Pierre Huyghe
Van de Franse kunstenaars van Generation X is Pierre Huyghe (1962) het meest succesvol. Eind 1998 stelde hij tentoon – een collectieve poging om auteurschap te relativeren – met Philippe Parreno (1964) en Dominique Gonzalez-Foerster (1965) in Parijs (De Witte Raaf nr. 76). Net als zijn collega’s werd Huyghe bekend met films, installaties of situaties waarin saaie, commerciële of overbekende fenomenen uit de cultuurindustrie of de spektakelmaatschappij op poëtische wijze weer glans krijgen. Een voorbeeld, low budget, is Blanche-Neige Lucie (1997), over de vrouw die haar stem leende aan Sneeuwwitje in de Franse tekenfilmversie. Gesofistikeerder is A Journey that Wasn’t, een feeërieke film die Huyghe in 2005 maakte op vraag van het Whitney Museum of American Art, over enerzijds een reis naar Antarctica, en anderzijds over de opname van de soundtrack van de film, op een ijspiste in Central Park.
Huyghes oeuvre tot aan zijn overzichtstentoonstelling in 2006 lijkt op een escapistische raamvertelling waarin maatschappij, cultuur noch kunst worden bekritiseerd, maar waarin ze elkaar overeind houden. Sindsdien heeft hij zijn werkterrein verruimd – letterlijk. The Host and the Cloud, een film van twee uur uit 2010, gaat over een groep acteurs die verblijven in een voormalig etnografisch museum. ‘Alles wat plaatsgrijpt is echt,’ zo heet het in de toelichting, ‘niets is gespeeld.’ Het verlangen om afscheid te nemen van alles wat autoritair door een kunstenaar wordt beslist, voerde Huyghe opnieuw op met Untilled, zijn bijdrage in 2012 aan Documenta. Rond de composthoop van het Karlsaue Park liet hij een ecosysteem floreren, deels nieuw en deels bestaand. Het doel: een kunstwerk zonder kunstenaar realiseren, en een levend stuk natuur ‘gewoon’ tonen. Waar Huyghe aanvankelijk heeft geprobeerd om culturele mythes weer op te laden, creëerde hij met Untilled een nieuwe mythe: die van de kunstenaar die de natuur haar gang laat gaan, als was het einde van het antropoceen reeds aangebroken – een vooruitzicht dat als een van de grote culturele mythes van deze tijd kan gelden. Hoop op, of vrees voor een toekomst voorbij de mens weerklinkt eveneens in de titel van Huyghes bijdrage aan Skulptur Projekte Münster in 2017: After ALife Ahead, een installatie in een voormalige ijspiste – Huyghe blijft, ondanks alles, intertekstueel verwijzen, ook naar zijn eigen oeuvre – waarin velerlei organisch leven woekert, inclusief kankercellen, maar ook big data en technologie een rol spelen.
Ondanks de soms naïeve retoriek was een bezoek aan Untilled en After ALife Ahead een blijvende ervaring – zo singulier en duurzaam dat beide werken, zeker in de herinnering, al de andere kunst op deze edities van Documenta en Skulptur Münster in de schaduw hebben geplaatst. Als Münster en Kassel nog steeds toonaangevend zijn, dan is Huyghe de belangrijkste Europese kunstenaar van het afgelopen decennium. Het was dan ook uitkijken naar een publicatie waarin hij zijn ‘ecosystemische wende’ – of ‘systemisch estheticisme’, zoals Sven Lütticken het vorig jaar in Texte zur Kunst benoemde – zou documenteren. Eind 2019 verscheen een boek dat aan die vraag tegemoetkomt, met de laconieke titel Pierre Huyghe, alsof het ondertussen voor iedereen duidelijk is dat ook Huyghe geen komaf zal maken met de kunstenaar-als-auteur. In een vormgeving van Irma Boom, werd het mee uitgegeven door de Serpentine Gallery in Londen, waar Huyghe eind 2018 UUmwelt realiseerde – opnieuw een ‘open’ en ‘divers’ systeem, ditmaal met vliegen, hersenscanners en schermen die gedachten weergeven. Op de cover van het boek, met een roos-witte kleurengradiënt, staat de ondertussen bekende balpenschets van Untilled: zowel kaart als plan, geeft ook deze tekening niet weer wat Huyghe in 2012 zelf gedaan heeft, en wat hij enkel heeft ‘gereactiveerd’. Het boek, gedrukt op dun doorschijnend papier, documenteert de werken schetsmatig, met wazige snapshots, donkere filmstills, notities, boekcovers en werkschema’s. In een ellenlang interview met Hans Ulrich Obrist speculeert Huyghe honderduit over de implicaties van zijn recente productie, met helaas geregeld tautologische onbegrijpelijkheid tot gevolg.
