width and height should be displayed here dynamically

Prix de Rome

Prix de Rome, Stedelijk Museum, Amsterdam, 2023, foto Johannes Schwartz

Het afgelopen jaar was uitzonderlijk voor de tweejaarlijkse Nederlandse aanmoedigingsprijs voor kunstenaars en architecten. De leeftijdsgrens werd afgeschaft en de winnaar werd eerder aangeklaagd door de mogelijke premier van Nederland, naar aanleiding van The Geert Wilders Works (2005-2008). Jonas Staal (1981) maakte deze ‘memorials’ door foto’s van Wilders te bevestigen aan bomen. Daaromheen plaatste hij theelichtjes, rozen en een sporadische teddybeer, zoals ook gebeurde na de aanslagen op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Uiteindelijk achtte de Hoge Raad in 2010 de bedreiging van Wilders niet bewezen. In een reactie in NRC Handelsblad zei Staal destijds dat de rechtszaken een onderdeel waren van zijn werk. Het doel was om kunst, politiek en recht tegen elkaar te laten botsen, zoals in een deeltjesversneller, in de hoop dat de ‘eigen waarheid van de kunst’ daaruit zou oplichten.

Als deze waarheid inderdaad zou bestaan, dan verkondigen de vier genomineerden voor de Prix de Rome in het Stedelijk die in het Engels. In hun nieuwe werk, gemaakt in opdracht voor de prijs, komt gesproken en geschreven taal voor als manifest, gedicht, dialoog of voice-over. De video’s en installaties lijken door het Engels misschien toegankelijk voor wie geen Nederlands spreekt, maar toch zijn ze vooral gericht aan een publiek dat zonder begeleiding iets moet aanvangen met een titel als Relentless Putridity.

Hoewel de maker van deze installatie, Ghita Skali (1992), het meest kritisch is voor de selectieprocedure van de prijs, nam ze er toch deel aan. ‘Hier ben ik, en ik heb bewijs voor het geweld dat jullie plegen. Ik heb jullie deur,’ zegt ze in een interview met Hasna El Maroudi. Tot ergens aan het begin van de twintigste eeuw werden de genomineerden voor de Prix de Rome alleen in een kamer gezet, met de deur op slot, zodat ze niet konden ‘valsspelen’ terwijl ze hun werk maakten. Eten en drinken kregen ze door een luik. Voor Skali symboliseert dat een hatch mentality, een ‘doorgeefluikmentaliteit’. Ze stelt dat er niets is veranderd in de ongelijkwaardige machtsrelatie: het zijn nog steeds anderen – juryleden – die over iemand mogen oordelen, in het bijzonder over de gastarbeiders waartoe Skali zichzelf als kunstenaar ook rekent. Vrij in de ruimte staat de deur-met-doorgeefluik, een bruikleen van de Rijksakademie. De deur staat op een kier, met daarachter een gemetselde muur. ‘We will continue to hit a wall,’ zo leest de tekst op een stuk keukenpapier, dat je zelf moet afscheuren. De indringende geur van het wasmiddel in het papier is symbolisch voor hoe de kunstenaar zich voelt in het instituut. Ze was uitgenodigd, maar ze voelt zich nog steeds niet welkom.

In de bijbehorende publicatie vatten de tussenkopjes in het essay van Dominique van Varsseveld elk werk zeer kernachtig samen: deur, eiland, buurthuis en zee. Met dat laatste woord beschrijft ze How to Study the Sea Poetically, de wandinstallatie gemaakt door Michael Tedja (1971), of beter gezegd door zijn personage ‘De aquaholist in het Holarium’. Sinds 1999 creëert dit alter ego een holistisch netwerk om bestaande structuren vloeibaar te maken en nieuwe verbanden te leggen. De reusachtige schilderingen bestaan uit diagonalen die een netwerkstructuur vormen. Op de andere vlakken staan regels van een lang gedicht met een letterbakachtige typografie. Tedja’s installatie omvat veruit de meeste werken, misschien als een poging tot volledigheid. In zwarte dozen zitten schilderijen opgesloten, houten sculpturen staan en liggen op een tafel. Aan andere schilderijen zijn latten bevestigd, of een fazant, zoals in driedimensionale dadaïstische of surrealistische kunstwerken. Een echo van avant-gardisme schuilt ook in de manier waarop Tedja het menselijke intellect aanspreekt: begrijpen gaat voor hem voorbij aan de alledaagse manier van spreken. Een foto van Ludwig Wittgenstein figureert in een schilderij van de reeks Vertical Reality waarschijnlijk niet zonder reden.

