Meta 4
Het Künstlerhaus Stuttgart onder leiding van Ute Meta Bauer bundelt in de publicatie “Meta” artikels, interviews, beeldverslagen en historische documenten over activiteiten die er het voorbije jaar plaatsvonden. Na “Die Kunst und Ihr Ort” en “A new Spirit in Curating” kreeg “Meta 4” –”Meta 3″ is nog in voorbereiding – de titel “Radical Chic” mee, verwijzend naar de gelijknamige voordrachtenreeks in het Künstlerhaus, eind vorig jaar.
Bauer vat in haar editoriaal de inhoud van dit nummer samen als een vraagstelling naar het institutioneel recuperatievermogen inzake “radicale” artistieke activiteiten, de noodzaak tot een inhoudelijke herbronning van het kunstconcept en vooral de precaire verhouding tussen kunst en publiek in een gemediatiseerde wereld. Dit wordt gerealiseerd door een opeenvolging van inhoudelijk en formeel sterk uiteenlopende bijdragen waarvan uiteindelijk enkel de historische documenten enig gewicht in de schaal brengen. Van Gordon Matta-Clark volgt een beeldverslag uit “Jacks: the Auto Demolition” en over Vito Acconci een beschouwend artikel van John Miller, waarin hij zijn evolutie tot het maken van werk in de publieke ruimte becommentarieert. Het gebruik van het audiovisuele medium bij uitstek, de televisie, wordt aangekaart door Ursula Wevers die Gerry Schums pogingen om zijn land art-film te vertonen verhaalt. Bijdragen van Dan Graham, Michael Asher en Dara Birnbaum illustreren het verleggen van het werkveld buiten de tentoonstellingsruimte naar televisieomroepen, waarbij zij de produktie, distributie en receptie van het electronisch beeld tevens aan een grondige analyse onderwierpen.
De nieuwe bijdragen sluiten bijna naadloos bij deze voorgangers aan; in de lijn van de tentoonstelling “Unité” in Firminy herhaalt men bijna letterlijk een vertoog waarvan men niet inhoudelijk afwijkt en uiteindelijk geen aanvullingen, noch een andere methodiek ontwikkelt. In die zin kan men spreken van een zekere nostalgie naar een periode waarvan men zelfs de uiterst sobere vormgeving overneemt voor de kaft van deze publikatie.
David Kelleran bundelt in “Wired” puberale reflecties van modemgebruikers in een minitelsysteem, terwijl Joshua Decter in “Idiot Culture, American-Style: Chic to be stupid” vermoedt dat de idiotencultuur tot bij intellectuelen doorgedrongen is. Dit doet hij aan de hand van een dermate vrijblijvende redenering waardoor men zijn stelling enkel kan onderschrijven. Er zijn tevens projectomschrijvingen zoals “Just between People” van Stephen Willats waarin hij eerst sneert naar galeries en musea omwille van – in zijn ogen – hun objectgerichte tentoonstellingen van meestal reeds verjaarde kunst waar voor het publiek geen actieve participatie in het kunstwerk zelf weggelegd is. Hij streeft naar een actieve invullende deelname van het publiek in zijn projecten, maar komt wel niet tot het besef dat hij, de kunstenaar, het regulerend systeem in handen houdt.
In “On the Topography of Public Space” definieert Yvonne Doderer de publieke ruimte als de restfractie tussen de gedifferentieerde ruimtes (in de Griekse betekenis van het woord meta); de potentieel dragende publieke ruimte is geen recreatie-, handels-, woon- of werkruimte, maar wel die ruimte waar individuen ongeacht afkomst, functie of overtuiging met elkaar in contact kunnen treden om een stand van zaken, de polis, ter discussie te stellen. Deze ruimten hebben geen welbepaalde locatie, het is eerder een mentale ingesteldheid die zich wel kan concretiseren in een locatie: in het Künstlerhaus Stuttgart bijvoorbeeld. Doderer argumenteert voorts dat men een kritische ingesteldheid in deze ruimtes moet herintroduceren. Als voorbeeld van dergelijke lovenswaardige projecten noemt zij “Informationsdienst”. Nog tot 22 mei kan men in het Paleis voor Schone Kunsten kennismaken met en putten uit deze beknopte internationale databank over uitsluitend vrouwelijke kunstenaars. Doderer beschouwt dit als een provocatieve politieke actie omdat het de aandacht trekt op de discriminatie van vrouwen door het officiële kunstcircuit. Dit soort van gedateerde conclusies en projecten worden ook elders in deze publikatie ontwikkeld: platgetreden paden worden zó nadrukkelijk geaccentueerd dat ze een pornografisch karakter krijgen. Men wil georganiseerde avant-garde belijden op de meest nadrukkelijke wijze, gesubsidieerd en onder de uitdrukkelijke noemer “kunst”.
• Info over “Meta” bekomt u via Künstlerhaus Stuttgart, Reuchlinstraße 4B, 70178 Stuttgart (0711/617652).