width and height should be displayed here dynamically

Prix de Rome 2021

Bij aanvang van de Prix de Rometentoonstelling in het Stedelijk Museum stellen de vier genomineerden zich ieder voor in een kort filmpje. We zien de kunstenaars aan het werk in de studio en ze vertellen over hun thema’s en werkproces. Dat is verhelderend, al gaat het gepaard met modieuze artspeak en ronkende uitspraken over de urgentie en actualiteit van de projecten. De tentoonstelling geeft een goed overzicht van vier succesvolle mid-career kunstenaars, die elk lichamelijkheid in hun werk centraal stellen. De selectie van alleen vrouwelijke kunstenaars voelt eindelijk volledig vanzelfsprekend.

Het eerst getoonde werk is dat van de winnaar van de Prix de Rome 2021, Alexis Blake (1981). Ze wil met haar team van dansers, zangers en geluidskunstenaars ‘een plek van samenhorigheid zonder hiërarchische structuur’ creëren, waarbij het proces van even groot belang is als de uiteindelijke performance. Haar werk richt zich vanuit feministisch perspectief op de klaagzang als vorm voor collectieve rouw. Helaas was de performance enkel bij de opening te zien. Wel permanent te bezichtigen is een lege, verduisterde zaal waar de geur van verrotting hangt. De geur doet denken aan vuilnis in de zomer of niet ververst water in een vaas bloemen; er wordt een beroep gedaan op een zintuig dat in het museum doorgaans niet wordt aangesproken. In deze zaal ligt een stapel kranten op tabloidformaat met daarin het vooronderzoek en dus context bij de performance. Er zijn foto’s in opgenomen van vrouwen van over de hele wereld die als vorm van protest hun lichaam publiekelijk ontbloten, en reproducties van beelden en reliëfs uit de (Europese) Oudheid van vrouwen die zich blootgeven, naast dichtregels van Sappho, in de Engels vertaling van Anne Carson; in Carsons versie zijn de leemtes van de verloren gegane regels prominent weergegeven. Daarnaast is er een volle pagina met afbeeldingen van metalen frames die werden gebruikt als martelwerktuig om vrouwen de mond te snoeren. Niets mis met programmatische kunst, maar kunst waarin vrouwenlichamen tot onderwerp worden gemaakt voor een zogeheten re-appropriatie is vaak minder ondubbelzinnig dan bedoeld. Op straat heeft het gebaar van fysieke ontbloting een directe, schokkende kracht, ook door het gevaar waar de vrouwen zich aan blootstellen. De reproductie van afbeeldingen van die naaktheid binnen het museum verwordt snel tot spektakel.

Van Mercedes Azpilicueta (1981) hangt in de derde zaal een metershoog jacquardgeweven tapijt, om een houten frame gedrapeerd. Het tapijt toont een collage van archieffoto’s van vrouwen in demonstraties en tijdens opstanden. Centraal staat het Aardappeloproer van ‘volksvrouwen’ in Amsterdam naar aanleiding van de voedselschaarste in 1917. Verder is er fotomateriaal van vrouwen gedurende protesten in Buenos Aires, de geboortestad van Azpilicueta. De kunstenaar licht in het filmpje toe dat ze geïnspireerd werd door het samenhorigheidsgevoel tijdens de Ni una menos-straatprotesten in 2015 tegen het endemische geweld op vrouwen. De weergave van de archieffoto’s in de beperkte kleurschakeringen van de jacquardtechniek levert een ‘pixelig’ effect op – van afbeeldingen gereproduceerd in een lage resolutie. Op de afbeeldingen zijn woorden in grove witte letters te lezen, woorden gesproken in de tijd van het Aardappeloproer. Een zachte stem in de zaal herhaalt ze: ‘sappies’, ‘lellebel’, ‘pijtje’. Helaas zijn er net te weinig aangrijpingspunten om de relatie tussen de getoonde protesten te begrijpen. Net als Blake leunt Azpilicueta iets te zwaar op het enigszins gemakzuchtige idee dat het tonen van een ‘subversief’ onderwerp genoeg is om het werk zelf een soortgelijk effect te geven.

De film To Confirm That You Are Not a Robot, Place a Check in the Box Next to ‘I’m Not a Robot’ van Silvia Martes (1985) is te bereiken via een gladzwart gelakte gang met een wit verlichte lijn op het plafond. Het is een verhaal van de overlevende van een niet nader omschreven pandemie in 2121. De meeste mensen op aarde zijn gestorven, maar sommigen hebben het eeuwige leven gekregen. Een van die overlevenden wordt gespeeld door Martes zelf. De film begint met een montage van archiefbeelden van laboratoria begin deze eeuw, waarna een computerspelachtige profilering van de familieleden van de kunstenaar volgt. De overheersende kleur is industrieel matgrijs, contrasterend met het warme bruin van huid. In een geestige scène probeert Martes, met masker op, zittend aan een klein tafeltje, tevergeefs een kopje op te pakken met de tentakels van een soort handprothese; de vingers doen denken aan die van Edward Scissorhands uit Tim Burtons gelijknamige film. Ook is er een scène in een Star Wars-achtig café waar een barkeeper achter de toog met een roze, rubberen alienmasker de glazen poetst. In dit nachtcafé playbackt Martes op een draaiende grijze schijf in ruimvallend futuristisch broekpak Bettie Smiths Blue Spirit Blues. Als een sensuele nachtclubzangeres ‘leent’ ze Smiths diepe stem en de woorden ‘Had a dream last night, that I was dead…’ De film is rijk aan visuele grapjes en referenties – in een flard horen we Octavia Butlers lage stem iets zeggen over buitenaardse wezens.

In de laatste zaal is werk te zien en te horen van Coralie Vogelaar (1981), die ‘vanuit een fascinatie voor algoritmes de relatie tussen mens en machine’ onderzoekt. Dat heeft geleid tot een ‘interpersonal bio feedback apparatus’. Via een oorclip levert de bezoeker met haar hartslag input voor het geluid dat de installatie produceert, een elektronische ‘vertaling’ met nadrukkelijk onaangename klanken. Verder bestaat de installatie uit metalen rails, elektriciteitsdraden in blauwe en rode behuizing, fijn lila piepschuim met uitsneden en terracotta beelden van uitvergrote organen. Dat werkt vervreemdend. Het zijn niet de materialen van een ziekenhuis en ook niet de gebruikelijke kleuren in een laboratorium. De installatie is een zogenaamd functionele ruimte binnen het museum, en maakt het lichaam van de bezoeker tot expliciet onderdeel van het werk. De vraag die blijft hangen is echter: waartoe? In tijden van corona hoeven we er helaas niet meer aan te worden herinnerd dat we een kwetsbaar, gemonitord lichaam hebben.

 

• Prix de Rome 2021, tot 20 maart in het Stedelijk Museum, Museumplein 10, Amsterdam.