à votre service et avec plaisir.

Ik heb gehoord dat gij de prijs van de Pers te Brussel ontvangen hebt. Ik ben volledig akkoord met deze toekenning (Precies of ik een akkoord te geven heb). Mensen van Brussel is werkelijk een mooi stukje over de Brusselaars. Proficiat!

Ik zal eens een serieuze, schone brief schrijven aan R.F. Lissens om te weten te komen of hij in zijn Periscoop gedeelten van de verslagen opneemt die ik hem regelmatig stuur. Of ziet gij hem soms? Een onnozel woord kan soms veel doen.

Als gij dan eens wilt denken aan Maurice De Clercq, hij exposeert in januari in Les Contemporains. Vooraf zou hij graag zijn werk eens laten zien, op een avond, en dan komen Gorus, Heymans en ik mee. Gorus en Heymans, dat zijn mijn compagnons d’équipe.

Ik ben ook naar de Boekenbeurs geweest te Antwerpen en heb foliekens gedaan:

Crises in leven en liefde, historie en techniek door Ortega y Gasset.

Geschiedenis van de moderne wijsbegeerte in Europa door Bochensky

Onder het melkwoud door Dylan Thomas (vert. Claus)

Mens en massa in deze tijd door Freyer

Ik lees nu: Het avontuur van de geest door Matthijs Vermeulen (langdradig, maar niet banaal)

L’Invité door S. De Beauvoir van Florent.

Ik zit met een stuk in het hoofd en zou het willen schrijven.

Met Ben Cami vlot het niet zo goed meer. In de tijd van het tijdschrift dat hij wou stichten, verzette hij zich eerst tegen de opneming in de redactie van Ivo Michiels, eerst inlichtingen nemen zei hij. Ik zag Michiels in Antwerpen en vertelde hem de woorden van Cami. Ik vroeg hem ook of hij fascist geweest was of iets dergelijks. Hij antwoordde: wat wilt gij op 17-18 jaar. Ik wist genoeg. Daarbij iedereen heeft het recht om te evolueren en ik ben er tegen om de mensen te klasseren naar hun verleden. Fascisme is geen ingeboren eigenschap, zoals Ben Cami wil doen uitschijnen. Fascisme is volgens mij nog minder een filosofie dan wel een houding zonder filosofie. Soit. Nu moet Ben wel iets gehoord of gevoeld hebben van mijn ontmoeting met Michiels. Hij verwijt mij onkiesheid en dat is misschien wel zo. In ieder geval, Ben heeft soms iets dubbelzinnigs over hem en hij schrikt er niet voor terug om te trachten te beledigen. Ik ben uiterst tevreden dat van dat blad niets in huis komt. Ik was toch niet bereid om daar mijn tijd in te steken zonder te weten wie met de eer zou gaan lopen. Ik begin zo langzamerhand dingen rondom mij op te merken die mij tot voorzichtigheid aanzetten, voorzichtigheid en waakzaamheid, want overal huilen de wolven in het bos van de letterkunde.

Verleden voordracht (opening van Estercam), mijn vrouw was naar Hekelgem met de kinderen, reed ik ’s avonds mee met De Clercq en Cami naar Erembodegem. Ik hing dus van hen af. Ben deed zijn gewone café’s aan onderweg, zodat ik ziek thuiskwam. Ik was niet alleen fysisch kapot, maar ook van binnen scheelde er iets. Ben heeft de ganse weg door gezaagd over die zaak met Michiels. Ik kreeg op de zenuwen [sic] en ben dan ook zo gauw ik kon op de vlucht geslagen.

Ik weet het, het is misschien kleingeestig wat ik nu aan het doen ben, maar het moet mij van het hart. Allerlei details vallen mij te binnen. Ben Cami die in zijn schemerlampen onder de zon de filosoof wil uithangen en bij een interessante voordracht over filosofie verklaart: dat is veel te geleerd voor mij. Of die bij het interview met Vic Estercam bijna in slaap valt. Hij heeft kwaliteiten maar wil ze niet laten zien. Ik blijf van goede wil en tracht hem te begrijpen, maar het zal zijn schuld zijn als ik op mijn hoede blijf. Ik ben trouwens niet alleen.

Wat Boon betreft, die zien wij praktisch niet meer. Hij sluit zich nog meer op dan vroeger. D’Haese is uit de circulatie verdwenen. Wat een wereld.

Wij doen voort, met of zonder die mensen.

Ik hoop maar dat ik u niet te zeer verveeld heb.

Misschien krijg ik wel een antwoord.

Het beste van ons allen en dat het u allen voor de wind moge gaan!

Dolf

 

 

Appels 24 november 1958

Beste Jan,

Nog over het stuk Echo dat ik u gestuurd heb. Indien gij mijn werk apprecieert en gij stuurt het door naar Podium des te beter en ik dank u bij voorbaat.

Nochtans, moest ik ooit de indruk krijgen dat gij het doorstuurt, alleen om mij plezier te doen, ik zou er geweldig spijt van hebben. Ik zou mij dan in dezelfde positie bevinden als zovelen die publiceren of er in slagen gepubliceerd te geraken doordat ze stevige relaties bezitten in de wereld van de kritiek of van de uitgeverij. Het klinkt misschien voorhistorisch maar er zijn van die principes waar ik aan vasthoud. Tussen haakjes gezegd, ik vind mijn stuk Echo goed. Ik heb daar al schrijvende mogelijkheden gewaar geworden die, moest ik ze verder uitbuiten, tot resultaten kunnen leiden. Ik zeg indien… Ik voel geweldig veel voor James Joyce en Virginia Woolf. In die richting ligt misschien de vernieuwing van de schrijverij, van het proza. Waarom moeten proza en poëzie gescheiden blijven? Ik vraag mij dat werkelijk af. Eerder zou ik gediend zijn met een stijl, los van interpunctie, louter afgaand op de ingeving van het ogenblik. Leven in het ogenblik dat een totaliteit is van verleden en toekomst, dat banaal en verheven is tegelijk. Schrijven zou alleen maar uitleven moeten zijn, de vorm komt dan wel en de vorm zal gedicteerd worden door de persoonlijkheid die men geworden is. Het is niet nodig te vervallen in het woord om het woord, als alleen maar klank meer, spel of constructie in het lege. De woorden blijven conventies ter aanduiding van verre of van nabij van de werkelijkheid. Ik beweer niet dat de vorming van nieuwe woorden uitgesloten moet worden, het blijft een eventualiteit. Altijd volgens de ingeving en niets anders!

Ik heb al de tijd.

Wat Celbeton betreft, wij vertrouwen op u voor 28-2-59 (Rover – Picard) en voor 31-1-59 (Burssens). Van Der Meeren heeft zojuist afgeschreven voor 13-12-58 en vraagt een omwisseling. Gelukkig had ik Bergen gepolst. Hij gaf twee titels: over de muurschilderingen van de Pyreneeën in Spanje en van Afrika of over Max Bill te Ulm. Hij zal heel zeker akkoord gaan voor 13-12-58. Tegen die tijd laten we eens een speciale uitnodiging drukken met een ‘regeringsverklaring’. (Dit met het geld dat Estercam ons beloofd heeft, hij verkocht namelijk drie doeken bij ons.) Guy Voets komt op 17-1-59 (Noord-Afrikaanse literatuur). Burssens ging Walschap polsen voor 14-2-59. Afwachten. Alhoewel ik niet zozeer op Walschap verlekkerd ben. Hij heeft een godsdienstcomplex en dat verveelt op den duur. Voor Picard zullen wij wel een festival-atmosfeer kunnen scheppen, reken daar maar op. Rosseels van de Standaard komt ook (film).

