width and height should be displayed here dynamically

Nieuwe publicaties

Peter Downsbrough. From To – Post Cards. Gent / Le Grand-Hornu: S.M.A.K. / MAC’s, 2016. 112 blz. 200 afb. ISBN 978-9075679849

Als communicatiemiddel is de prentbriefkaart sinds meer dan twintig jaar achterhaald door de digitale bits en bytes. In de eerste helft van de 20e eeuw was het versturen van prentbriefkaarten razend populair. In de tweede helft van die eeuw speelden ze zelfs een bescheiden rol als artistiek medium. Bewerkte exemplaren werden enthousiast verstuurd door de aanhangers van de mailart, maar ook kunstenaars als Joseph Beuys, On Kawara, Marcel Broodthaers en Peter Downsbrough maakten er gebruik van. Peter Downsbrough (°1940) is vooral bekend voor zijn minimalistische interventies in architecturale omgevingen waarbij hij gebruikmaakt van twee buizen, de zogenaamde Two Pipes, die hij rechtop en naast elkaar plaatst om de ruimte te herdefiniëren. Op muren, vloeren of zuilen voegt hij soms rechte lijnen toe en woorden als if, out, as, then, to, from… Het gaat om woorden die pas betekenis krijgen door de talige context waarin ze gebruikt worden, maar die hier geïsoleerd worden gepresenteerd. Sinds de jaren tachtig past hij dit procedé ook toe op prentbriefkaarten, waarbij hij parallelle lijnen (Two Lines) aanbrengt, maar soms ook fragmenten van rechthoeken en woorden. Hij doet dit door middel van transferfolie, beter bekend onder de merknaam Letraset. De prentbriefkaarten stellen meestal gebouwen of stadszichten voor en de esthetiek van Peter Downsbrough drijft vooral op het plezier van de interactie met dat beeld. Ondertussen heeft Downsbrough meer dan vierhonderd exemplaren bewerkt. De meeste prentbriefkaarten zijn niet verstuurd en enkele reeksen zijn als editie verschenen. Naar aanleiding van een dubbeltentoonstelling in het S.M.A.K. (Gent) en het MAC’s (Le Grand Hornu) verscheen een publicatie met tweehonderd reproducties. Sabine Folie draagt een essay bij over de prentbriefkaart, vooral als communicatiemiddel. Ondertussen is de tentoonstelling in het S.M.A.K. afgelopen, maar in het MAC’s kan men nog tot 8 januari 2017 een selectie van de prentbriefkaarten bekijken. De publicatie valt op door het verticaal formaat, de ringbinding en het dikke papier, zoals bij een echt verzamelalbum.

 

Florian Graf. FG / Artist Service Group. Everything Artists Offer. [Baden]: Kodoji Press, 2016. 120 blz. 73 afb. ISBN 978-3-03747-076-3

De positie van de kunstenaar in onze samenleving is netelig. Hij produceert geen consumptiegoederen en levert ook geen diensten. Hij staat aan de rand van het economisch systeem en vervult geen duidelijk omschreven taak. Vanuit zijn zielenroerselen, inspiratie of creatieve intelligentie creëert hij beelden die in het beste geval een publiek aanspreken. Kunstenaars zijn zonderlingen. Weinig ouders vinden het leuk wanneer hun kind kunstenaar wil worden. Een onzekere toekomst jaagt angst aan. Maar het vooruitzicht van succes is altijd aanwezig, eventueel post mortem. De Zwitserse kunstenaar Florian Graf (°1980) behandelt in zijn nieuwste kunstenaarsboek FG / Artist Service Group de blik van de buitenwereld op het kunstenaarschap. Het boek is opgevat als een catalogus van een fictief boekingskantoor dat een rist kunstenaars presenteert die zich aanbieden om tijdelijke opdrachten te vervullen. De diensten die deze artiesten leveren, vallen uiteen in vijf categorieën: practical, scientific, social, mental en spiritual services. De kunstenaars behoren tot 54 verschillende types, waaronder een activist, genie, idealist, outsider, fotograaf, filosofisch adviseur, uitvinder, vagebond en visionair. Deze kunstenaars kunnen ingehuurd worden voor een vastgestelde periode aan een vaste prijs. Elke kunstenaar wordt met tekst en portret op een spread gepresenteerd. De teksten persifleren reclametaal. De foto’s tonen telkens Florian Graf zelf in aangepaste omgevingen en outfits. Door de zakelijke Zwitserse typografie imiteert het kunstenaarsboek bedrijfscatalogi. De ironie druipt van de bladzijden. Merkwaardig is dat Florian Graf de 54 beelden voor deze publicatie niet ensceneerde. De fotoportretten uit zijn persoonlijk archief zijn afkomstig van projecten, performances en films die hij de voorbije jaren realiseerde. Dit boek is niet alleen visueel attractief, maar reveleert ook de heikele situatie van de beroepskunstenaar.

