Essays
-
De rust van de werkelijkheid
Diorama’s en dia’s
Christophe Van Gerrewey -
De collectie als tijdmachine – een pleidooi voor chronologie in de museumpresentatie
Fieke Konijn -
Het museum als etalage
Dirk Pültau -
Overbelichting van de Vlaamse kunst
De tentoonstelling Walther Vanbeselaere, Verzamelaar voor de staat 1948-1973 in Museum Dhondt-Dhaenens te Deurle
Caroline Roodenburg -
Avondland
Carel Willink in Ruurlo
Daniël Rovers -
Openbare ruimte als idee en als desillusie
Wankel evenwicht in Münster
Jeroen Boomgaard -
Stadsrumoer in beeld gebracht: de Tachtigers en het moderne leven
Van Den Haag naar Amsterdam
Lieske Tibbe -
Tweelingen
Een gesprek met Wybrand Ganzevoort over leven en werk (tot om en bij 1964)
Koen Brams -
Wat nu? Na 130 jaar kunstkritiek (in Nederland)
Bart Verschaffel
Besprekingen
-
The Still Point of the Turning World
Steven Humblet -
Michael E. Smith
Louis De Mey -
David Hockney, Centre Pompidou
Christophe Van Gerrewey -
Wim Delvoye, Musée Tinguely
Christophe Van Gerrewey -
Collectiepresentatie in het Rijksmuseum: New Realities. Fotografie in de 19de eeuw
Joke de Wolf
-
Ado Chale. Alchemist, artisan, designer
Zsuzsanna Böröcz
189
september-oktober 2017
Twee tentoonstellingen – Dioramas (Palais de Tokyo, Parijs) en Diapositive. Histoire de la photographie projetée (Musée d’Élysée, Lausanne) – nodigen Christophe Van Gerrewey uit tot een beschouwing over oude en nieuwe, gedateerde en actuele media. Van Gerrewey citeert Franz Kafka, die na zijn bezoek aan het Kaiserpanorama opmerkt dat de beelden van het panorama levendiger zijn dan de bewegende beelden in de bioscoop ‘omdat zij aan de blik de rust van de werkelijkheid laten’. Die ‘rust van de werkelijkheid’ krijgt vandaag geen kans meer, stelt Van Gerrewey vast na het ondergaan van het ‘gewelddadig spervuur aan visuele en auditieve prikkels’ dat Christopher Nolans nieuwe film Dunkirk op hem afvuurde. In zijn drang om de echte oorlogservaring op te roepen, schiet Nolan zijn doel (letterlijk) voorbij: ‘Mimesis […] moet vormelijk worden gesuggereerd eerder dan machistisch opgedrongen.’
In een aantal bijdragen staat (de werking van) het museum centraal. Fieke Konijn bespreekt De Collectie als Tijdmachine, de nieuwe presentatie van de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen (Rotterdam) samengesteld door Carel Blotkamp. Blotkamp grijpt terug naar de traditie van de chronologische ordening, maar ontdoet ze van haar voorspelbaarheid door ze open te breken en op de spits te drijven. Het blijkt een schot in de roos. Zo’n kritische herwaardering van het chronologische model valt ook elders te bespeuren, stelt Konijn tevreden vast: ‘Het in diskrediet brengen van chronologie is duidelijk een gepasseerd station.’ Het M HKA (Antwerpen) beschikt sinds kort over een ‘permanente collectietentoonstelling’, een ‘inkomhal en bibliotheek met leeszaal’ en een ‘basisinfrastructuur voor het Centrum Kunstarchieven Vlaanderen’. Volgens Dirk Pültau heeft het M HKA ervoor gekozen niet langer een museum, maar een simulacrum van een museum te zijn.
Caroline Roodenburg bezocht de expo Walther Vanbeselaere, Verzamelaar voor de staat 1948-1973 (Museum Dhondt-Dhaenens, Deurle) over het aankoopbeleid van Walther Vanbeselaere voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen en zijn rol in de collectievorming van het MDD. Een al te grote nadruk op het ‘Vlaamse’ karakter van Vanbeselaeres beleid, en veeleer misplaatste interventies van hedendaagse kunstenaars, luidt haar oordeel. In Kasteel Ruurlo is een nieuw monografisch museum gewijd aan Carel Willink opengegaan, met werken uit de collectie van miljardair Hans Melchers. Voor Daniël Rovers een aanleiding om de geraffineerde tactiliteit van Willinks schilderkunst te verkennen en de conservatieve politieke grondhouding van de kunstenaar tegen het licht te houden. Wat blijkt? Willinks wereldbeeld vertoont frappante overeenkomsten met dat van Melchers: ‘Als mecenas is Hans Melchers de juiste man voor Willink’, besluit Rovers.
Fatalisme alom in Skulptur Projekte 2017 (Münster), de vijfde editie van de tienjaarlijkse manifestatie rond kunst in de openbare ruimte. ‘Zelfs de wens om met de kunst de openbare ruimte van Münster te veroveren […] lijkt opgegeven’, verzucht Jeroen Boomgaard. Slechts een handvol werken biedt (schroomvallig) weerwerk – als ‘kleine lichtpuntjes in het schemerduister van de moedeloosheid’. Lieske Tibbe nam de tentoonstelling Rumoer in de stad (Gemeentemuseum Den Haag) over de schilders van Tachtig onder de loep. Haar conclusie: het stadsthema wordt beter uitgediept dan in vorige tentoonstellingen over deze kunstenaars, maar er worden te veel uiteenlopende fenomenen — van impressionistisch schilderen tot arts-en-craftsmeubilair — op één hoop gegooid.
Koen Brams interviewde kunstenaar Wybrand Ganzevoort (°1930) – een van de stichters van de legendarische Antwerpse groep G 58 (1958-1962) – over zijn jeugd en (kunst)opleiding, zijn betrokkenheid bij G 58 en zijn vroege carrière tot 1964. Naar aanleiding van het afsluiten van de elfdelige boekenreeks Kunstkritiek in Nederland 1885-2015 reflecteert Bart Verschaffel over de teloorgang van de (traditionele) kunstkritiek.