Vanmorgen ben ik bij onze voorzitter Stephan Gorus binnengelopen. Eindelijk heeft hij drie doeken uit zijn atelier naar beneden gehaald en in zijn woonkamer gehangen. Wij wisten eerst door zijn zoon en dochter dat hij reeds lang aan ’t ‘experimenteren’ was. Al discussiërende met hem in Celbeton, thuis en bij hem, voelde ik dat er in hem iets gaande was. Hij is begonnen op zeer jonge leeftijd onder de invloed van zijn vader Pieter Gorus. Hij worstelde het expressionisme door en is thans tot abstracte werken gekomen. In zijn laatste werk was die evolutie reeds merkbaar. Wel moet ik het toegeven, Gorus is een schilder van formaat! Hij is een genie van de kleur, daar twijfel ik niet meer aan. Het expressieve laat hem niet los natuurlijk, maar is dat een zonde? En welk een verve, een geste zoals gij het in Antwerpen gezegd hebt, il gesto! Celbeton heeft natuurlijk een invloed gehad. Het was voor hem een steun en een aansporing. Als gij komt, moet gij hem zien, gij zult er geen spijt van hebben. Volgens mij zou hij thans niet misstaan hebben in de 50 jaar op de Expo!

Tot ziens of horen

Dolf

 

 

Dinsdagavond, 3-2-1959

Beste vriend Dolf,

Een goed en een slecht nieuws. Ik zeg eerst het slechte: ik kan op 28 februari niet naar Dendermonde komen. Ik heb te Brussel een samenkomst van de journalisten waaraan ik niet kan ontsnappen. Het goede nieuws: Hugo Claus en Roel D’Haese komen samen naar Dendermonde voor het einde van uw seizoen. Ze zijn allebei akkoord. Schrijf hen niet. Ik breng alles in orde. Nog eens gefeliciteerd met uw Burssens-avond.

Uw Jan W.

 

 

Appels 6 februari 59

Beste Jan,

Ik ben misschien en mal d’écrire, maar ik zal het zo kort mogelijk maken. Ik had gehoopt, nu we met deze carnavalsdagen een paar dagen vrijaf hebben, even over te wippen naar Kraainem. Ik zou u gevraagd hebben om op de divan te mogen slapen, want mijn moeder zit weer in Duitsland. Ik zou dan een fles van die Spaanse wijn meegebracht hebben, daarmee zouden wij dan eens lekker kunnen drinken hebben. Enz…

Afijn, het mocht niet wezen. Het spijt mij, maar ik troost mijzelf nogal gemakkelijk, temeer daar ik wel enig bezwaar heb tegen dat slapen, namelijk dat het geen gewoonte mag worden. Gezwegen dan nog over het feit dat ik uw mening daarover niet ken. Die zou weleens anders kunnen uitvallen dan ik in mijn argeloosheid geloof.

Deze week kwam een zekere heer De Freine uit Tienen mij bezoeken op de school. Ik was die middag juist van dienst op de speelplaats en zat wat verveeld met de zaak. Onze verantwoordelijkheid is heel groot op dat stuk. Die heer nu vertelde dat hij door u gestuurd was. Hij kwam een eerste contact opnemen met Celbeton: uitwisselingen, enz… Zij willen in Tienen ook zoiets als Celbeton stichten, in een café, niet om de concurrentie aan te gaan met ons, maar omdat ze zo’n initiatief sympathiek vinden. Hij schonk mij een nummer van het tijdschrift Lens, van het suggestief vitalisme, ge weet wel, en een exemplaar van zijn roman Windtijd, wolftijd. Ik heb de indruk dat de heer De Freine veel afweet van krijgszaken en misschien niet afzijdig gestaan heeft van het krijgsgewoel tussen 40 en 45. Met andere woorden ik rook in hem de ‘zwarte’. Dat kan mij niet schelen en het enige wat ik verwacht van zo’n iemand, dat is dat hij die dingen overboord werpt. Ik ben die roman gaan lezen, hij is bijna uit. Interessante kwestie van toekomstig oorlogsbeeld, wat danig overladen met superlatieven van rottigheid en gruwel, storende taalfouten, ik bedoel fouten in de zinsconstructie. Het is een verhaal en bevat mogelijkheden. Het heeft wat weg van Stalingrad van Plevier. Ik sprak hem over Sempels en liet los dat die jongen aan vervolgingswaanzin schijnt te lijden. Hij beaamde dit. Afwachten nu.

Nu zaterdag 14 februari komt Bertien Buyl. Rover zal haar inleiden. Op het programma staat ook een debat over: Abstracte kunst, kunst van deze tijd. Jan Heymans en ik zullen als moderators optreden. Ik ben van oordeel dat dat interessant kan worden.

Vanavond ben ik alleen thuis, ik hoor Johan almaar uit zijn bed komen en het licht aansteken en ik zal nog met een verschrikkelijk gezicht naar boven moeten stormen om de tucht te handhaven, tenzij zij in slaap vallen en dan ben ik gered. Frieda is naar Brussel, naar het circus Knie en ik verwacht Jan Heymans. Samen zullen wij dan de punten vastleggen waarop het debat zal gebouwd worden. Vooreerst zullen formuleringen moeten uitgesproken worden: wat is kunst? Welke zijn de kenmerken van deze tijd? En dan die bom ‘abstract’ daar middenin.

Mijn gedachten draaien rond de types van Ortega y Gasset: de mens die zich in zichzelf keert en de verbijsterde mens, de mens die buiten zichzelf leeft. Wij staan tegenover situaties en moeten die naar onze hand zetten of we ‘verbijsteren’. Kunst voortbrengen is nu volgens mij een daad van zelfinkeer.

Anders nog: elke kunst bevat een element van abstractie, als abstractie betekent aftrekken van de werkelijkheid en met die afgetrokken elementen een eigen wereld bouwen: het kunstwerk. Kunst wordt onvermijdelijk geboren uit de mens en die mens bevindt zich steeds tegenover situaties, niet in de situatie want dan is hij verloren. Indien bij de figuratieven die afgetrokken elementen nog figuratief waren, rechtstreeks ontleend aan de zichtbare situatie, thans is de mens achter de dingen gaan kijken, hij heeft ze doorbroken, getranscendeerd. De dingen zijn geen hindernis meer, maar tegelijkertijd geen houvast meer. Vandaar die vrijheid en die onrust in de moderne kunst, die beweging en soms dat wiskundige, dat tenslotte slechts een maniakale vorm is om de beweging gevangen te zetten.

