‘O sorry meneer, ik was u vergeten’
Over Germaine Tillion, Le Verfügbar aux enfers
Overleven, onze ultieme sabotage.
Germaine Tillion
Ze hield het manuscript een halve eeuw in de lade. Niet dat Germaine Tillion de weg naar de uitgever niet kende. Haar etnologische studies, over Afrika en in het bijzonder over Marokko, hadden haar stevig op de kaart van intellectueel Frankrijk gezet. Ze had ook over de concentratiekampen geschreven, en niet enkel vanuit wetenschappelijk oogpunt. Gearresteerd als lid van het verzet, had ze van 1943 tot 1945 in het vrouwenkamp van Ravensbrück gevangen gezeten. Al in 1946 liet ze een verslag over haar ervaringen in het kamp verschijnen. In 1973 volgde een lijvig boek over datzelfde kamp. [1] Ook het manuscript dat in de lade bleef, ging over het kamp. Meer nog, ze had de tekst in het kamp geschreven. Nog in een interview uit 2004, waarin ze terugkijkt op haar werk als etnologe en haar kampervaringen uitgebreid ter sprake komen, rept ze echter met geen woord over het document. Pas kort na dat interview – in 2005 – veranderde ze kennelijk van mening en werd het manuscript uitgegeven.
Le Verfügbar aux enfers – want zo heet de tekst – is het libretto van een ‘operette’, of preciezer, een ‘operette revue’ waarvoor Germaine Tillion ook de muziek schreef. [2] Het is een vrolijk stuk! Het publiek wordt er, met alle lichtvoetigheid het genre eigen, onderhouden over een ‘nieuwe zoölogische soort’ die ‘pas in het vierde decennium van de twintigste eeuw’ ontstaan zou zijn: de Verfügbar, de ‘beschikbare’. [3] Deze diersoort levert meteen ook de titel van het stuk: Le Verfügbar aux enfers, een knipoog naar Offenbachs Orphée aux enfers, dat op zijn beurt een parodie is op Orphée et Eurydice van Christoph Willibald Gluck.
Le Verfügbar, ‘de beschikbare’. De term is niet door de SS bedacht, maar uitgevonden door Tillion zelf, of wellicht exacter, door de groep van Franse verzetsstrijdsters waarmee ze het kampleven deelde. De Verfügbar is de gevangene die aan de arbeid probeert te ontsnappen, die ziekte veinst of andere sluipwegen verzint, maar die juist daardoor de aandacht trekt, met als gevolg dat zij ‘ter beschikking’ wordt gesteld van de SS of de blokoverste. Een gevangene die ondanks alles in haar verzet blijft volharden, loopt des te harder het risico enkel nog ‘beschikbaar’ te zijn voor de beul, die haar vervolgens des te gerichter misbruikt, vernedert of foltert.
Uitgerekend die meest weerbare en tegelijk meest kwetsbare gevangene wordt het hele stuk lang in de glamour van spel, zang en dans aan het geamuseerde publiek voorgesteld, en wel als een nieuw ontdekte mensensoort. Niemand onder de grote zoölogen, de antieke Plinius noch de moderne ‘Buffon en Fabre’, wisten af van het bestaan van de soort, zo zingt ‘le naturaliste’ op een geëxalteerde toon. [4] Daarvoor is de soort nu eenmaal te jong. Zij is de vrucht van het ‘samengaan van een mannelijke gestapiste [Franse verbastering van Gestapo] en een vrouwelijk verzet’, zo krijgt het publiek te horen. Waarna le naturaliste de embryonale ontwikkeling van de soort schetst, van haar eerste ‘eencellige’ fase (arrestatie, deportatie en eenzame opsluiting), over de ‘meercellige’ periode (in groep opgesloten in een doorgangskamp), waarin ‘het dier zowaar enige tekenen van vreugde vertoont’, tot de eigenlijke geboorte tijdens het eerste appel in het kamp waar de soort arriveert. Het koor, dat zich op de voorgrond dringt als een ware protagonist, zoals bij de oudste Griekse tragedies, heft vervolgens een lied aan en prijst de Verfügbar om haar niet aflatende moed. Zelfs ‘post mortem’ pleegt zij nog verzet, want uit de botten van haar lijk laat zich bedroevend weinig zeep fabriceren. [5] Wat later zingt het koor:
Dat sexappeal van ons
Had o zo’n goede faam…
Die batterij is heden
Geheel en al plat gegaan.
[Solo]
Mijn ampul heeft het begeven
Mijn vuursteen, die is bot
[In koor]
Doe open toch die poorten
Voor ons o lieve God. [6]
En zo gaat het stuk maar door.
Germaine Tillion wist maar al te goed dat het stuk nooit in het kamp zou worden opgevoerd. De operette is clandestien geschreven voor een publiek dat het in het beste geval zou kunnen lezen. Het is vast geen toeval dat het manuscript in een helder handschrift is gesteld. De idee was dat de gevangenen de scènes en de liederen in hun hoofd zouden prenten en zo hun enthousiasme voor het verzet warm zouden houden.