 

Gerard Herman. Allemaal Gedichten. [Aalst]: Het Balanseer, 2016. 72 blz. 6 afb. ISBN 978-9079202355

Het werk in boekvorm van de Antwerpse kunstenaar Gerard Herman (°1989) is vrolijk absurdistisch, maar dikwijls ook sarcastisch. Onder de noemer van kinderboeken, strips en dichtbundels publiceert hij kolder met een scherp kantje. De grafische zwart-witstijl suggereert een speelse, maar ingehouden artistieke ambitie. Het aantal publicaties in eigen beheer onder de uitgeversnaam Groepsdruk is nauwelijks bij te houden, maar voor zijn laatste dichtbundel heeft hij de literaire uitgeverij Het Balanseer geëngageerd. Het boekje Allemaal Gedichten oogt vrolijk, met knalrode letters op een gele kaft. Het kleine, ernstige portret van de kunstenaar onderaan de cover is uiteraard ironisch bedoeld. In het colofon verneemt men dat de cover geïnspireerd is door de typografie van Willy Fleckhaus, bekend voor zijn vormgeving van het sixties tijdschrift Twen, maar ook van de pockets uitgegeven door Insel Verlag en Suhrkamp Verlag. De bundel van Gerard Herman bevat 27 korte gedichten. De gelijkenis met het dichtwerk van de Nederlander Cornelis Bastiaan Vaandrager (1935-1992) valt op, redacteur van Gard Sivik en medeoprichter van De Nieuwe Stijl in de jaren zestig. Voor zijn bundel Gedichten (1967) assembleerde Vaandrager poëzie met fragmenten uit kranten, advertenties en folders. Een mooi voorbeeld van deze werkwijze: ‘De kroketten in het restaurant / zijn aan de kleine kant’. Gerard Herman past hetzelfde procedé toe, maar beperkt zich daarbij tot het Vlaamse pulpblad Dag Allemaal. Met fragmenten van interviews uit dat tijdschrift stelde hij gedichten samen, wat wonderbaarlijke no-nonsensepoëzie oplevert zoals: ‘…Want of ik nu wil of niet: / ik wil elke dag gaan wandelen / onder plaatselijke verdoving…‘ De bundel bevat ook nog zes foto’s van banale tuintjes, terrassen en buitenwijken, gefotografeerd door Sine Van Menxel.

 

Tuur & Flup Marinus. Belgisch Congo Belge. [Gent]: Art Paper Editions # 75, 2016. 16 blz. 16 afb. ISBN 978-9490800536

Tuur Marinus is danser en choreograaf (zie Youtube) en zijn broer Flup Marinus tekent beeldverhalen en cartoons (zie Flickr). Sinds 2009 werken ze samen aan een ‘groots’ maar bizar project. Dit najaar was het resultaat te zien in Cultuurcentrum Mechelen. Bij de tentoonstelling verscheen een publicatie die het project nauwkeurig weergeeft. Het boek is een facsimile van een postzegelalbum gevuld met postzegels van Belgisch Congo uit de verzameling van hun grootvader. Spontaan komt de vraag op waarom de broers deze eerder banale postzegelcollectie lieten reproduceren, maar bij nader toezien blijkt dat de 315 postzegels stuk voor stuk nauwkeurig nageschilderd zijn. Met welke intentie werkten de gebroeders Marinus zeven jaar lang aan dit project? Het antwoord is noch op het internet, noch in persmededelingen te vinden. Is het een absurd eerbetoon aan hun grootvader? Is het een grap? Een minutieus uitgevoerde dwanggedachte? Of gaat het om een artistiek project in de traditie van de miniatuurschilderkunst, de trompe-l’oeil, het hyperrealisme? Bij het album is een los vel gevoegd met twee essays die enkele interpretaties voorstellen. Volgens Petra Van Brabandt bezweren de kleurrijke dieren, planten en inboorlingen op de postzegels de angsten voor het onbekende. Tegelijk representeren ze de ‘beheersdrang’ van de kolonisator. Het maniakaal naschilderen van de postzegels zou de neurotische dwang van de postzegelverzamelaar reveleren. Het tweede essay van Bambi Ceuppens focust vooral op de geschiedenis van het verzamelen van afbeeldingen van exotica. Ceuppens komt tot de conclusie dat het absurd was om de onbekende wereld van Belgisch Congo te willen begrijpen via het aanleggen van collecties. Maar stemmen deze interpretaties wel overeen met de bedoeling van de kunstenaars? Ik zou dat maar al te graag vragen aan Tuur en Flup Marinus.

