width and height should be displayed here dynamically

Nieuwe publicaties

Katrien De Blauwer. Stills. [Plouër-sur-Rance]: IIKKI 001, 2016. 102 blz. 75 afb. ISBN 978-2-9557953-0-9

De Belgische kunstenares Katrien De Blauwer (°1969) noemt zichzelf een fotograaf zonder fototoestel, omdat ze foto’s gebruikt die ze vindt in oude tijdschriften, liefst van voor 1960. Haar favoriete onderwerp is het vrouwelijk portret. Ze verknipt de beelden en monteert ze tot nieuwe beelden. Het levert minimalistische collages op. Meestal plaats ze twee fragmenten naast of boven elkaar. Hierdoor ontstaat een korte beeldsequentie die, bijna zoals in een film, het tijd- en ruimtegevoel opentrekt. In de zogenaamde Single Cuts herleidt ze het beeld zelfs tot één uitsnede. Uiteraard hangt er een zweem van nostalgie over de beelden, maar de montages zijn bijzonder goed doordacht. Opvallend hierbij is dat de ogen van de modellen nooit te zien zijn doordat De Blauwer ze stelselmatig wegsnijdt. Hierdoor komt de nadruk te liggen op de lichamelijke expressie. De fotografische werken zijn klein van formaat waardoor ze zich gemakkelijk lenen tot reproductie. Zo is haar werk de laatste jaren ontdekt door The New York Times Magazine en Editions Gallimard, die de fragiele montages gebruiken als cover art. Maar ook de jonge uitgeverij IIKKI ontdekte haar werk. De naam IIKKI is afgeleid van het Finse woord Musiikki (muziek). De uitgever wil de komende jaren kunstboeken publiceren in dialoog met componisten of muzikanten. Bij deze eerste publicatie (IIKKI 001) heeft de muzikant Danny Clay een vinylplaat toegevoegd die bij het doorbladeren van Stills kan beluisterd worden. Het fotoboek is verdeeld in evenveel hoofdstukken als er tracks op de plaat staan. IIKKI doet dus aan koppelverkoop, maar in dit geval kan dat wel tot ontdekkingen leiden. Het oblong formaat komt wel ongepast over doordat de meeste beelden verticaal zijn, zoals portretten. Ze hebben helemaal geen panoramisch karakter. De associatie van het horizontale formaat met oude fotoalbums is veeleer hinderlijk. Jammer, want de licht erotiserende montages van Katrien De Blauwer zijn bijzonder subtiel – en subtiliteit is kwetsbaar.

 

Elena Filipovic. The Apparently Marginal Activities of Marcel Duchamp. Cambridge / Londen: The MIT Press, 2016. 340 blz. 150 afb. ISBN 978-0-262-03482-1

Je moet bij de pinken zijn om nog iets toe te voegen aan de hoeveelheid literatuur over het fenomeen Marcel Duchamp. De Amerikaanse kunsthistorica Elena Filipovic beschreef voor haar recente doctoraatsthesis een nieuw facet van het oeuvre. Hiervoor keek ze niet zozeer naar de kunstwerken zelf, maar naar de manier waarop Marcel Duchamp zijn werken in de wereld plaatste en hoe hij optrad als verdeler, curator, verkoper en uitgever. Ze concentreert zich vooral op de ontplooiing van Duchamps strategieën bij drie van zijn werken: het fameuze urinoir Fountain (1917), het miniatuurmuseum Boîte-en-valise (1938-1942) en zijn laatste werk Etant donnés (1946-1966). Haar overtuigende conclusie is dat Duchamp de grondlegger was van de kunstenaar-als-curator (avant la lettre) en tegelijk de vader van de institutionele kritiek, zoals die in de late jaren zestig ontwikkeld werd door kunstenaars als Michael Asher, Daniel Buren, Hans Haacke en Marcel Broodthaers. Bijzondere aandacht besteedt ze aan Broodthaers, omdat hij als ‘directeur’ van zijn Musée d’Art Moderne Duchamps inzichten aangescherpt en gecompliceerd heeft. Tegelijk keek Elena Filipovic naar de manier waarop Marcel Duchamp zijn werk reproduceerde of liet reproduceren, waarbij opvalt hoe manipulatief hij het medium fotografie gebruikte. Maar ook het biografische detail dat Marcel Duchamp de zoon was van een notaris, blijkt relevant. Duchamp hield van archiveren en bureaucratiseren. Zoals de meeste boeken van MIT Press is deze publicatie degelijk uitgegeven: inhoudelijk relevant, vormelijk compact zonder zinloze details in de vormgeving. Toch lees ik liever driehonderd pagina’s tekst in een schreefletter dan in het hier gebruikte PF Din Pro. De beeldredactie is uiterst verzorgd. Zowat elke illustratie sluit perfect aan bij de tekst. Het portret van de kunstenaar op de cover bevat voor de oplettende kijker een betekenisvol detail. Duchamp blijft verrassen. Zijn blik op het geheel en de details is alomvattend, als die van een grootmeester in het schaakspel. Hij wint altijd.