Josefin Arnell (1984) schudt de dagelijkse werkelijkheid flink op door haar buurt Wittenburg in Amsterdam te overspoelen met zombies. Dankzij het organiseren van een aantal workshops scriptschrijven kwam Arnell erachter dat de verkoop van sociale huurwoningen bij veel van haar buurtgenoten tot grote zorgen leidt. Waar moeten ze straks nog wonen? In de horrorfilm Buurthuis II nemen de bewoners de touwtjes zelf weer in handen. Het gevolg: veel ranzigheid en bloed. Een vampier verleidt een poes om mee te gaan naar een visrestaurant waar zij zich in de keuken aan haar vergrijpt. Tijdens een diner in het buurthuis breekt even later de pleuris uit, met insecten, opspuitende vloeistoffen en dan ineens de polonaise. Het krakkemikkige acteerwerk van de bewoners is hilarisch: ‘Holy macaroni!’ roept iemand uit. Maar hoezeer Arnell ook heeft geambieerd om de buurtbewoners te empoweren, het blijft de vraag of je, samen met de andere toeschouwers in het Stedelijk, de personages niet gewoon zit uit te lachen.

In Empire’s Island heerst daarentegen bittere ernst. Staals video vertelt de fascinerende geschiedenis van het eiland Ascension. Van de VOC tot Charles Darwin, de NSA tot Elon Musk: ze hadden allemaal hun redenen om dit minuscule eiland in de Atlantische Oceaan voor eigen doeleinden te gebruiken. Staal begrijpt dat vanuit het idee van Empire, een concept dat bekendheid kreeg dankzij de gelijknamige publicatie van Michael Hardt en Antonio Negri. Empire verwijst naar een mondiale machtsorde voorbij de natiestaat, in de vorm van multinationals en internationale organisaties als de G8. De video is het resultaat van grondig historisch onderzoek. Naast filmbeelden werd daardoor ook een gepubliceerde versie van een dagboek gevonden, gebaseerd op het schrijven van een homoseksuele VOC-matroos die verbannen werd naar Ascension. Het boek, afkomstig uit de collectie van het Scheepvaartmuseum, wordt tentoongesteld naast een maquette van het eiland die in de video telkens terugkeert in scherpe close-upbeelden.

Staal maakte het werk niet alleen, maar met een team bestaande uit onder anderen een kunstenaar, een schrijver, een grafisch ontwerper, een onderzoeker en een filmmaker. Een succesvolle meesterproef voor de Prix de Rome kan tegenwoordig dus minder eenzaam zijn dan hoe het moet hebben gevoeld voor de opgesloten deelnemers aan het begin van de vorige eeuw. Staal opereert eerder als een regisseur, een conceptueel kunstenaar of een zeventiende-eeuws schilder die aan het roer staat van een atelier. Een vraag blijft hoe de ‘eigen waarheid van de kunst’ hier valt te begrijpen. Is dit nog wel een botsing tussen disciplines, of bevinden we ons eigenlijk in het domein van de politiek of filosofie? Het zal Staal waarschijnlijk niet veel uitmaken; zijn doel om te waarschuwen voor een door de ‘triljonairsklasse’ gedicteerde toekomst weegt zwaarder. Misschien betekent het scheppen van nieuwe condities, voor een andere toekomst, dat hij de heimelijke praktijken van Silicon Valley binnenkort kan gaan spiegelen – van Empire naar The Game, zoals Alessandro Baricco het omschreef.

 

• Prix de Rome, tot 3 maart, Stedelijk Museum, Museumplein 10, Amsterdam.