width and height should be displayed here dynamically

Raoul De Keyser & Luc Tuymans

Er is de laatste jaren veel belangstelling geweest voor deze twee schilders. Vorig jaar verscheen een monografie over het werk van Raoul De Keyser, samengesteld door Steven Jacobs, en Luc Tuymans werd geselecteerd om deze zomer in het Belgisch paviljoen op de Biënnale van Venetië tentoon te stellen. Voor een deel hebben ze hun publieke carrières langs hetzelfde parcours afgelegd, van Documenta IX en de Antwerpse Zeno X Gallery, over de Kunsthalle van Bern, Portikus in Frankfurt tot David Zwirner in New York. In het S.M.A.K. opteerden ze om een gemengde presentatie van hun oeuvres te maken, met oud en nieuw werk. Die keuze is verrassend voor twee kunstenaars die in het verleden ernstige en doordachte tentoonstellingen maakten die steeds nadrukkelijk geconcipieerd waren als een geheel. Al houdt de parallel daar ook op. Terwijl De Keyser zijn presentaties vaak ophangt aan een schilderprocédé, dat als een soort thema wordt behandeld, suggereert Tuymans een thematische samenhang door werken onder geladen tentoonstellingstitels samen te brengen.

In het museum hangt het idyllische Kanovaren van De Keyser uit 1967 echter op dezelfde wand als The Heritage VIII (kinderporno), een werk dat Tuymans in volle Dutrouxperiode schilderde. Is het de bedoeling om de werken langs die weg hun eigenheid terug te geven? Of moet hier een verborgen verwantschap worden blootgelegd? De zaaltekst stelt alvast botweg dat de twee oeuvres “in wezen complementair” zijn.

Ook de catalogus doet heel wat moeite om de twee kunstenaars aan elkaar te lijmen. Gregory Salzman maakt in eerste instantie nog een onderscheid – Tuymans is als individu “onbehaaglijk en gespannen, provoceert voortdurend”, terwijl De Keyser “eerder innemend, discreet, subtiel gevat” wordt genoemd. Die verschillen vind je volgens hem ook terug in hun werk, en toch meent Salzmann dat de gelijkenissen zwaarder wegen dan de verschillen. Beide “hechten namelijk meer belang aan betekenis dan aan formele beschouwingen en zijn zich scherp bewust van het precaire karakter van betekenis in onze hedendaagse cultuur die (…) de kunst van betekenis ontdoet door haar te rationaliseren, te consumeren en er een handelswaar van te maken.” Een duister vermogen dat hij omschrijft als “het uitdrukken van de onmogelijkheid om met een afbeelding de werkelijkheid te vatten”, is volgens hem de link tussen de twee schilders. Meer nog, er is zowel bij Tuymans als bij De Keyser sprake van onafgewerktheid, van iets onprecies, en zelfs van ‘primitiviteit’. Zo sticht Salzman tussen beide meesters een mystiek verbond – primitief, expressionistisch en wellicht ook heel ‘Vlaams’.

In de zalen zorgt het door elkaar halen van beide oeuvres voor een meer luchtige aanblik dan we gewend zijn van de solotentoonstellingen. Maar deze mix kan ook aanleiding geven tot een eng zoekspelletje waarbij alle aandacht gaat naar het achterhalen van ‘het verschil’. Af en toe refereert de ene net genoeg aan het idioom van de andere, om iemand die minder met deze oeuvres vertrouwd is op het verkeerde been te zetten. Bij Tuymans verschijnen ook wel eens stipjes (Muur Witte, 1998) of grotere kleurvlakken (Passe-Partout, 1998), en sinds de jaren ’90 begeeft De Keyser zich af en toe in de ijlte, en waagt hij zich aan “vliegoefeningen in een picturale ruimte”, zoals Steven Jacobs bepaalde schilderijen (waaronder Bleu de Ciel en Bern-Berlin dalend) beschrijft. Jacobs zet de schilder wel weer met de voeten op de grond door te stellen dat elk schilderij van De Keyser ‘gevuld’ blijft met materie – met een aards groen of luchtblauw dat nooit de idee van een vacuüm oproept.

Voor wie niet te veel aan een verhaal van verwantschappen of contrasten denkt, is de tentoonstelling wel erg te genieten. De hoge kwaliteit van beide oeuvres wordt hier zonder meer bevestigd.

 

• Raoul De Keyser/Luc Tuymans loopt tot 25 maart 2001 in het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, Citadelpark, Gent (09/221.17.03).