Het enige essay is van Dorothea von Hantelmann, die eerder publiceerde over ‘performativiteit’ in de kunsten (De Witte Raaf nr. 131). Zij interpreteert Untilled en After ALife Ahead als ‘antitheses’ voor klassieke kunstwerken en tentoonstellingen. Enerzijds kan je er traditiegetrouw in rondlopen ‘om de individuele elementen te appreciëren’, anderzijds zijn al deze elementen ‘met elkaar verbonden en onderling afhankelijk, en beïnvloeden en transformeren ze elkaar voortdurend’. Volgens Von Hantelmann maakt precies dat Huyghes recent werk zo baanbrekend: ‘het neemt plaats zowel in de verbeelding als in de wereld’. Zoals vaker met verondersteld innovatieve theorievorming is het maar de vraag hoe nieuw deze concepten zijn. Kunst neemt per definitie plaats zowel in de verbeelding als in de wereld, en lezen of kijken – interpreteren – komt altijd neer op elementen verbinden zodat ze elkaar beïnvloeden of transformeren. Het nieuwe bij Huyghe is relatief: hij mixt, zoals Von Hantelmann ook aangeeft, een conceptuele aanpak met strategieën uit de land art en uit contextueel werk als dat van Buren, terwijl hij eveneens technieken herneemt uit zijn eigen oeuvre. Dat Untilled en After ALife Ahead vanzelf tot stand komen, als bio- of ecologische processen, is een claim die ook op pakweg Blanche-Neige Lucie werd geprojecteerd (of op het urinoir van Duchamp): de kunstenaar richt enkel de aandacht op iets wat anders, onterecht, onopgemerkt was gebleven. Huyghes ‘ecosystemische’ periode is niet meer, maar ook niet minder, dan een artistieke reactie op wat ons de afgelopen jaren steeds meer, en steeds urgenter, is gaan bezighouden: het milieu, de natuur, technologie en big data – thema’s die zowel verbonden als overschaduwd worden door de vraag of het mensdom het in de toekomst niet beter wat kalmer aan zou doen.
Dat besluit neemt Huyghe als kunstenaar vooralsnog niet, getuige ook de indrukwekkende machinerie die zijn bezigheden ondertussen schraagt: dit boek besluit met een lijst van ongeveer vijfhonderd donateurs en ‘corporate members’, gaande van Michael Bloomberg (de man die recent nog het presidentschap van de VS wou kopen), tot aan Google en Laurent Perrier. In de loop van 2020 zal UUmwelt te zien zijn in LUMA in Arles. Maja Hoffmann, president van de LUMA Foundation en achterkleindochter van de oprichter van het Zwitserse big pharma-bedrijf Roche, roemt in de inleiding Huyghe als ‘een kunstenaar wiens methodes verschillende onderzoeksvelden overstijgen’ – een uitspraak die een echo vindt in het tweede voorwoord, van Serpentine-directeur Obrist: ‘Zijn werk heeft bijna elk aspect van het maken van kunst in vraag gesteld.’ Bijna? Eén aspect stelt Huyghe niet in vraag: de kapitaalstromen en de financiële systemen die zijn oeuvre, net als de rest van de wereld, mee bepalen. En ook dat is nieuw noch inconsequent: een dergelijk ‘onderzoeksveld’ heeft zijn artistieke radar altijd al links laten liggen.
• Rebecca Lewin, Natalia Grabowska, Anne Stenne (red.), Pierre Huyghe, Londen, Koenig Books, 2019, ISBN 9783960987093.