Gij ziet, ik heb een soort schema in de geest. Le tout c’est de condenser cet exposé et de le présenter sous une forme arrondie. Daarna moet de strijd maar ontbranden. Er wordt te veel gebabbeld over al die zaken en te weinig nagedacht.

Ik heb Stephan Gorus laten weten dat gij bereid waart om hem een tekst te bezorgen voor zijn uitnodigingen. Zijn expositie met nieuw werk in Celbeton wordt acht dagen vervroegd en valt op 21 maart 1959. Louis Pas zal een concert geven (piano) en ik zal voorlezen tijdens de pauze. Ons beider innig verlangen is nu dat gij in eigen persoon ons beiden zoudt komen inleiden, maar ik vrees dat het bij een verlangen zal blijven. In elk geval wij geloven misschien nog in mirakels. Stel u voor dat de televisie dan zou komen en dan pas zou Celbeton een eerste stap gezet hebben. Zolang wijzelf niets laten zien van onze prestaties, hoe bescheiden zij ook mogen zijn, zolang hebben wij geen ‘gezicht’. Wij zijn nog te zeer mensen zonder ‘aangezicht’. Jan ik vraag het u, als gij wilt komen, wees welkom. Ziedaar het is er uit.

Ik heb zojuist De Groene gekregen en heb al gezien dat er een artikel in staat over K. Marx en Dr. Zjivago. Ik zit op hete kolen om het te lezen, temeer daar ik het zou willen vergelijken met wat gij over Pasternak geschreven hebt in de Periscoop. Ik heb het eerste deel van het boek gelezen en het doet mij tot hiertoe sterk denken aan bepaalde werken van Gorki.

Boon had beloofd om in de Vooruit iets te zetten over de Burssens-avond, maar naar hetgeen men mij meedeelt is daarvan tot hiertoe nog niets terechtgekomen. Ik vrees weeral het ergste. Want voor mij is dat erg. Het zou mijn indruk versterken dat Boon voor Celbeton niet veel voelt. Het kan nog komen dat bericht maar we zijn al vrijdag.

Ik ga morgen toch naar Brussel met Jan Heymans, mijn trouwe ‘Celbetonner’, en wij zullen de exposities bezoeken.

De hartelijke groeten van

Dolf en zijn bende uit Appels aan de mannen van Kraainem

Wilt gij Echo terugsturen?

Dank.

 

 

Appels 22 februari 59

Beste Jan,

Het is goed weer. De kinderen spelen buiten. Ik krijg zo langzamerhand weer de lente in mijn lichaam.

Gisteren is Claude Krijgelmans hier op bezoek geweest. Hij bracht het boek Sur Nietszche terug, van Bataille, dat ik voor hem aangevraagd had in de bibliotheek van het ministerie. Hij heeft een ander meegenomen van mij, Paris – New York, aller retour van H. Miller, het enige wat hij van die schrijver nog niet gelezen had. Wij hebben over literatuur gesproken. Krijgelmans heeft geweldig veel gelezen en het wonder is dat hij daarbij goed, zeer goed schrijft.

Ik ben o.a. in Vijfstromenland van Bouman bezig. Zeer interessant. Ik heb ook het laatste boek van Heidegger gekocht, Essais et conférences. Ik ben benieuwd.

Mijn toneelstuk Eden zou ik willen omwerken tot roman. Het zal lang duren maar ik zie er mogelijkheden in. Tussen haakjes gezegd, het N.V.T. heeft in nr. 9 een aanvang gemaakt met mijn Sans blague, titel gegeven door Jonkheere, want ik had eerst Democratie gezet. Ik heb ook een prospectus van Jaak Brouwers ontvangen. Ik zal het kopen.

Nu wat anders.

De tentoonstelling van Stephan Gorus zal nu definitief geopend worden op 28 maart 1959 te 19u30. Louis Pas, pianist uit Zele, die indertijd deelnam aan het Concours Elisabeth, zal spelen. Tussen twee uitvoeringen in zal ik voorlezen uit Echo.

Kunt en wilt gij ons beiden of Stephan alleen desnoods inleiden?

Wilt gij mij zo vlug mogelijk inlichten, dan kan ik met positieve gegevens de televisie aanspreken.

Zo niet, stuurt gij dan een tekst voor Stephan en mijn Echo?

Ik houd dus geen rekening met een brief van u die eventueel die van mij mocht kruisen en wacht geduldig.

Hartelijk

Dolf

De groeten van ons allen aan u allen

P.S. Ik heb geschreven naar Teirlinck voor Burssens en voor Gorus zoals gij mij gezegd hebt, nog geen antwoord of gevolgen echter.

 

 

Kraainem, 2 maart 1959

Hortensialaan 25

Beste Adolf,

Met dezelfde post zend ik u Echo terug. Stuur de tekst zelf naar Gerrit Kouwenaar, J.W. Brouwersstraat 32 te Amsterdam, na uw lectuur. Ik zal hem inmiddels geschreven hebben.

Hoe is de Picard-avond afgelopen? Ik hoor het wel van u.

Voor Stephan Gorus krijgt gij een tekstje van mij, maar zelf zal ik niet kunnen komen. Op 28 maart ben ik aan zee.

Weer zeer weinig vrije tijd. Afschuwelijk is dat.

Ik lees nu een boek dat gij absoluut moet lezen, het zal u bouleverseren: Ferdydurke van Witold Gombrowicz. Magnifiek. Claus laat het mij lezen. Het is uniek.

Zeer hartelijk blijf ik uw

Jan

 

 

Appels 11 maart 1959

Beste Jan,

Toen ik u zaterdag op de tentoonstelling van Hugo Claus ontmoette, had ik De Groene nog niet gelezen, zoniet had ik u bedankt voor de vermelding van Celbeton in uw artikel over Gaston Burssens.

Vandaag kreeg ik het nieuwe nummer van De Vlaamse Gids in handen. Werkelijk interessant. De Vlaamse Gids wordt met de dag levender. Ik had gedacht dat mijn stukje Het concert er zou ingestaan hebben, je moet maar pretentie hebben. Ik heb nog een weinig hoop, om de eenvoudige reden dat ik het manuscript nog niet teruggestuurd kreeg. Misschien weet gij meer over het spel in de coulissen.

Vanmorgen telefoon naar Ivo Michiels: hij kan niet met zekerheid zeggen of hij zal kunnen komen, moet waarschijnlijk naar Amsterdam. Begin volgende week zal hij beslist ja of neen kunnen zeggen. Hij raadt ons aan in ieder geval uw tekst te vragen. Wilt gij die dan zo vlug mogelijk sturen, samen met mijn Echo misschien? Dank bij voorbaat. Op die manier kan Gorus reeds denken aan de drukker. Moest Michiels bijtijds inspringen, dan vermelden wij hem ook op de kaarten. Hij heeft daartegen geen enkel bezwaar en ik durf hopen dat gij er eveneens niets tegen hebt. Het zal Gorus een hart onder de riem zetten, want hij heeft het absoluut zwaar te verduren, en van zijn omgeving die hem meelijdend bejegent en van zijn vrouw die van al dat abstract geen centjes meer ziet binnenkomen. Hij verdient het geholpen te worden.