 

Eric Min. Een schilder in Parijs. Henri Evenepoel (1872-1899). Amsterdam / Antwerpen: De Bezige Bij, 2016. 512 blz. 93 afb. ISBN 978-90-234-9758-5

Hoe pakt een mens zijn leven aan na het behalen van een diploma in de wijsbegeerte? De filosoof Eric Min loste dit probleem op met onder andere journalistiek werk en recenter met het schrijven van kunstenaarsbiografieën. Ondertussen heeft hij de levens van James Ensor (2008) en Rik Wouters (2011) onder handen genomen. Nu is er een derde biografie verschenen over Henri Evenepoel, een kunstenaar uit het fin de siècle die op zevenentwintigjarige leeftijd overleed op een zolderkamer in Parijs. Tijdens zijn leven beleefde hij matig succes, maar nu, meer dan honderd jaar later, geniet hij in België ruime bekendheid. Eric Min noemt hem een einzelgänger die met zijn kunst gewrongen zat tussen een klassieke, academische stijl en de toenmalige nieuwe stromingen zoals het impressionisme, het symbolisme en de art nouveau. Het boek is verrassend lijvig, gezien de korte periode waarin de jonge Evenepoel zijn weinig exuberante leven leidde. Dit komt doordat de auteur kon beschikken over de uitvoerige correspondentie van de kunstenaar met zijn vader Edmond Evenepoel. Deze vader-zoonrelatie wordt dan ook overtuigend en levendig geschetst, al krijgt de lezer heel wat overbodige details te verwerken. De geheime verhouding van Henri Evenepoel met zijn nicht, bij wie hij een kind verwekte, blijft na het lezen van dit boek onopgehelderd. De auteur slaagt er wel in om een interessante kijk te bieden op het toenmalige leven in de Parijse ateliers en salons, en soms zijn we getuige van het getouwtrek bij de organisatie van een tentoonstelling. Interessant is ook de beschrijving van de toenmalige ‘affichegekte’. De affiche was een nieuw medium waarmee ook Evenepoel zijn karig inkomen aanvulde. Het boek zelf ziet er op het eerste zicht uit als een genaaide hardcover (inclusief kapitaalbandje), maar is bij nader inzien gelijmd. De beeldredactie is minimaal. De afbeeldingen zijn geordend in drie korte reeksen die op toevallige plaatsen in het boek zijn geschoven. Dit is een besparende truc uit het predigitale tijdperk. Tegenwoordig is het geen krachttoer meer om ervoor te zorgen dat illustraties vlakbij de betreffende tekstpassages staan. Dit boek verdiende een betere productie.

 

Wolfgang Tillmans. Conor Donlon. Köln: Verlag der Buchhandlung Walther König, 2016. 192 blz. Meer dan 200 afb. ISBN 978-3-86335-941-6

Naast lijvige fotoboeken en catalogi publiceert de Duitse fotograaf Wolfgang Tillmans af en toe kleinere boeken. Ze zijn steeds op dezelfde manier vormgegeven en tonen één thematische fotoreeks. Het ene boek is bijvoorbeeld gevuld met beelden van het supersonische vliegtuig Concorde (1997), het andere met de auto’s die het beeld van ons dagelijks leven bepalen (2015). Door hun vorm en inhoud kan men deze boekjes ondertussen als een reeks op zich beschouwen. Met een beetje goede wil kan men ze ook kunstenaarsboeken noemen. Conor Donlon, het nieuwste exemplaar, bevat een reeks portretten van de Brit Conor Donlon. In een korte, inleidende tekst vernemen we dat Conor Donlon sinds 2001 assistent, maar ook een goede vriend is van Wolfgang Tillmans. Ondertussen is Donlon oprichter en eigenaar van Donlon Books, een boekhandel gespecialiseerd in het betere kunstboek in Londen. De portretten bestrijken meer dan tien jaar en zijn chronologisch gerangschikt. Ze tonen Conor Donlon in landschappen, interieurs en op publieke plaatsen, zowel ’s nachts als overdag. Niet alleen de locaties en de tijdlijn zijn interessant, maar ook de manier waarop Wolfgang Tillmans de beelden op de pagina’s schikt. Zwart-witfoto’s worden afgewisseld met kleurbeelden; hier en daar duiken blanke pagina’s op. Grote en kleine beeldformaten worden met elkaar gecontrasteerd; de achtergronden zijn soms zwart, soms wit. Wolfgang Tillmans deinst er ook niet voor terug om foto’s over elkaar heen te schuiven. Met andere woorden, hij laat alle hoeken zien van de ruimte die ontstaat bij het openen van de pagina’s. Het gevaar van deze werkwijze is dat de beeldsequentie een zootje wordt, maar Tillmans heeft de regie stevig in handen. Hij weet hoe je 192 bladzijden levendig kan houden zonder irritant te worden.