Essays
-
Tegendraads, met een idee
Een gesprek met Gillion Grantsaan
Daniël Rovers -
De doorlopende afrekening
Galerie MTL van Fernand Spillemaeckers
Koen Brams -
Anton Herbert (1938-2021)
Bart Verschaffel -
De soms obscure kamers van de verbeelding
Tien jaar Posture Editions
Christophe Van Gerrewey -
‘Ik heb nooit van Europa gehouden’
Het andere modernisme van Theo Schoon
Pamela Hansford Matthijs Gerber -
Porno als exorcisme
Frank Vande Veire -
Theorie van de polyseksuele economie (Grundrisse)
Bini Adamczak
Besprekingen
-
Depot Museum Boijmans Van Beuningen
Martin van Schaik -
Court for Intergenerational Climate Crimes
Wytske Versteeg -
In Situ XVI: Sara Deraedt
Sébastien Hendrickx -
Prix de Rome 2021
Fiep van Bodegom -
Remy Jungerman. Behind the Forest
Bram Ieven -
Strompelvast. Rein Dufait
Anton Pereira Rodriguez -
Dwarsverbanden
Fieke Konijn -
Die Kunst der Gesellschaft 1900-1945
Nicole Montagne
-
Institution Building
Beatriz Van Houtte Alonso -
Solid Senses
Tilke Devriese
-
Deciphering the Artist’s Mind
Daniël Rovers -
Sandfuture
Christophe Van Gerrewey
215
januari-februari 2022
Alleingang (2)
Waarom zijn mensen in de kunstwereld zo aardig? De vraag werd opgeworpen door Martha Rosler, en geciteerd door Silvio Lorusso in Entreprecariat (Onomatopee, 2019). Antwoord: omdat die wereld veelal bevolkt wordt door kleine, noodlijdende zelfstandigen die vaste voet aan de grond proberen te krijgen, en wier pr nauw samenhangt met hun werk. En ook doordat we allemaal geacht worden positief te blijven denken, zoals het geloofsartikel van deze ondernemende tijd luidt. Kritiek is vooral welkom indien gericht op een abstracte vijand, zoals het neoliberalisme, het (witte en mannelijke) nationalisme, het (markt)fundamentalisme. In eigen kring houden we het liever constructief gezellig. Het Mondriaan Fonds steunt mondjesmaat ‘discours’, een bewust vage, internationaal (Frans!) klinkende term, waarbij het maatschappelijke belang van kunst wordt verondersteld, zo niet geëist – het tegendeel van onafhankelijke intellectuele kritiek, die de eigen uitgangspunten historiseert en relativeert.
In dit tweede nummer met als thema Alleingang staan kunstenaars, galeriehouders, uitgevers, vormgevers en verzamelaars centraal die een eigen pad kozen en niet zozeer strategisch dachten, als wel principieel, of die gewoon eigenwijs waren en zich uitspraken, juist in samenwerkingen of in institutioneel verband – als er dus werkelijk eens iets veranderd kon worden. In een lang gesprek reconstrueert Gillion Grantsaan zijn oeuvre, dat mede voortkomt uit zijn weigering de rol van ‘de Ander’ op zich te nemen in een overwegend witte kunstwereld. Koen Brams schetst het eigengereide parcours van Fernand Spillemaeckers en zijn galerie MTL, die onder meer werk verkocht aan de collectioneurs Anton en Annick Herbert. Anton Herbert overleed in december 2021 – Bart Verschaffel schrijft in zijn in memoriam over Herberts radicale manier van verzamelen en musealiseren. Christophe Van Gerrewey tekent de ontwikkeling van de boekenreeks Posture op in een gesprek met de makers. Posture biedt kunstenaars de mogelijkheid om betekenisvol samen te werken, en zo mogelijk, voor even, verlost te raken van de ‘eenzaamheid, twijfel en onrust’ die het kunstenaarsleven kenmerken. Pamela Hansford en Matthijs Gerber bieden een overzicht van het leven en werk van Theo Schoon in Nederlands-Indië en Nieuw-Zeeland voor en na de Tweede Wereldoorlog. Schoon belichaamde een ‘ander’ modernisme, hield zich bezig met Maori-erfgoed, en werd decennia later culturele toe-eigening verweten. Was hij een einzelgänger, een visionair kunstenaar, een total asshole, of alle drie tegelijk?
Afsluitend buigt Frank Vande Veire zich over de verbijsterende Alleingang die pornoconsumptie behelst, en waagt Bini Adamczak een poging de polyseksuele economie marxistisch te duiden – weg van de eenzaamheid als gevolg van opgedrongen tweezaamheid, op naar een alternatief voor de ‘romantische partnerrelatie’ en haar ‘terreur van intimiteit’.
Daniël Rovers