width and height should be displayed here dynamically

Pictures from an “Akademie”

Nadat ik eerst wat ander werk had gedaan, besloot ik lessen te gaan volgen aan de Düsseldorfse “Akademie”. Ik werd aangenomen.

Jarenlang had ik me beziggehouden met fotografie, zowel op theoretisch als op praktisch vlak. Mijn recentste preoccupaties waren daguerrotypes, maar mijn pogingen hadden te weinig succes om ermee door te gaan. Ik schakelde dus over op films. Er was een filmklas aan de Akademie. Die had veel studenten maar weinig ruimte en nog minder uitrusting. Mijn bewegende beelden, vond ik, waren niet zo heel erg bewogen. Ik keerde terug naar de fotografie.

Tijdens mijn studentenjaren had ik het grootste deel van mijn tijd doorgebracht in de tentoonstellingsruimte van Konrad Fischer. Er was de ruimte zelf, er was de kunst die er te zien was, er waren de vele catalogi en kunsttijdschriften, er was de intense vriendschap met Erika Fischer, Konrads zus.

We deden veel dingen samen. We reden naar vernissages in steden in de buurt, naar Parijs, Amsterdam en Londen.

Hilla en Bernd Becher waren als kunstenaars verbonden aan Konrad Fischers galerie en dus kwam ik al gauw te weten dat Bernd de fotografieklas aan de Akademie zou worden toegewezen. Er was nooit een fotografieklas geweest. Ik schreef me meteen in en toonde hen het werk dat ik voor de Rundgang (de halfjaarlijkse expositie) van de filmklas had geïnstalleerd. Het was een reeks dia’s, in grote formaten, over buitenlanders in Duitsland, in hun winkels, restaurants, woningen, in parken en straten. Ik werd een student van de Bechers.

De klas bevond zich buiten de Akademie, in een binnenplaats vlakbij de spoorweg, boven een sauna. Er waren twee etages. Op de onderste etage waren twee labo’s. Een labo voor negatieven in grote formaten. Een labo voor negatieven in kleine formaten. Er was een werkruimte met tafels, stoelen, een droogpers, een spoeltank, kasten met materiaal en benodigheden. De bovenste etage was de expositieruimte.

Ieder van ons had een sleutel en we konden er werken wanneer we maar wilden. Ik werkte het liefst in het weekend; het was dan erg druk in de sauna, grote wagens reden af en aan. Dat was een prettige afleiding voor mij als ik in het daglicht ging om mijn zwartwitvergrotingen te keuren. In het begin waren er Axel Hütte, Thomas Struth, Volker Döhne, Petra Wunderlich.

Ik werkte vaak samen met Axel en Thomas. Ze hielpen me met een diaprojectie. Ik had twee projectoren geïnstalleerd en we waren erg vlug met onze selecties. Ik vond het werk van Axel en Thomas erg goed. Ik was erg blij toen ik van Thomas een straatperspectief van New York cadeau kreeg. Van Axel kreeg ik een portfolio met Londense motieven.

Volker was erg goed op technisch gebied. Als je ergens vastzat, wist hij altijd wel een uitweg. Hij nam foto’s van bruggen in de buurt. Ik vond ze erg goed. Dan was er nog Tata Ronkholz, die altijd ‘s nachts werkte. Zij fotografeerde poorten en snackbars. Ik herinnerde me dat haast iedereen buiten werkte, met grootformaat-camera’s zoals Hilla en Bernd. Zelf had ik dat ook meer dan eens geprobeerd, maar ik keerde altijd terug naar kleinere negatieven.

Later kwam Thomas Ruff in onze klas. Hij fotografeerde interieurs, in de woningen van zijn familie in het Zwarte Woud, en hij kon erg goed sigaretten rollen. Soms werkten Thomas Ruff, Volker Döhne en ikzelf in kleur. Volker ontwikkelde zijn opnamen zelf. Wat Thomas deed weet ik niet meer. Ik liet mijn dia’s in een professioneel labo ontwikkelen.

In de klas was het altijd erg druk kort voor de Rundgang. Iedereen wilde vergrotingen maken. We stelden lijsten op en er ontstonden eigenlijk nooit problemen. Bernd voorzag ons van kaders die we wit moesten schilderen. Ik kocht eten in het station, omdat we geen tijd hadden om ergens iets te gaan eten. Tijdens de Rundgang losten we elkaar in ploegen af om de tentoongestelde werken te bewaken.

We deelden de binnenplaats met de klassen van Uecker en Rinke. Op een keer openden twee studenten van Rinke een bar, als kunstwerk. Het werd een groot succes. De bar bleef haast dag en nacht open.

Bernd liet zich niet al te veel in de klas zien. Als je met vragen zat, belde je hem op en reed je naar hem toe. Zo’n bezoek liep meestal uit op een etentje. De gesprekken waren erg stimulerend en produktief. Ik was erg op Hilla’s aanwezigheid gesteld. We leerden veel van de opinies die ze opperde. Hilla en Bernd van hun kant leken me wel opgezet met hun studenten.

Op een bepaald moment kreeg ik een reisbeurs van de Akademie. Ik ging naar Turkije om te zien of de Turken in Turkije anders leefden dan in Duitsland. Ik stelde vast dat er geen verschil was.

Met die reis kwam een einde aan mijn project. Konrad Fischer liet me zijn tunnelruimte gebruiken. Daar stelde ik mijn diareeks voor het eerst in het openbaar voor. Turken in Duitsland. Turken in Turkije. De zaal had een grote glazen deur. Zo kon je ‘s nachts de projecties van buiten zien. Daarna begon ik het interieur van openbare en semi-openbare ruimten te fotograferen. De eerste foto’s werden weer door Konrad getoond, op de Art Fair, in de promotie-stand voor jonge kunstenaars. Dat was erg boeiend. Ik kreeg veel aanmoedigingen. Niemand was geïnteresseerd om iets te kopen. Maar er volgden exposities in musea en publikaties. Dat was niet lang na mijn periode in de klas van de Bechers.

Ik bleef zo lang mogelijk in de klas omdat ik het er erg prettig vond. Ik geloof dat ieder van ons een Meisterschüler werd.

Kort voor ik wegging, kwam Andreas Gursky erbij, en anderen die ik niet meer kon leren kennen.

De periode in Düsseldorf was erg belangrijk voor mij en mijn artistieke ontwikkeling. Vooral belangrijk was mijn vriendschap met Erika Fischer, waaraan ik zeker evenveel te danken heb als aan mijn tijd in de klas van de Bechers.

Ik ben altijd blij als ik mijn vroegere klasgenoten terugzie, zoals onlangs op een symposium of toen we de tentoonstelling “Aus der Distanz” in Düsseldorf opzetten. Ik volg hun werk van heel dichtbij. Ik ben er trots op dat ik bij Hilla en Bernd gestudeerd heb, ik ben er trots op dat ik werk van m’n collega’s bezit en dat zij werk van mij bezitten. En als ik voor een project rondtrek en ergens een museum binnenloop, ben ik altijd blij als ik word verwelkomd door een werk van Thomas Ruff of Thomas Struth…

Vertaling: Eddy Bettens

Geschreven in een hotel in Chicago in maart 1994, op de 14de etage, met uitzicht op een hoogbouwsteeg