Samen met deze brief stuur ik een aanvraag naar Lode van Uytven voor onze avond op 28-3-59. Kunt gij ons helpen in die richting?

Het toeval wil dat ik ook in het zaakje betrokken ben, ziet ge waar ik heen wil? Die Merckx is een geslepen vos, onder zijn masker van onbaatzuchtigheid verstaat hij de kunst ongemerkt zijn schaapjes op het droge te brengen. Binnenkort verdien ik misschien ook de naam van arrivist, wie weet?

Verleden zaterdag hebben Jan Heymans en ik een zeer interessant weekend doorgebracht. Eerst de boeiende Claus-tentoonstelling, de ontmoeting met u, daarna de opvoering van het prachtige stuk van Arthur Miller De heksen van Salem, ergens in de buurt van de Grote Markt Spaghetti à la Bolognaise gegeten met kilo’s peper, daarna een feestje meegemaakt op het appartement van Maurice Wyckaert, prachtige schilderijen gezien en mensen ontmoet, o.a. Coulommier, Yperman, Martha Gevers, Walter Korun, Roel D’Haese, Gentil en Clara Haesaert, Bogaert, enz., raakten verzeild bij een Rus op de Grote Markt, Galerie Ex-Libris boven. Van deze laatste vernam ik dat er in Dendermonde een collectionneur woont, een zekere Vermeersch, die Kandinsky in zijn bezit heeft. Wij gaan die trachten te bereiken.

Wij zijn bij Florent gaan slapen, die heel vriendelijk was.

Ik ben begonnen aan mijn ‘roman’.

Voilà. Het wachten is op uw tekst en op mijn Echo.

Hartelijk en tot ziens.

Uw,

Dolf

De groeten van Frieda, Peter, Veerle en Johan aan Jan, Jeanne, Els, Chris en Anne.

 

 

Het was bijna middernacht toen Adolf Merckx mij na zekere voordracht in Celbeton naar zijn huis meesleurde en mij daar de nieuwe, ‘tachistische’ schilderijen van Stephan Gorus toonde. Plots stond zijn kamer vol kleur: felle en schetterende uitstortingen van meestal een enkele kleur in al haar schakeringen. Of beter: wij stonden voor geen kleuren doch voor een temperament. Wij zagen hoe een man op heftige wijze zijn levenskracht en de spanningen van zijn gemoed tot uitdrukking bracht. Wij stonden voor geen schilderijen, wij luisterden naar een mens die riep: ik ben.

Weerklinkt die kreet reeds in ieder werk met dezelfde gaafheid? Heeft hij steeds een eigen klank verkregen? En is hij duurzaam? De eerste tentoonstelling der nieuwe werken van Stephan Gorus in Celbeton zal het misschien uitwijzen. Maar dat hier een schilder met een buitengewoon temperament aan het werk is, dit staat vast en mag ver van alledaags heten in onze huidige, tamelijk gesofistikeerde schilderkunst.

Jan Walravens

 

 

Appels 8 april 1959

Beste Jan,

Ik zal zo bondig mogelijk zijn.

Mijn stuk Het concert dat ik naar De Vlaamse Gids gestuurd had, kan niet opgenomen worden. Ik ben er eigenlijk blij om want het is niet dat, te jong, te onnozel zelfs. Het zal niet meer gebeuren dat ik er zo licht over stap.

Hierbij vindt gij dan 4 reproducties van werken van Stephan:

Vuurvogel

Licht en duister

Spanning} voorbehouden door de staat

Blauwe compositie}

Stephan vraagt of het mogelijk is de foto’s die niet gebruikt worden, terug te bezorgen en eventueel de foto die gereproduceerd wordt ook. Ik heb ze tussen karton gestoken om de schade te beperken.

Dank bij voorbaat voor het artikel. Ik zal wel trachten uit te vissen wanneer het verschenen is, of kunt gij het mij zeggen? (archief)

Teirlinck is geweest verleden zaterdag. Ik was er niet. Hij vond Celbeton sympathiek en de expositie van Stephan heel goed.

Stephan is geboren te Dendermonde op 25-4-1913.

Academie Dendermonde.

Exposities: Brussel, Gent, Antwerpen, Mechelen, St. Niklaas, collectief te Parijs en te München – alles figuratief

Abstract: Celbeton.

Andere titels: Tweeluik (oerwoudachtig groen), Visioen (vlekjes allemaal). Kleurenscherzo – zie hoger.

Later vertel ik wel meer want vandaag is het al welletjes (de Gorussen, Krijgelmans en voor ’t ogenblik nog Heymans op bezoek).

Daag

Dolf

Groeten van ons allen aan u allen

N.I.R. dus op 24 april?

 

 

Appels 13-4-59

Beste Jan,

1. De papieren van de P.E.N. Club goed ontvangen.

Je me suis fendu de 100 F. Daarmee doe ik dan mijn intrede onder de big bosses van de letterkunde. Ik ben nieuwsgierig hoe ik daar zal te schilderen zitten. Ik hoop wel iemand te vinden om de schijn te redden dat ik daar verloren loop. Dank u voor de oorkonde. Ik heb ze ondertekend omdat ik er kan akkoord mee gaan.

2. Ik heb gehoord dat gij nu zaterdag in het Hessenhuis gaat spreken. Ik zit er nu al over te piekeren, want…

Johan Merckx en ik komen reeds zaterdag naar Brussel, tenminste als mijne moeder thuis is en dat zal wel. Moest gij soms voor mij de mogelijkheid zien om vanuit Brussel met u, in de wagen van een ander voorlopig, mee te rijden, graag hoor. Of, ik bel Marcel Wauters op, want ik weet dat G. Burssens bij hem komt dineren en dat ze dan naar Antwerpen gaan. Ik zal al mijne ressources uitbuiten, want op geld moet ik niet te veel rekenen, om de eenvoudige reden dat ik er weinig heb.

3. Ik hoop voor Stephan dat hij dat artikel van u in het L.N. krijgt. Op zijn dankbrief heeft Teirlinck geantwoord dat van de 2 voorbehouden schilderijen, slechts één zal gekocht worden. Dat is dan dat. Alles bijeen prachtig. Voorts een eresaluut voor Celbeton vanwege die oude rakker en “de groeten aan de volwaardige Marguerite”, onze bazin.

4. Ben Cami doet raar tegen mij. Hij heeft tegen Stephan gezegd dat ik teveel bij u aanleun. Ik weet dat ik aan het kletspraten ben. Als gij ooit het gevoel krijgt dat ik aan de zuigfles hang bij u, snijd dan maar gerust de toevoer van melk af.

Krijg ik als het kan een werk voor zaterdag?

Dank en tot ziens

Dolf

De groeten van onze familie aan die van u

 

 

Kraainem, 23 april 59

Beste Adolf,

Tot mijn grote spijt heb ik aan Gerrit Borgers moeten meedelen, dat ik geen 4000 fr. had kunnen ophalen, voor hun voordracht te Brussel. Maar zou ik ze ook gehaald hebben! De Vlaamse Club wou slechts 1000 fr. geven en Polet had al een lezing voor de radio.

