Mitchell B. Merback. Perfection’s Therapy. An Essay on Albrecht Dürer’s Melencolia I
ZONE Books is een uitgeverij uit New York, opgericht door onder meer Sanford Kwinter, Hal Foster en Jonathan Crary, waarvan de kunsthistorische en cultuurkritische boeken vormgegeven worden door Bruce Mau en Julie Fry, en gedistribueerd door MIT Press. Sinds 1985 verschenen meer dan 130 uitgaven die moeilijk onder één noemer te vatten zijn. Aanvankelijk werden vooral classics uit het Frans vertaald – Foucault, Blanchot, Deleuze, Bataille – maar gaandeweg verschenen er meer oorspronkelijke Engelstalige uitgaven. Voor 2019 zijn boeken gepland over de poëtica van Bob Dylan en het belang van de poolgebieden voor de renaissancecultuur. Begin 2018 verscheen een lang essay over Melencolia I, de overbekende kopergravure uit 1514 van Albrecht Dürer.
Cultuurhistoricus Mitchell B. Merback geeft van bij aanvang toe dat het hem niet zal lukken iets opzienbarends te onthullen over deze afbeelding, laat staan dat hij de vele raadsels ervan definitief zal ontsluieren. De prent van Dürer toont een zittende engel die, het hoofd op de linkerhand, mismoedig voor zich uitkijkt. In haar rechterhand houdt ze een passer vast. De engel wordt omgeven door voorwerpen en figuren: een putto bovenop een molensteen, een magere, slapende hond, een bol, een polyeder (in één vlak verschijnt een beeld waar interpreten een doodshoofd dan wel het portret van Dürer in herkennen). Rechts bovenaan staat een klein gebouw – of is het een massieve sokkel? In de voorkant is een magisch vierkant gebeiteld: de getallen 1 tot 16 komen eenmaal voor, en de som van elke rij, kolom of diagonaal is 34. Op de achtergrond, boven de met vlijmscherpe lijnen getrokken horizon, zijn een vallende ster en een regenboog te zien. Door de lucht zweeft een klein angstaanjagend vleermuisachtig schepsel; het krijst treiterig de tong bloot, de vleugels opengeslagen, zodat de titel van de gravure leesbaar wordt: MELENCOLIA I.
Hoewel er vele disputen lopen over de betekenis van alle afzonderlijke elementen, is er over dit werk in het geheel een zekere consensus ontstaan, voornamelijk op basis van de interpretaties van Erwin Panofsky. Melencolia I toont de melancholie die bij uitstek creatieve mensen nu en dan overvalt. Ze streven naar harmonie, orde en schoonheid, maar ze moeten vaak onder ogen zien dat alles wat ze doen tevergeefs is. De prent van Dürer toont die toestand: de werktuigen en sommige van de methodes om ‘aan de slag te gaan’, om er ‘iets van te maken’, zijn aanwezig, maar de engel heeft er geen zin in – de engel heeft momenteel nergens zin in, en kijkt intens voor zich uit, roerloos en mokkend, vermoedelijk onderworpen aan cirkelredeneringen over de zinloosheid van het bestaan. Dürer zou, aldus Panofsky, het moderne kunstenaarsbegrip hebben gevat, aan het begin van de zestiende eeuw, en bij uitbreiding de moderne melancholie tout court, door Baudelaire later als ‘spleen’ omschreven, of door Benjamin als ‘denken in het teken van Saturnus’, de planeet die treurnis opwekt. Dürer leefde in een overgangsperiode: na de donkere middeleeuwen stond de heropleving van het klassieke denken voor de deur, met alle gevolgen van dien. ‘Hoe glorieus was het,’ zo omschrijft Merbach het in de inleiding tot zijn boek, ‘om iedere dag het briljante gezag van de rede te ervaren, het meesterschap van geometrie, eruditie en eloquentie, en de kunsten die eruit volgen? Nu de ban van het primitieve bijgeloof doorbroken was, de tirannieke angst voor demonen en afgoden bezworen, en een rationele kennis van de wereld omarmd, wat voor groots geluk was er dan over de mensheid neergedaald?’ Makkelijker gezegd dan gedaan, zo lijkt Dürer met Melencolia I gesuggereerd te hebben, en hij etste het janusgezicht van de moderniteit, bepaald door zowel hoop op vooruitgang als een verlammend besef van vergeefsheid.
Wat Merback aan de Dürer-studies heeft toe te voegen, is de in dit boek uitentreure herhaalde suggestie dat Dürer niet alleen een allegorie van de melancholie wou schetsen, maar ook een manier om aan de bijhorende ellende te ontsnappen. Dürer zou expliciet geprobeerd hebben ‘om een soort van receptief proces in de toeschouwer te stimuleren’. ‘Dürers portrettering van de melancholie,’ zo schrijft Merback, ‘is zowel diagnose als remedie – geen geneesmiddel, maar een verlichting van symptomen, voldoende om niet langer bij de pakken te blijven zitten.’ Bewijs daarvoor zou te vinden zijn zowel in de eigenschappen van het beeld als in de biografie van Dürer, en in contemporaine culturele gebruiken. Melencolia I nodigt uit tot speculatief denken, zo suggereerde Heinrich Wölfflin. Merback gaat nog een stapje verder: dat denken is dankzij de opaciteit van het beeld zo diep dat je er bij wijze van spreken als vanzelf je miserie door vergeet. Ook Aby Warburg noemde Melencolia I een ‘humanistischen Trostblatt’, ‘een beeld uit de begindagen van het humanisme, troostend omdat de overwinning van het denken over de donkere kracht van Saturnus al heeft plaatsgevonden’. Is het bijvoorbeeld niet zo dat het mormel dat de titel van deze ets openbaart, als een dokter die met een beklemmende diagnose tevoorschijn komt, eigenlijk alweer op het punt staat ‘buiten beeld’ te zweven? Merback haalt voor deze ‘therapeutische’ interpretatie ook de christelijke traditie van het genezende beeld aan: in de middeleeuwen werden mensen soms voor een schilderij gezet in de hoop dat ze van een of andere kwaal zouden genezen. Een ander argument vindt hij in de manier waarop Dürer, zijn leven lang, niet alleen het lijden van anderen afbeeldde, maar ook ‘de ethiek van wederzijdse assistentie ernstig nam, van troost, van soul service, binnen de kringen van geleerde vrienden, intellectuele adviseurs, opdrachtgevers en familieleden’.
In een bespreking van Perfection’s Therapy in The Times Literary Supplement heeft Gabriel Josipovici opvallend verontwaardigd op het boek van Merback gereageerd. Dürer was helemaal geen therapeut! Hij wou tot uitdrukking brengen, aldus Josipovici, dat noch van het oude christendom, noch van het nieuwe humanisme, heil te verwachten valt, en dat enkel ‘de dramatisering van dit feit’ troost kan bieden. Het is een kwestie van wat je onder troost verstaat, maar misschien is dat precies wat Merback bedoelt. Waarom zouden we ons met kunst bezighouden – waarom zouden we überhaupt iets doen – als het niet is om aan verveling en melancholie te ontsnappen? Het geeft aan alles wat in dit boek over Melencolia I wordt beweerd, uiteindelijk een vreemde, haast magische evidentie.
• Mitchell B. Merback, Perfection’s Therapy. An Essay on Albrecht Dürer’s Melencolia I verscheen in 2018 bij MIT Press, ISBN 9781942130000.