width and height should be displayed here dynamically

Meret Oppenheim, Retrospektive.

Dit jaar zou de uit Berlijn stammende surrealist Meret Oppenheim (1913-1985) honderd jaar zijn geworden. Derhalve wordt nu in de Martin-Gropius-Bau een grote retrospectieve aan haar veelzijdige artistieke nalatenschap gewijd. De tentoonstelling opent met Oppenheims wiskundeschrift waarin ze op zestienjarige leeftijd de omtrek van een haasje tekende. Op vier punten (van de haas) verschenen letters, waarop Oppenheim besloot dat de wiskundige wortel van deze vier letters gelijkstond aan de ‘geometrische’ haas. Onder de omtrek schreef ze ‘X =’ en tekende ze de haas opnieuw, ditmaal oranje ingekleurd. Op de tweede pagina verschijnt onder het woord ‘Probe’ het dier op zijn kop en is naast het gelijkheidsteken een slagroomspuit getekend. Oppenheim gaf het schrift cadeau aan haar vader en brak vervolgens haar schoolopleiding in Basel af. De verontruste vader schakelde zijn vriend, de bekende psycholoog Carl Gustav Jung, in om haar te onderzoeken. Jung kon echter niets anders dan concluderen dat Meret een levendige fantasie had en helemaal geen psychische afwijking vertoonde. Bovendien bezat ze ‘künstlerisches Temperament’, ‘Unkonventionalität’ en een gezonde intelligentie. De brief, die tezamen met het wiskundeschrift in de vitrine te zien zijn, zijn als prematuur signaal voor haar kunstzinnige leven te duiden.

Niet veel later vertrok ze met haar vriendin Irène Zurkinden naar Parijs, waar ze in Café du Dôme vrijwel direct in aanraking kwam met kunstenaars zoals Alberto Giacometti, Francis Picabia, Leonor Fini, André Breton, Hans Arp, Max Ernst en Marcel Duchamp. In Marcel Duchamp zag ze haar leermeester en ze onderhield met hem tussen 1937-1942 een liefdesrelatie. De beroemde fotoserie Érotique voilée waarin Man Ray de amper twintigjarige kunstenares naakt met enkele inktstrepen op haar lichaam aan een drukpers vereeuwigde, bevestigde haar status als muze van de surrealisten en is natuurlijk ook in de tentoonstelling opgenomen.

Oppenheims oeuvre wordt dikwijls tot de kop en schotel van bont gereduceerd, die André Breton in 1936 Le déjeuner en fourrure doopte. Een anekdote leert ons dat het werk ontstond naar aanleiding van een opmerking die Picasso tijdens een rendez-vous met Oppenheim maakte in een Parijs café. Alluderend op de armband die ze tijdens deze afspraak droeg en met bont had voorzien, een motief dat ze later aan de modeontwerpster Schiaparelli verkocht, suggereerde Picasso dat ze alles zou kunnen bekleden met bont. Oppenheim moet hierop hebben geantwoord dat de kop en schotel die voor haar stonden er dan ook aan zouden moeten geloven, waarop ze beide objecten met de vacht van een Mongoolse gazelle bekleedde. Mede doordat Alfred Barr, directeur van het MoMA in New York, dit werk twee weken na zijn ontstaan in de Parijse Galerie Ratton voor zijn collectie aankocht, groeide Oppenheims object in één klap tot het icoon van het surrealisme uit. Het zou echter ook haar toekomstige werk overschaduwen, hetgeen ze tot het einde van haar leven probeerde te bestrijden, onder meer door te weigeren Le déjeuner en fourrure als multipel vrij te geven.

In 1937 keerde ze, onder meer vanwege de nationaal-socialistische dreiging (en volgens een apocriefe vertelling om haar geliefde Max Ernst te ontvluchten), terug naar Basel. Daarop volgde een stilte die 17 jaar duurde. De grond van die creatieve crisis zou gelegen zijn in haar geringe zelfvertrouwen als vrouwelijke kunstenaar. Haar plotselinge bekendheid in de door mannen gedomineerde surrealistische kring zouden de twijfels alleen maar hebben aangewakkerd. Tot 1954 vernietigde ze veel werk of maakte het niet af: ‘Es war mir, als würde die jahrtausendealte Diskriminierung der Frau auf meinen Schultern lasten – als ein in mir steckendes Gefühl von Minderwertigkeit.’ Vanaf het midden van de jaren 50 zette ze haar kunstenaarsbestaan voort. De rol van de vrouw, vooral in de kunst, loopt als een rode draad door haar oeuvre.

Ruim tweehonderd tentoonstellingsobjecten – schilderijen, tekeningen, collages, objecten, beeldhouwwerken, sieraden, kostuumontwerpen en gedichten – leveren het bewijs van de formele diversiteit van Oppenheims kunst. In acht hoofdstukken wordt gedemonstreerd hoe zij zich – geheel conform haar leidmotief ‘Künstler träumen für die Gesellschaft’ – continu heroriënteerde. Door haar oeuvre in zijn volledigheid te tonen stelt de tentoonstelling haar eenzijdige receptie als muze van de surrealisten en maker van de legendarische kop en schotel aan de kaak. De afwezigheid van dit mythische object in de tentoonstelling – het MoMA gaf het vanwege het geboortejaar van de kunstenares niet in bruikleen, maar een zeefdruk naar een foto van Man Ray herinnert wel aan het icoon – benadrukt de veelzijdigheid van haar andere werk. In de afdeling ‘Erotische Objekte’ is voor surrealistische, seksueel getinte objectkunst gekozen, zoals haar fameuze bonten handschoenen waar rode vingernagels uitsteken (Pelzhandschuhe, 1936), de avondjurk waarvan het bovenstuk enkel bestaat uit een ketting die aan de tepels van een vrouwenbuste is bevestigd (Abendkleid mit Büstenhaltercollier, 1968) en een paar schoenen dat aan de neuzen is samengesmolten (Das Paar, 1956). Reeds op jonge leeftijd tekende Oppenheim dagelijks haar dromen op en gaf ze er duiding aan. De droomachtige, vervreemde wereld en het onbewuste staan dan ook in bijna ieder hoofdstuk centraal. Ze manifesteren zich in nachtscènes, sterrenbeelden, metamorfosen, de versmelting van geslachten en bizarre antropomorfe gestaltes. In 1985 sterft Oppenheim op 72-jarige leeftijd, wat ze trouwens in een van haar dromen schijnt te hebben voorzien. Deze retrospectieve brengt de symbiose tussen haar kunst en persoonlijke leven voortreffelijk in kaart. Het is zoals de Duitse schrijver Helmut Heißenbüttel het eens poëtisch verwoordde: Meret Oppenheim ist eine Geschichte / Meret Oppenheim ist eine Geschichte die schon lange angefangen hat / Meret Oppenheim ist eine Geschichte die in verschiedenen Richtungen erzählbar ist / Meret Oppenheim ist eine Geschichte die nicht anders erzählbar ist als in den Bildern und Objekten von Meret Oppenheim.

 

Meret Oppenheim. Retrospektive, nog tot 1 december in de Martin-Gropius-Bau, Niederkirchnerstraße 7, 10963 Berlijn (030/30.25.48.60; www.berlinerfestspiele.de).