Ik vind het erg jammer,

uw Jan

 

 

Appels 27 april 59

Beste Jan,

Ik ben vergeten te luisteren naar de Kunstcaleidoscoop, tot mijn grote spijt. Gorus was er wel bij en hij was opgetogen. Dank hoor!

De avond van Coulommier verliep heel goed. Wat weinig volk. De kleurdispositieven zijn prachtig, een echte openbaring voor ons. Wat Chris Yperman voorlas is zeer interessant, vooral de gedichten. Het proza liet volgens mij te wensen over, behalve in de beschrijvende gedeelten. Op 9 mei komen zij terug met een soort spel dat bestaat uit de simultane aanwending van door elkaar vloeiende kleurdispositieven, tekst van Chris Yperman en klank. Waarschijnlijk zal een zekere Broodthaers meekomen en voor filmprojectie zorgen. De foto’s van Coulommier zijn wonderlijk.

Wij hebben een nota gekregen van de S.A.B.A.M. waarbij ons kond wordt gedaan dat een forfaitair minimumbedrag van 150 F zal weerhouden worden voor de opvoering van jazz-platen op de avond van 11 april 1959 (Adams). Weeral een donderslag. Als het daar om gaat kennen ze Celbeton wel hé!

Daarbij komt dat wij 2000 kaartjes moeten laten drukken voor de komende avonden. Weer 500 F. Frieda is zojuist bij een oud-gebuur van ons, die er goed in zit. Zij zal trachten van hen steungeld af te persen. Gelukkig nog dat die Hollanders niet komen.

Zoudt gij zo goed willen zijn Roel D’Haese te polsen wat betreft zijn tentoonstelling op 23 mei aanstaande. De voorwaarden zijn: drukwerk + 200 F voor de zaal. Als dat te straf is, kunnen wij de uitnodigingen zelf op onze kaartjes drukken. Wij zijn tot zelfmoord bereid. En Claus, komt die zeker?

Weet gij dat Gorus zelf 200 F. betaalde voor de zaal! Plus zijn drukwerk en niets verkocht, buiten dat aan de Staat. Als dat geen pureté d’esprit is.

Verder niets, als dat ik snak naar het einde van dit Celbeton-seizoen. Ik ben de kunstwereld beu, tot daar (als gij mijn gebaar kunt raden).

Op 8 mei komen wij met Celbeton naar het Hessenhuis, naar dat geweldige paleis in Antwerpen waar zoveel nullen rondlopen. Ik ontken niet dat wij ook nullen zouden zijn maar wij doen er geen doekjes rond.

Tot horen, zien of zwijgen

Dolf

Groeten van Appels aan Kraainem

 

 

Appels 27 augustus 1959

Beste Jan,

Eindelijk. Celbeton start op 5 september a.s. met een tentoonstelling: Remy Pas uit Moerzeke, neef van de pianist Louis Pas uit Zele, twee jaar esthetische opleiding in een of andere katholieke instelling, nog jong vermits nog nergens geëxposeerd tenzij in groep, goed werk, persoonlijk en niet fanatiek abstract. Ik heb naar de televisie geschreven. De avond wordt ‘gevuld’ met een muzikale voordracht De Gouden Eeuw der Nederlandse Muziek (platen) door Jozef Robijns, secretaris van de Algemene Muziekencyclopedie, en door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek belast met een onderzoek naar de Nederlandse Polyfonie.

Antwoord van Rik Slabbinck. Wil in Celbeton exposeren tijdens het seizoen volgend op dit, zeer vriendelijke brief en aanvaardt gul de voorwaarden. Walschap ook akkoord om te komen lezen, maar niet meer deze winter. Hannon heeft niet meer geantwoord op mijn vraag naar een definitief ja of neen. Cela s’appelle les convenances flamandes. Roel D’Haese in de telefoon: akkoord om te exposeren maar niet in september (heel zwakke stem), tentoonstelling in Parijs in oktober, later dus. Is het waar? Zijn het uitvluchten? Passons.

Eergisteren toevallig in de T.V. het interview met Julien Coulommier gezien, bij een collega-onderwijzer. Gegrinnik van de collega en opmerkingen van het ganse gezin over de slechte tanden van Julien. Op den duur zat ik te vechten tegen mijzelf. Discussiëren helpt niet. La bêtise fait mal parfois. Dat ik hier en daar Frans wauwel komt misschien door de lectuur van Journal Littéraire VI van P. Léautaud. Indien ik ooit over een schrijver moest schrijven, uit plezier, niet om er een diepgaande of een volledige studie van te maken, dan zou hij het zijn. Die man ligt mij.

Marguerite uit Celbeton heeft mij gezegd dat er drie schilders uit Mechelen geweest zijn, gestuurd door u, om inlichtingen te vragen. Dank u. Ik wacht op nieuws van hen.

Ik vergat bijna te zeggen dat ik bij Herman Teirlinck thuis geweest ben. Ik heb anderhalf uur met hem gesproken of liever naar hem geluisterd. Onvergetelijk. Over mijzelf heb ik gezwegen als een graf. Gepraat over Celbeton, Duitsland, schilderkunst, cultuur, de jongeren.

Ik zit verveeld met het geval Jaak Brouwers. Hem laten openen ging niet. Ter zake. Ik zou als tweede exposant op 26 september Louis Paul Boon willen nemen. Boon kan dan voorlezen en misschien kan Wauters hem inleiden. Zoudt gij bereid zijn om op die avond een voordracht te houden, om ’t even wat? Of hebt gij liever dat ik Brouwers pols? Ik verkies uw voordracht natuurlijk.

Krijg ik spoedig antwoord?

Groeten aan u allen van ons allen

Dolf

 

 

Vrijdagavond, 28 augustus [1959]

Beste Adolf,

Als Wauters de schilderijen van L.P. Boon voorstelt en Boon leest voor uit eigen werk, waarom zou een derde dan nog een voordracht geven?

Zal dat Boon niet kwetsen?

Ik hoop in ieder geval te komen.

Hannon, die ik zopas opbelde (56.74.82 te Brussel) heeft veel moeilijkheden gehad. Hij zal u schrijven.

Zeer hartelijk blijf ik uw

Jan

Beste groeten aan Frieda, ook van Jeanne

 

 

Appels, 18 november 59

Beste Jan,

Het wordt voor mij steeds moeilijker om het hoofd koel te houden temidden van al die nieuwe gezichten uit de kunstwereld. Want nieuwe gezichten betekent andere taal, andere opinies niet alleen over kunst maar over mensen. En die opinies zijn zo tegenstrijdig dat ik wel enige tijd nodig heb, de nodige afstand moet nemen, om je dit en je dat te verwerken, te wegen. Wat er overblijft is dan ten slotte alleen toch nog mijn wil om zo weinig mogelijk te veroordelen en niet toe te geven aan die verdachtmakingen, die groeiende achterdocht tegenover al wat kritiek betreft.

Ik zou de kleine tegenslagen van Celbeton tragisch kunnen opnemen en de moed laten zakken. Ik vertik het, ik houd vol. Als ik te dikwijls ik zeg, n’en déplaise les oreilles sensibles, maar het feit is daar, als ik de boel laat schieten is alles om zeep.

