Pierre Molinier
Een halve eeuw oud was hij, toen hij zijn eigen dood in scène zette. Tot dan had hij vooral geschilderd. Huisgevels en – voor driekwart of meer – onthutsend lelijke tableaux. Abstract ogend voor de eerder bijziende medemens, overvol billen, borsten, naaldhakken, netkousen en zaadvragende vrouwengezichten voor de andere. Maar op zijn vijftigste, dus, schildert de kunstenaar met witte verf deze tekst op een zwart houten kruis: “Ci gît Pierre Molinier, né le 13 avril 1900, mort vers 1950, ce fut un homme sans moralité; il s’en fit gloire et honneur. Inutile de P.P.L.”, plant het in een met herftsbladeren bezaaid stukje bosgrond en fotografeert het. Sindsdien was hij dood voor de wereld, dacht hij, en bleef verder foto’s maken. Van zichzelf. Als lijk of in meer extraverte travestie-uitrustingen. “J’aurais voulu être femme, mais lesbienne.” Moliniers obsessieve zelfportretten herken je zo uit duizend andere. Ze zijn erg klein gehouden, dus scherp. Afgedrukt op vrij grof fotopapier, waardoor de zwarten nog zwarter lijken. Clair-obscur is Moliniers houvast, hij ziet zichzelf liefst in een halo van licht en wat eventueel nog in de weg zit wordt minutieus weggeretoucheerd of bijgewerkt. Montage is de gedroomde uitweg voor zijn fantasmen, die bodemloos en onverzadigbaar lijken. Molinier – die pas in 1976 echt een eind maakte aan zijn leven – had ook vrienden, of in elk geval medeplichtigen. Werk van een aantal onder hen is samen met een selectie van de meester zelve te zien in een merkwaardig etablissement in Parijs tot 26 april.
• A l’Enseigne des Oudin, rue Quincampoix 58, 75004 Paris (1/427.183.65). Bij uitgeverij Voix Richard Meier, verscheen op 300 exemplaren een duur boekje met foto’s en teksten van Molinier en Pierre Bourgeade.