 

Lynda Morris (et al.). Time Extended / 1964-1978. Works and Documents from the Herbert Foundation. Gent: Herbert Foundation, 2016. 96 blz. 170 afb. ISBN 978-9082083934

Naar aanleiding van de tentoonstelling Works and Documents from the Herbert Foundation verscheen onder dezelfde titel een kleine, maar goedgevulde publicatie. Het boekje evoceert de verhouding die Anton en Annick Herbert hebben met de conceptuele en minimalistische kunst, en met de geschiedenis van hun privécollectie. In een eerste tekst vertelt Lynda Morris over haar ontmoeting met Anton en Annick Herbert in 1973 en over de context waarin die plaatsvond. Dit mondt uit in een verslag over deze periode van de conceptuele kunst, aangevuld met veel persoonlijke anekdotes. Hierna volgt een interview van Sophie Richard met Anton en Annick Herbert waarin ze vertellen over hun werkwijze bij de samenstelling van hun collectie. In een tweede interview, deze keer afgenomen door Philippe Ungar, spreken ze over hun plannen met de Herbert Foundation en leggen ze uit hoe ze de werking van het archief willen opvatten. Ten slotte stellen Samantha Ismail-Epps en Laura Hanssens tien stukken voor uit het archief, waaronder kunstenaarsboeken, posters en uitnodigingskaarten. Het boekje is goed geïllustreerd en geeft een snelle, heldere kijk op de wereld van de conceptuele kunst en de Herbert Foundation.

 

Femmy Otten. Slow Down Love. Rotterdam: nai010 uitgevers, 2016. 136 blz. 152 afb. ISBN 978-94-6208-321-9

De Nederlandse kunstenares Femmy Otten (°1981) bewandelt een ongewoon pad. Archaïsche vrouwenportretten, marines en landschappen zijn haar belangrijkste genres en onderwerpen. Voorts maakt ze ook houten sculpturen en reliëfs in gips. Haar werken bevatten sporen van onder anderen de dichteres Emily Dickinson (1830-1886), Fra Angelico, antieke sculpturen en René Magritte. Voorbijgaand aan de waan van de dag streeft ze naar een ’transhistorische’ esthetiek. Door de fragiele en provisorische uitvoering toont ze tegelijk de breekbaarheid en vergankelijkheid van schoonheid. Naar aanleiding van haar tentoonstelling Days Undressed bij Galerie Fons Welters in Amsterdam verscheen eind oktober voor het eerst een monografie onder de titel Slow Down Love. Het grote formaat (24,5 x 34 cm) en de glasheldere vormgeving zorgen voor een geprononceerde presentatie. Het boek bevat een geïllustreerde tekst van John C. Welchman waarin hij de iconografie van Femmy Otten nauwkeurig vergelijkt met die van oude meesters. In een tweede tekst brengt Laurie Cluitmans verslag uit van haar bezoek aan het atelier van de kunstenares.

 

Dennis Tyfus. Summer Whine. [Antwerpen]: Ultra Eczema # 215, 2016. 64 blz. 64 afb.

Van Dennis Tyfus verscheen onlangs een bundel tekeningen onder de titel Summer Whine (‘Zomers gezeur’). Het gaat om ontwerptekeningen voor schilderijen die nooit werden gerealiseerd. Nu worden ze als een reeks zelfstandige werken gepresenteerd. Met onder andere stift, inkt en krijt tekent Tyfus groteske taferelen in felle kleuren. Opvallend is het gebruik van stippelpatronen. Soms monteert hij fotofragmenten in zijn composities. De dolle fantasie en de spontane stijl zorgen voor de fun. De titel Summer Whine alludeert wellicht op Tyfus’ niet aflatende drang om te tekenen, tot vervelens toe, wat blijk geeft van zelfspot. Deze 215e uitgave van uitgeverij Ultra Eczema (een naam waarachter Dennis Tyfus zelf schuilgaat) bevat afgezien van de titel en het colofon geen tekst. Het boekblok is gevat in een groene linnen kaft met paarse opdruk, wat heel chique oogt. ‘Not much to whine about, after all’ zegt Dennis Tyfus hierover op zijn website (ultraeczema.com).