width and height should be displayed here dynamically

Quickscan NL #2

Zes jaar na de eerste editie organiseert het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam met Quickscan NL #2 een nieuwe overzichtstentoonstelling over actuele Nederlandse fotografie. Net als de vorige aflevering wil de expo geen compleet overzicht geven van fotografische praktijken in Nederland, maar enkel ’toonaangevende’ en ‘vernieuwende’ tendensen presenteren. Het gaat om een prospectieve tentoonstelling die een prognose tracht te stellen over de toekomst van de fotografie.

Die toekomst, zo blijkt uit de selectie van zeventien fotografen/beeldende kunstenaars, zal in de ogen van de tentoonstellingsmakers twee duidelijk onderscheiden sporen volgen. Het eerste spoor wordt gevormd door de digitalisering van het fotografisch bedrijf. Deze digitalisering grijpt diep in op zowel de productie als de distributie van fotografische beelden. Jannemarein Renout gebruikt bijvoorbeeld documentscanners om efemere fenomenen (reflecties in water, atmosferische verschijnselen) te scannen. Van een hemel of een reflectie is er in haar beelden echter niets meer te herkennen: we zien enkel nog abstracte, heftig gekleurde stroken, zonder enige verwijzing naar de visuele werkelijkheid. De tegendraadse manier waarop de scanner wordt gebruikt, roept een aantal intrigerende opposities op: de gecontroleerde omgeving van het kantoor wordt verlaten voor de veranderlijke buitenwereld; het statische tekst- en beelddocument wordt vervangen door natuurlijke en ongrijpbare fenomenen; in plaats van extreem nabij bevindt het te registreren onderwerp zich in de verte.

Ook Kasia Klimpel maakt abstracte beelden, alleen gebruikt ze die niet zoals Renout om het digitale kijken zelf te thematiseren, maar om de distributiewijze van digitale beelden kritisch te bevragen. Met behulp van lagen papier creëert ze suggestieve ‘landschappen’ (gebaseerd op bestaande foto’s van besneeuwde bergtoppen, glooiende heuvels en zonsondergangen) die ze vervolgens fotografeert. Op Google Earth en Google Maps gaat ze dan op zoek naar geografische locaties die zouden kunnen passen bij de gemaakte beelden en vervolgens probeert ze haar foto in het programma te integreren – en dus als een authentieke representatie van de betreffende plek te laten doorgaan. Het opladen van informatie op deze sites wordt echter gecontroleerd, soms door een commissie, meestal door automatisch opererende algoritmes. De meeste ‘plaatsingen’ van Klimpel mislukken dan ook, maar niet allemaal: blijkbaar werken de controlemechanismen niet feilloos. Door het bestaan en het functioneren van die algoritmes zichtbaar te maken, legt ze ook de normerende mechanismen bloot die erin werkzaam zijn. Clichématige beelden die simpelweg herhalen wat men verwacht te zien hebben een grotere kans om aanvaard te worden, foto’s die afwijken door een eigenzinnig standpunt of een singuliere aanpak komen zelden in aanmerking.

Dat de digitale cultuur ook ingrijpt in de wijze waarop wij onszelf begrijpen, komt aan bod in de Tweetbundels van Jan Dirk van der Burg en in de reeks van Willem Popelier. Deze laatste presenteert een fotoboekje in pocketformaat vol tips voor ‘goede’ selfies, aanbevelingen die al snel uitgroeien tot een dwingend systeem van geijkte poses. De selfie verschijnt hier als een verre nazaat van het burgerlijke visitekaartje van weleer. Net zoals de carte de visite bieden selfies de mogelijkheid voor de gebruiker om zich een hogere status aan te meten door de poses van de rolmodellen aan te nemen waarmee men zich identificeert.

Het andere belangrijke spoor waarlangs de fotografie zich verder zal ontwikkelen, ontwaren de tentoonstellingsmakers bij een groep fotografen/kunstenaars die zich niet zozeer in het hippe ‘nu’ ophouden, maar nieuwsgierig teruggrijpen naar de hoop beelden en beeldstrategieën die de geschiedenis van de fotografie heeft opgeleverd. Mariken Wessels hergebruikt gevonden archiefbeelden van een amateurfotograaf die decennialang zijn naakte vrouw fotografeerde en laat zo het verband tussen obsessie en fotografie oplichten. Jan Rosseel combineert op een associatieve manier zelfgemaakte beelden met archiefmateriaal om een historische gebeurtenis (in casu de Molukse treinkaping bij De Punt in 1977) haar onbeheersbare complexiteit terug te schenken. Batia Suter presenteert en manipuleert fotografisch drukwerk om te reflecteren over het belang van gedrukte media voor de verspreiding van fotografische beelden en over de impact van die media op het denken over wat fotografie wel en niet vermag. En dan zijn er nog de publicaties van het kunstenaarscollectief Salvo, dat uit vier fotografen en een ontwerper bestaat. In hun driemaal per jaar verschijnende periodiek stellen ze onder het motto ‘Salvo makes and shakes photography’ telkens scherp op een ander ‘fotografisch probleem’. Dit thema wordt behandeld aan de hand van zeer uiteenlopend beeldmateriaal (foto’s en tekeningen) aangevuld met een aantal teksten over het onderwerp (puntige observaties, droge lijstjes, kritische analyses, fictieve verhalen enzovoort). Ernstige onderwerpen worden met de nodige luim aangepakt, op het eerste gezicht dwaze foto’s worden bloedserieus geanalyseerd. De teksten brengen de ‘paranoïde kritiek’ van Dalí in stelling om fotografische beelden open te breken en ze hun bevreemdende wildheid terug te geven. Een lid van Salvo, Anne Geene, is hier trouwens ook met eigen werk vertegenwoordigd. In haar Kleine Wateralmanak verleent ze door het gebruik en misbruik van wetenschappelijke ordeningssystemen het element water een poëtische zeggingskracht.

Maar het meest intrigerende werk ontmoet de bezoeker helemaal op het einde van de tentoonstelling. Daar ziet hij een reeks uitvergrote pagina’s uit het kunstenaarsboek Song of Myself: American Renaissance samengesteld en uitgegeven door Elisabeth Tonnard. De pagina’s bevatten niet meer dan droge mededelingen over foto’s die door gerenommeerde overleden Amerikaanse auteurs op Facebook werden geplaatst – zoals ‘Emily Dickinson added a new photo’. Blijkbaar is het dus niet alleen mogelijk bevriend te worden met dode auteurs uit een ver verleden, maar kunnen deze laatsten ook nog eens voorbij de grens van leven en dood met ons blijven communiceren. De digitale virtualiteit ontmoet hier het 19e-eeuwse spiritisme. Het werk suggereert hoe de fascinatie voor de vervluchtiging en dematerialisatie die met het digitale is verbonden, raakt aan en gevoed wordt door de aloude fantasie van een eeuwig leven.

 

Quickscan NL#02, tot 8 mei in het Nederlands Fotomuseum, Gebouw Las Palmas, Wilhelminakade 332, 3072 AR Rotterdam (010/203.04.05; nederlandsfotomuseum.nl).