Er is de vriendelijke bedanking van Hannon, de dag nadat ik u telefoneerde, er is de sarcastische bedanking van Chris Yperman, er is het weinig publiek bij de voordracht over Israël, enz… Je m’en fous, je m’en contrefous.

Zonder het te hebben over de eigen mensen hier die weinig meer zijn dan mossels die men voortdurend in de ribben moet stoten of ze lopen leeg als een ballon.

Gij zult de schouders ophalen, maar ik had de indruk in de laatste telefoon dat uw stem afwachtend klonk, op haar hoede, vermoeid misschien. Misschien was ik het zelf die in die toestand verkeerde. Klein, klein.

Ik hoop alleen maar dat gij ons uw sympathie blijft toedragen. Wij moeten er door. Houd u vast aan het gras, zegt Raveel, die ik zojuist in Celbeton ontmoette.

Ik ben volop mijn roman Eden aan ’t overschrijven. Het artikel over Léautaud kan wachten. Daarbij komt dat ik Julien Benda weer opgenomen heb. Wat een vent toch!

In ’t vooruitzicht: G58, Francine Urbin Choffray, Gorus, Jos De Decker (?) beeldhouwer, J. Burssens (?), Raveels (?), Haccuria.

Ik ga u een oneerbiedig voorstel doen. Als gij ooit de gelegenheid ziet om eens een voordracht van de bovenste plank te houden, wij kunnen u, onder ons, 200 F. aanbieden. Tenzij gij het liever gratis doet. Ik meen het.

Voilà Jan.

De groeten van ons allen aan uw

Kraainems nest

AM

P.S. In ’t N.I.R. gaat het niet. Peire hebben ze acht dagen afgeroepen, Van Gijsegem 2 dagen. Wat scheelt daar toch?

Voor de opening van Jan De Buck op 28-11-59 zit ik weer in de rats. Ik verwacht elk ogenblik nieuws van Roger Adams over een Jazz-debat [passage weggevallen].

 

 

Kraainem, 20 november 1959

Hortensialaan 25

Mijn beste Adolf,

Stel u maar niet voor dat ik de schouders opgetrokken heb bij het lezen van uw brief of dat ik onverschillig geworden ben tegenover uw poging. Gij weet hoezeer ik uw werk waardeer en bewonder en ik heb dat bewezen met zoveel mensen naar Dendermonde te lokken. Ik kan echter niet alles voor Celbeton doen wat ik zou willen doen omdat ikzelf zoveel werk en zoveel verplichtingen heb. Ik wil u dus meer dan ooit blijven steunen, en kan u, wat mijn eigen medewerking betreft, minder dan ooit beloven.

Maar ik zou het erg jammer vinden indien gij de moed moest opgeven en de hele zaak laten gaan. Kritiek heeft in mijn ogen geen belang, zij zal steeds van ergens komen. Het wordt natuurlijk bedenkelijker wanneer gij uw aantal aanwezigen geleidelijk ziet slinken. Zonder publiek kan men niet doen wat gij wilt doen. Blijf de inspanning dus voortzetten, maar tracht zoveel mogelijk grote namen in uw netten te vangen. Verminder uw activiteiten als het moet, maar houd vol.

Ik vind het erg spijtig dat Hannon en Yperman afgezegd hebben. Mij hebben ze daar niets van meegedeeld. Maar gij zult er wel anderen kunnen vinden. Kom, tijdens het verlof, eens op een voormiddag op Het Laatste Nieuws, dan kunnen we eens samen bespreken wat we zouden kunnen doen.

Ik voel een sterke belangstelling voor uw roman, maar het artikel over Léautaud zou ik toch ook graag zien komen. Nu gij zo aan het werk zijt en tijdschriften als het NVT, Podium en de Vl. Gids teksten van u opgenomen hebben, zou het dwaas zijn de moed te verliezen. Gij zijt eindelijk de dikke duisternis van al de voorbije jaren van een wanhopig zoeken aan het ontkomen, bijt nu door Adolf, gij hebt te veel talent om op te geven.

De beste groeten aan Frieda, ook van Jeanne. En twijfel nooit aan de grote vriendschap van uw

Jan

 

 

Kraainem, 2 februari 1960

Mijn beste Adolf,

Van 16 tot 28 februari trek ik naar Egypte voor de krant. Valt uw Godot niet in die dagen? Zo ja, dan zal ik mij weer moeten verontschuldigen. Wat ik deze keer bijzonder jammer vind. Hoe gaat het verder?

Met de groeten aan Frieda, blijf ik uw

Jan W.

 

 

Appels 5 feb 60

Beste Jan,

Het spijt ons natuurlijk dat gij niet aanwezig zult zijn op de voor Celbeton historische datum 20 februari 60. Moest ik de gelegenheid hebben naar Egypte te gaan, ik zou zelf niet aarzelen. Zon en water, droge lucht, de beste manier om van de griep verlost te geraken. Want ik zit er mee!

Enfin, chançard, moest gij de tijd zien om een woordje uit Kaïro naar Appels te sturen, graag hoor, en liefst met inlichtingen die niet in Het Laatste Nieuws of De Vlaamse Gids komen!

Mag ik u vragen, voor uw vertrek, mijn stukje over Léautaud terug te sturen. Men weet nooit, zo dichtbij Israël en Nasser.

Voorts alles goed. En met jullie in Kraainem?

Marcel Wauters zal Godot inleiden.

Ik had op televisie gehoopt voor Gorus – Los – De Decker. Dag Jan!

Tot ziens, horen of schrijven

Dolf en zijn gezin aan die van Kraainem

 

 

Appels 7 maart 60

Beste Jan,

Ik dacht reeds bij mijzelf: Jan stuurt mij geen kaartje, ik vergeef het hem nooit. En vanmorgen sloeg ik open en toe. Het klinkt pueriel, maar toen ik de prentbriefkaart vanmorgen ontving, was ik verheugd. Het zijn zo’n kleine tekens die tenslotte het leven nog leefbaar maken. In de jungle van haat en nijd, van onverschilligheid en tijdgebrek, komt dan af en toe nog een sprankel attentie doorbreken. Ik dank u. Dat zinnetje: Grandioze kunst in een beklemmend land, is een hele wereld. Ik ben nieuwsgierig daarover meer te vernemen.

De avond met Godot werd een succes. Het was de eerste maal dat ik het stuk zag en ik kan u verzekeren dat het mij zal bijblijven. De groep van Poppe speelt magnifiek. Doch niet alleen het spel, goddank, heeft mij zo aangegrepen, doch de ‘inhoud’ zelf is zo aangrijpend dat een eerlijk mens daar niet aan ontsnapt. Beckett is een vent. De belangstelling was zo groot dat wij mensen moesten weigeren. Marcel Wauters heeft die inleiding goed gedaan, zijn blad beefde, maar dat heeft minder belang. Misschien heeft dat wel belang, omdat het misschien bewijst hoezeer hij onder de indruk was van de onverwachte opkomst. Cami noch Boon waren er. Dat zijn dan schaduwzijden waarbij wij ons neerleggen.