Na de bevrijding, zo moet Tillion hebben aangevoeld, had het stuk echter geen zin meer, om de eenvoudige reden dat het publiek voor wie het geschreven is niet langer bestond. Eenmaal de context van het verzet er niet meer is, verliest de operette haar bestaansreden, en wordt ze ‘kunst’ of ‘getuigenis’. Nu de tekst alsnog gepubliceerd is, getuigt hij er bijvoorbeeld van hoeveel de gevangenen in de kampen wel wisten over het lot dat hen te wachten stond. [7]
Le Verfügbar aux enfers is een stuk over het ergste dat men zich kan voorstellen. Frappant is echter de gespeelde vrolijkheid waarmee dat ergste genegeerd wordt. Om te overleven grepen Tillion en de haren naar ironie en scherts. Oog in oog met het afgrijselijk ‘erge’, lieten ze niet na het met ‘etnologische’ precisie te bestuderen. Ze noteerden hun bevindingen in een ‘rapport’ waarvan de wetenschappelijke afstandelijkheid nog werd aangescherpt door sarcastische humor. Wetenschappelijke attitude en humor gaan hier wonderwel samen. Voor Tillion zijn het beide strategieën om het denken scherp te houden, en daar komt het in situaties als deze op aan. In de kampen ervaart men aan den lijve wat Cicero, Montaigne en zovele anderen met de nodige bravoure hebben gezegd: dat denken een kwestie is van ‘leren sterven’. Ook Germaine Tillion onderschrijft die gedachte, als de interviewer in het reeds vermelde gesprek uit 2004 haar ermee confronteert. Meer zelfs, de gedachte roept bij haar een herinnering uit haar tijd bij het verzet op, die op het eerste zicht van een roekeloze humor getuigt:
Ik was in mijn cel, in de Parijse gevangenis La Santé, vóór mijn deportatie. Een man kwam me vertellen dat hij me zou doodschieten. Ik geloofde hem. En ik begon intens na te denken. Ik begon na te denken over het leven, over de filosofie van het leven. En op een gegeven moment haalde ik mijn schouders op. Hij zei me: Je haalt je schouders op? Pas toen kwam ik weer tot mezelf en realiseerde me dat hij er nog was, en ik zei hem: ‘O sorry meneer, ik was u vergeten’. Dit verbaasde hem zozeer dat hij naar adem begon te snakken en dan… begon te schreeuwen en wegliep. Het feit dat ik vergeten was dat hij er was, deed hem woedend weggaan. ‘O sorry meneer, ik was u vergeten’. [8]
Hoewel Tillion tot de eersten behoort die zich in 1940 bij het verzet hebben aangesloten, vertelt ze deze anekdote om haar aversie tegen geweld te illustreren. Niet geweld, maar denken heeft de vijand weggejaagd, wil ze duidelijk maken. Het komt er niet zozeer op aan de vijand te vernietigen, maar om een positie tegenover hem te vrijwaren. Die positie is op zich al een daad van verzet en meteen ook het eerste doel ervan. Ze maakt het mogelijk om achteraf een zelfgekozen relatie met de gewezen agressor aan te gaan, en een genuanceerd vijandbeeld op te stellen waarbij niet elk individu over dezelfde kam wordt geschoren. Een van de vrouwen aan wie Tillion op kritieke momenten in het kamp haar leven te danken heeft, was een Duitse communiste, zo benadrukt ze in hetzelfde interview. [9] Voor het verzet waren niet ‘de Duitsers’, maar de nazi’s de vijand. Het maken van dit onderscheid is alleen mogelijk door de afstand van het denken tot in de uiterste gruwel overeind te houden. En daar ligt ook de kracht van humor. De consequent doorgedreven ironische toon van Le Verfügbar aux enfers was allesbehalve cynisch bedoeld. Het was geen middel om de gruwel weg te relativeren. Deze frivole humor was een ultieme vorm van verzet. Oog in oog met het erge, vergat men even dat erge, om het vervolgens met des te grotere nuchterheid in het gelaat te kijken.
Noten
1 Germaine Tillion, À la recherche de la vérité, in: Ravensbruck, Les Cahiers du Rhône, série bleu, nr. 20, december 1946, pp. 14-15. Later schreef Tillion Ravensbrück, Paris, Seuil, 1973.
2 Aldus Claire Andrieu in de inleiding van: Germaine Tillion (2007), Une opérette à Ravensbrück: Le Verfügbar aux enfers, Paris, Édition Points (eerste uitgave: Paris, Éditions de La Martinière, 2005), p. 17. De operette werd een eerste keer opgevoerd in 2007, in het Parijse Théâtre Chatelet.
3 Ibid., p. 36.
4 Ibid., p. 40. Buffon (1707-1788) was de auteur van een in zijn tijd alombekende Histoire naturelle en Jean-Henri Fabre (1823-1915) was een beroemd insectenkundige.
5 Ibid., p. 47.
6 Ibid., p. 49 (eigen vertaling).
7 Alison Rice, ‘Déchiffrer le silence’. A conversation with Germaine Tillion, in Research in African Literatures, vol. 35, nr. 1, lente 2004, pp. 162-179.
8 Ibid., pp. 175-176 (eigen vertaling).
9 ‘Dan werd ik een tweede keer gered, op het einde, door Grete Buber-Neumann, die Duitse was en communist. Een Duiste communiste redde mijn leven!’ Ibid., p. 167.