width and height should be displayed here dynamically

Michael E. Smith

In het S.M.A.K. te Gent zorgen drie uiteenlopende tentoonstellingen elk voor een geheel aparte sfeer. Op de benedenverdieping bevinden zich de nokvolle zalen van Christoph Büchel; op de bovenverdieping vind je enerzijds de serene collectiepresentatie door Wim Lambrecht en zijn er anderzijds een aantal op het eerste zicht lege zalen. De lichten zijn gedoofd en er hangt een kille sfeer. Deze zalen zijn door Michael E. Smith ingenomen, of liever gezegd, ze zijn door hem haast ontruimd.

In een hoek van de middenzaal, de grootste op de verdieping, valt in het schemerlicht een afgeleefde, lichtkleurige sofa te ontwaren. Vanuit een andere hoek schijnt een laserpointer over de lange zijde van de zaal op het meubelstuk. De laserstraal beweegt op en neer en tekent zo een lijnstuk op de sofa en een deel van de achterliggende muur. De zetel wordt door de lijn aan een zenuwslopend ritme steeds opnieuw uiteengereten. De rest van de enorme ruimte is onbehaaglijk leeg. Bezoekers begeven zich spontaan richting de canapé, om het object van naderbij te bekijken. Eenmaal genaderd, krijgen ze ook andere kunstwerken te zien. De vlakbij gelegen overloop biedt doorzichten naar de inkomhal en de dakconstructie van Büchels Kongolese dorp. Bovenaan de vide die uitgeeft op de museumbalie, installeerde de kunstenaar twee koperen ovalen frames. Het is onduidelijk wat ze precies kadreren en waarom ze lichtjes schuin hangen. Als twee ogen staren ze naar de leegte boven de balie. Op de muur tegenover de kaders is in een hoek een koppel geknakte lijnen uit staal, bamboe en epoxy gemonteerd. Boven de Büchelexpositie, aan de verste muur van de lange smalle vide, zien we dan weer een sweatshirt hangen, waarop alweer een laserstraal nerveus op en neer beweegt. Een aanpalende donkere ruimte is volledig leeg gelaten, op een assemblage na. In het halfduister valt een omgekeerde badkuip te onderscheiden, waartegen een 3D-geprinte CT-scan van een hond is gemonteerd. Beide objecten zijn vervaardigd volgens een reproduceerbaar proces, het ene door middel van een mal, het andere via een printtechniek. De 3D-print toont de buitenomtrek van de hond, die via lichaamsopeningen overgaat in ingewanden. Binnen en buiten vloeien in elkaar over; de ‘binnenkant’ van de afdruk van de hond is leeg – op de gedeeltelijke voorstelling van ingewanden na. De massa van vlees en bloed is hier verworden tot een plastic schil die louter lucht omhult. De twee objecten worden in deze context twee lege containers. Om de hoek, in de kleine verbindingsruimte naar de tweede grote zaal, staan twee werken vlak tegenover elkaar. Aan de ene zijde hangt een opgeblazen (kogel)vis, waarop een tweede mond is gemonteerd, waardoor de assemblage vaagweg op een masker begint te lijken. Bij de andere muur liggen twee plastic loopballen voor hamsters, die de kunstenaar volspoot met polystyreen. Het verstikkende gevoel dat in de overige zalen door de negatieve ruimte wordt uitgedrukt, komt hier in een ‘positieve’ vorm tot uiting.

Ook in de daaropvolgende grote zaal is het duister; enkel door de deuropeningen valt licht binnen. Het eerste van de drie werken in deze ruimte bestaat uit twee naast elkaar geplaatste schermen die een fragment tonen van een surveillance video in een Amerikaans klaslokaal, waarover een geluidsband met een frequentie van 16000 Hz werd gemonteerd. Dit geluid is onhoorbaar voor de meeste mensen ouder dan 24. Bezoekers die het kunnen horen, moeten de kwelling van de monotone en behoorlijk enerverende pieptoon doorstaan. Op de openstaande deur naar het depot ‘zit’ een sculptuur. Met een eetbord en een sportshort creëerde Smith een figuur met menselijke trekken, een gebochelde deurwachter die de bezoekers en het museumpersoneel observeert. Ertegenover staat in het binnenvallende licht een stapel van negen opgeblazen stekelige kogelvissen van verschillende afmetingen, als een totempaal. Het beeld werpt een lange dramatische schaduw op de vloer, wat het tactiele van de stekels benadrukt. Het laatste werk van de tentoonstelling, dat verscholen hangt in de trappenhal, is een macabere assemblage van zestien niet zo perfect opgezette spreeuwen. Ze vormen een teken, een horizontaal gelegde ‘X’ met een verticale streep erdoorheen. De betekenis van dit teken moeten we raden, al suggereert de positie boven de deurpost dat het om een politiek of religieus symbool gaat. Anderzijds doet de eenvoudige vorm evenzeer aan een graffiti tag denken, waarmee de kunstenaar op het einde van de expositie zijn territorium markeert.

In vijf zalen toont Michael E. Smith slechts elf sculpturen of installaties. De nagenoeg lege zalen staan in contrast met de doorgangen, waar telkens meerdere werken samenkomen en interageren. De afwisseling tussen ‘dilutie’ en ‘compressie’ ritmeren de presentatie. In combinatie met de nervositeit van de bewegende laserstralen en de pieptoon veranderen de zalen en objecten in een pulserend geheel, waarbij de bezoeker van werk naar werk wordt gestuwd. Banale objecten zoals een sofa, streatwear, opgezette kogelvissen of een badkuip — die door hun enscenering doen denken aan raadselachtige lynchiaanse motieven — weet Michael E. Smith met elkaar te verbinden door zelfbewust alle middelen van de tentoonstellingsscenografie in te zetten: het uitstippelen van routes, het sturen van de blik door middel van belichting… De tentoonstelling vertoont daarmee een strakke structuur, die anderzijds niets afdoet aan de conceptual haze waar Smith prat op gaat. De objecten eisen in deze presentatie nadrukkelijk aandacht voor hun vormelijke compositie, terwijl ze tegelijk een potentieel grote metaforische kracht hebben of kunnen worden begrepen als indringende consumptiekritiek. Op een tegendraadse wijze aanvaardt Smith het museum als speelveld. Hij brengt de bezoeker in vertwijfeling door met zijn objecten een enorme leegte in het museum te openbaren.

 

Michael E. Smith, tot 1 oktober in het S.M.A.K., Jan Hoetplein 1, 9000 Gent (09/240.76.01; smak.be).