Ik heb in Brussel Tone Brulin gezien. Hij wil komen. Ik zag ook Florent Welles. Ik zal van dit laatste bezoek alleen maar verklappen, dat ik er ondersteboven van teruggekeerd ben. Vooral de kleine Sylvie kan ik moeilijk uit mijn herinnering zetten.

Een ding zit mij nog dwars, lelijk dwars. Ik heb mijn ‘roman’ Eden rechtstreeks naar Ontwikkeling gestuurd een maand geleden. Ik had u zelf nochtans gevraagd of gij hem zoudt willen lezen. Waarom dat plotse besluit, dat mij achteraf gezien, niet heel fair voorkomt? Omdat gij zo weinig tijd hebt, omdat ik het zo eens wou proberen, zonder voorafgaand advies en vooral zonder iemand iets te vragen, omdat ik misschien uw mening schuw. Ik hoop dat gij het mij niet ten kwade zult duiden. Afwachten. Ik kreeg nog geen teken van leven en ik ben niet zinnens een vinger uit te steken om even te polsen. Afwachten. Vertel het a.u.b. niet verder, ik wens er geen ruchtbaarheid aan te geven. Naar Ruimte stuurde ik ook iets, nog langer geleden. Misschien ligt het al in de papiermand.

Zoudt gij mij het stuk over Léautaud kunnen terugbezorgen?

Na Haccurie en Jonkheere krijgen wij op 2 april Jan Burssens en Herman Van San (elektronische muziek). Ik schreef naar Duchateau om Burssens in te leiden, doch die antwoordt niet. Ik vind het vreemd. Zoudt gij er niet voor te vinden zijn om die inleiding te doen? Ik durf het bijna niet vragen, gezien uw weinige vrije tijd…

Krijg ik een bericht in gunstige of ongunstige zin?

Dank u bij voorbaat,

Dolf

De groeten van ons allen aan u allen

 

 

Vrijdagavond

Beste vriend Adolf,

Akkoord voor 14 mei. Ik zou volgende titel opgeven:

André Malraux en Jean-Paul Sartre in 1960

In orde?

Verschrikkelijk van Florent, meent ge niet? Ongelooflijk…

Da-ag

Jan

Zend mij een 30-tal invitaties

 

 

Appels 8 mei 60

Beste Jan,

Ik hoop dat gij de 30 kaartjes ontvangen hebt. De drukker had een fout gemaakt (Maleraux in de plaats van Malraux). Ik heb de Televisie verwittigd per brief. Kunt gij soms iets doen, ook bij het N.I.R.? Ik verwacht volk. Als gij het bestaat zal ik een kort inleidend woord spreken.

Dans le labyrinthe is uit. Later daarover. Rêveuse bourgeoisie ook uit. Idem.

Is het wel nodig dat ik meega bij Gorus? Persoonlijk wens ik une certaine personne zo weinig mogelijk te ontmoeten (Ses simagrées me mettent en trance). Ziehier een schets die kan helpen bij het vinden van het huis Gorus.

Ik hoop dat gij vroeg genoeg komt (met of zonder R. Adams) om na het bezoek aan Gorus bij ons thuis te komen. Wij verwachten u (beiden) en kunnen dan nog wat praten (en een stuk eten).

Moest gij mij het adres van Florent in Brugmann kunnen bezorgen, dank. Moest gij hem in de loop van de week ontmoeten, breng hem dan onze groeten over, van Frieda en van mij, onze wensen voor herstel. Ik zou er graag bij gaan maar weet niet of het wenselijk is voor de kinderen.

Dat is voorlopig alles,

Tot zaterdag, in Appels.

Komt mevrouw niet mee?

Dolf

en de zijnen

P.S. Gorus verwacht u hoor! Hij moet toch weten welk werk uw voorkeur geniet.

Hartelijk, AM

 

 

Appels 19 mei 60

Beste Jan,

Ik zou deze brief in rubrieken moeten indelen, wil ik het gevaar niet lopen bepaalde punten te vergeten. Vooruit dan maar.

Verslag Celbeton: woensdag, omstreeks 17h, nadat de brief met de verslagen reeds lang in de bus lag, kwam de zoon van dhr. Dauwe, correspondent van Het Laatste Nieuws, de verslagen in kwestie halen. Hij vertelde een verwarde geschiedenis. Gelukkig had ik nog een kopij over voor Denderland. Voor Het Laatste Nieuws gaf ik hem de raad zijn vader te zeggen dat hij het best naar de krant telefoneerde. Wat een herrie. Eerst krijg ik ze terug en dan nog wel van een kleine jongen door hem gestuurd en dan komt zijn zoon ze weer halen. Misschien is het volgende gebeurd: gewoonlijk geef ik de papieren aan juffrouw Dauwe, die bij ons naar de school komt. Heeft ze die vergeten af te geven? Alhoewel de kleine jongen mij bij het teruggeven uitdrukkelijk verzekerde dat vader Dauwe hem gestuurd had. Mysterie!

Ik vraag mij af in welk nummer van de Periscoop uw stukje over Celbeton is verschenen. In Dendermonde vind ik geen blad. Ik laat in ieder geval het mei-nummer uit Mechelen meebrengen.

Celbeton-Bestuur:

Indien ik niet eerder mijn gal uitgespuwd heb tegen de kliek Gorus-Roosen, dan is dat uitsluitend om volgende redenen:

Stephan Gorus is voor mij een goed schilder, hij stond van in den beginne in Celbeton, ik hoopte dat hij zich verder zou loswringen en niet toegeven aan kleinsteedse en neerhalende zienswijzen.

Ik ben nu tot het besluit gekomen, en ik ben niet alleen, helaas, dat wij er verkeerd aan deden Gorus als voorzitter te kiezen en advocaat Roosen in onze zaken te mengen. Wie Stephan Gorus zegt, zegt meteen mevrouw Gorus en Roosen. Wat die mensen door hun houding en vooral achter de schermen afbreken is niet te overzien. Er is niets aan te doen, het zijn hopeloos domme, op parade en gloriole afgestemde lui. Indien wij niet méér kapitaalkrachtige personen uit Dendermonde zelf in Celbeton te zien krijgen, dan is dat grotendeels de schuld van onze lieve dame. Zij klampt iedereen aan om te verkopen en alle middelen zijn goed. Lukt dat niet, dan volgt een helse, denigrerende campagne. Zij ziet met lede ogen aan hoe soms een kunstenaar iets verkoopt.

Wij hebben tot hiertoe steeds geduld gehad en van compromissen alles verwacht.

Op die manier werken gaat niet meer.

Wij zijn vastbesloten en ikzelf vooral, Celbeton te redden.

Binnen een maand of zo, beleg ik een ledenvergadering en laat goedkeuren wat ik voorleg.

Ik ben tegen voorzitterschap, maar om de zaak een elegante draai te geven zou ik een tegenkandidaat in portefeuille moeten hebben, iemand die bij voorbaat aangenomen wordt. Ik denk aan twee mensen: Jan Walravens en als gij niet wilt (ik zou u begrijpen), Gaston Burssens. Graag zou ik uw mening daaromtrent vernemen. Verder een zeer beperkt bestuur: Merckx Adolf (secretaris), Jan Heymans en nog een tweetal uit te zoeken jongeren.

Gorus-Roosen kunnen dan verder kabaal maken, zij kunnen blijven komen als gewone leden, meer niet. Ik voorzie nu al hoe zij alles in het werk zullen stellen om ons te discrediteren (Celbeton is een communistisch nest of Merckx is een idioot, een arrivist, een schoolmeester, enz…)

In feite snakt iedereen naar de oplossing. Het is spijtig voor Gorus, maar hij is werkelijk te tam.

Ik ben voor alles wat goed is en ik vraag niets beter dan dat iedereen verkoopt. Ik ben die Roosen met zijn dorps-bourgeois mentaliteit zo beu als koude pap. Het is trouwens door zijn achterlijke ideeën dat Flam indertijd niet kwam.

Die mensen begrijpen niet dat wij met Celbeton iets zeer schoon aan ’t opbouwen zijn, een kleine gemeenschap waarin elkeen de ander helpt. Het klinkt misschien utopisch maar ’t is tenminste een reden om voort te doen.

Zodra ik vrij ben, kom ik eens naar u om een programma ineen te steken. Tot hiertoe heb ik als schilders: Rik Slabbinck (opening seizoen), Foncke, Luc Verstraete, Maurice De Clercq. Graag zou ik Bert De Leeuw en wie weet Van Hoeydonck krijgen. Wij kunnen dan samen bespreken. De zaal gaan wij herschilderen en wij gaan proberen van de bazin gedaan te krijgen dat er een andere vloer komt.

Samen met Jan Heymans zal ik met nieuwe argumenten de notabelen op de beurs kloppen. Wij zullen ze persoonlijk gaan vinden.

Dans le labyrinthe:

De sfeer doet mij denken aan Beckett: absurd, nutteloos. Het verhaal is zeer ingenieus opgebouwd, geraffineerd in de techniek. Sommige beelden zullen altijd bijblijven. Ontroeren doet zo’n boek niet, tenzij de zieligheid van de soldaat aangrijpt met vertraging, een geniale ontredderingstaktiek? Op het einde toe kreeg ik de indruk dat de auteur zijn machine niet meer volledig in handen had. Interessant werkelijk.

Rêveuse bourgeoisie: prachtig, wreed, triestig van onvermijdelijkheid. Dagelijks zie ik personages uit het werk rondom mij evolueren. Ik zal nooit worden zoals die mensen, mijn wortels zijn ergens anders geschoten: kleine lui die altijd op hun smoel krijgen of kleine boeren die vasthouden wat ze hebben zonder hebzuchtig te worden. Ik heb het geluk gehad ouders te hebben die voor hun onderhoud en dat van hun kinderen gewerkt hebben, zelf verdiend hebben met hun handen en niet dachten aan handel, sjacheren, interest en zo’n vuiligheid. Ik geef het toe: de bourgeois (die ik ken) hebben een zeker gemak om zich in de wereld, in het leven te nestelen, ze voelen zich knusjes en al de rest is slechts functie van die knussigheid, veel valt hen mee omdat ze geen eigenlijke scrupules kennen. Scrupules dienen alleen als ze nodig zijn: bij grote plechtigheden. Die mensen leven van plechtigheden: dat is het woord. De echte bourgeois, de grote bourgeois is een theaterfiguur. Hij speelt toneel met een zwier die wij dikwijls missen.

Om terug te komen op la dame Gorus: zij snakt naar die wereld, dat is haar vergissing en Stephan Gorus is er het slachtoffer (vrijwillig of onvrijwillig?) van.

Mens-zijn, zonder meer, is slechts aan weinigen gegeven. Misschien kan Celbeton zijn stukje bijdragen.

Ik weet het, ik zie alles streng, maar ik kan niet anders. Neem er mijn vergissingen op de koop toe.

De groeten van ons allen in Appels aan allen in Kraainem

Dolf

P.s. Ik verkocht 7 exemplaren van uw werk. Niet slecht hé!

 

 

Zondagmorgen, 22 mei 1960

Beste Adolf,

Ik antwoord onmiddellijk op je lange en vriendelijke brief: anders komt het er weer niet van. En ik antwoord ook met nummertjes.

Proloog: Nogmaals hartelijk gefeliciteerd en bedankt voor de prettige zaterdagavond. Het viel mij vooral op, dat het zaaltje goed bezet was en dan bijna uitsluitend met mensen uit Dendermonde. Dat is alleszins een resultaat. In de grond moet je het toch in de eerste plaats van Dendermonde hebben. De anderen komen hoofdzakelijk uit sympathie voor jou en voor je initiatieven, maar dergelijke sympathie duurt over het algemeen niet lang.

Als Dauwe volgend seizoen nog moeilijkheden maakt, zeg het mij dan. Ik zal hem vanuit Brussel opbellen.

Het stukje over Celbeton en jou komt in het juni-nummer van de Periscoop.

Je moet natuurlijk zelf het best weten wat er met je bestuur moet gebeuren. Hoofdzaak lijkt mij nochtans, dat je de Dendermondse mensen niet afschrikt maar ze langzamerhand tracht mee te nemen. Het compromis van af en toe een katholiek ‘bien en vue’ te inviteren, kan zeker geen kwaad. En was ik van jou, ik zou ook Gorus en Roosen niet tegen jou in het harnas jagen. Moest je toch een nieuwe voorzitter verkiezen, dan lijkt Gaston Burssens mij uitstekend. Hij zal het waarschijnlijk graag doen en hij zal er meer vrije tijd voor vinden dan ik. Is hij akkoord, dan zou je b.v. volgend seizoen kunnen inzetten met een kleine samenkomst ter gelegenheid van het verschijnen van mijn boekje over Burssens (augustus of september, waarschijnlijk). Burssens zou dan voorlezen, ik zou wat zeggen en we zouden een tentoonstelling openen (Floris Jespers?)

Wat je zegt van Dans le labyrinthe en Rêveuse bourgeoisie, klinkt zeer persoonlijk, zoals steeds bij jou. We praten er nog wel over.

Als je tijdens het verlof langs hier komt, ben je natuurlijk welkom. Tracht Frieda mee te brengen. Florent heb ik niet meer bezocht: ben zelf gegrepen geworden door afschuwelijke tandpijn.

Je moet de beste groeten hebben van Jeanne en van de kinderen, natuurlijk voor Frieda en voor heel je familie. En ik kan niet nalaten een zacht kushandje over te maken aan mevrouw Gorus. Zal jij het haar bezorgen?

Da-ag Adolf,

Jan

 

 

Transcriptie van de brieven: Carien Gibcus

 

Dit is het derde deel van de briefwisseling tussen Adolf Merckx en Jan Walravens, waarvan de eerste twee delen verschenen in de vorige twee nummers van De Witte Raaf (nr. 130 en 131). Vanaf 31 maart 2008 zal de integrale correspondentie – incluis de resterende brieven van 30 juni 1960 tot 24 mei 1965 – beschikbaar zijn op de website van De Witte Raaf: www.dewitteraaf.be.

 

Adolf Merckx aan Jan Walravens, 19-05-1960. Privécollectie, Brussel.