width and height should be displayed here dynamically

Robert Filliou in Antwerpen

'The secret of permanent creation'

De kwikzilveren geest van Robert Filliou laat zich amper in zijn materiële kunstwerken betrappen. Toch heeft het M HKA een poging ondernomen om het wonderbaarlijke metafysische universum van de Franse kunstenaar en dichter (1926-1987) inzichtelijk te maken door middel van een kleine tweehonderd van zijn in elkaar getimmerde objecten. Het M HKA wil in de komende jaren aandacht schenken aan sleutelfiguren uit de experimentele (westerse) kunst van de twintigste eeuw en met name aan kunstenaars die ‘een belangrijke aanwezigheid vormden in het Antwerpen van de jaren zestig en zeventig’. Filliou is de eerste kunstenaar in deze reeks en zijn werken zijn met grote acribie bijeengebracht in een omvattende tentoonstelling. Het plan sluit aan bij een algemene culturele tendens die in vele kunsttakken en dus ook in de beeldende kunst merkbaar is: het teruggrijpen op artistieke experimenten uit het verleden. Vooral kunst die getuigt van kinderlijke eenvoud, die de onschuld bezit van absurde poëzie en uitblinkt door humor en contradicties – kunst zoals die van Filliou – vormt een heilzaam tegenwicht tegen het hedendaagse primaat van status en succes. Filliou, die ook econoom was, lanceerde niet voor niets het begrip van de poëtische economie.

Filliou was een wereldburger. Hij werd geboren in Sauve, Zuid-Frankrijk, en was door en door een Franse dichter en denker, maar had vele buitenlandse verblijven en verliefdheden achter de rug voor hij kunstenaar werd. Hij werkte een tijd in de Coca-Colafabriek van Los Angeles, studeerde politieke economie aan UCLA, en was docent economie en Frans aan een Amerikaanse basis, zonder zijn marxistisch gekleurde opvattingen (hij gaf de voorkeur aan de anarchistische socialistische traditie à la Fourier) te verloochenen. Hij werkte zelfs voor het Koreaanse Wederopbouwprogramma van de Verenigde Naties en leerde in het Verre Oosten de zenfilosofie kennen. Eind 1987 overleed hij in Les Eyzies, tijdens een retraite met zijn echtgenote Marianne Staffeldt in een zenboeddistisch klooster.

Het was een goed idee van het M HKA om Fillious oeuvre vanonder het stof te halen. Zijn bijdrage aan de kunst is onvoldoende bekend bij de meeste kunstliefhebbers, terwijl hij nochtans zeer pertinente vragen stelt die voor hedendaagse kunstenaars als richtlijn kunnen dienen. Alleen al zijn creatieve en geestige opvatting van onderzoek zou de geest kunnen vervoeren van de vele kunstenaars die tegenwoordig hun werk op research baseren. Nu in onze tijd het begrip ’talent’ (zo bruikbaar voor jury’s en subsidieverstrekkers) aan inflatie onderhevig is, is het verfrissend om te lezen dat Filliou een ‘Geniale Republiek’ wilde stichten, omdat de wereld in zijn ogen ten onder ging aan de nadruk die eeuwenlang werd gelegd op de ontwikkeling van de ’talenten’ van de mens in plaats van zijn ‘genie’. In de Geniale Republiek kon iedereen meedoen. Onderzoek is volgens hem niet het bevoorrechte terrein van de wetenden, integendeel, het is het terrein van de onwetenden. Het gaat dan ook niet alleen om theoretische experimenten, maar ook om plezier en spel.

Meer dan eens benadrukt Filliou dat ook kinderen een bijdrage kunnen leveren aan onderzoek, en in de (talrijke) samenwerkingsverbanden die hij aanging neemt hij ze even serieus als zijn volwassen collega’s. Onderdeel van de tentoonstelling is bijvoorbeeld het in 1971 ontstane werk A joint work with Robert Filliou and a Child. Het is een hangend kistje met drie compartimenten waarvan het middelste enkel gevuld is met een tekst (‘Créer, c’est l’enfance de l’art’). In het linkervak staat een blikken speeldoosje versierd met dansende katten en het rechtervak bevat een cahier met als opschrift Le Petit Livre blanc. Mogelijk refereert de kunstenaar met die titel aan het geliefde voorleesboek Le petit Prince of aan kunstenaarsboeken met blanke pagina’s zoals die destijds veel gemaakt werden. Of aan de onschuld van het kind. Recht op vrije associaties biedt hij de kijker volop. Evenmin ontbreken opgelegde kunsthistorische verwijzingen. Zo zijn de referenties aan de kunstopvattingen van Marcel Duchamp ruim voorhanden in het werk La Joconde est dans les escaliers. De titel staat handgeschreven op een stuk karton en is bevestigd aan een bezem; ernaast staan een emmer en een dweil. De readymade, de sociale verhoudingen, het grapje over de Mona Lisa zijn enkele aspecten die aan Duchamp herinneren, zonder wie Fillious oeuvre misschien wel ondenkbaar was geweest, liefhebbers als ze beiden waren van het woordspel. Opvallend is trouwens hoe belangrijk de rol van het ambachtelijke is voor Filliou. Hij ontwierp niet alleen een letterlijke gereedschapskist voor de kunst (Permanent Creation Toolbox, 1969), maar deelde de creatieve praktijk ook volgens ‘ambachtelijke’ criteria in. Drie categorieën bedacht hij: kunst die goed gemaakt is / slecht gemaakt / niet gemaakt – de opdeling duikt regelmatig op in zijn teksten en werken. En als je daarop doordenkt, luidt de filliouaanse logica, kom je uit bij het Derde Oog…

Het parcours in het M HKA is chronologisch opgebouwd en eenmaal aangekomen bij het laatstgenoemde ‘speeldoosje’ hebben we al vele houten, kartonnen en papieren multipels en unieke werken kunnen bewonderen. Er volgen dan nog vele. Doordat bij deze maaksels het aandoenlijke beeld overheerst van in elkaar geknutselde constructies met gevonden voorwerpen, ligt de kijkvermoeidheid op de loer. Het lezen blijft anderzijds wonderlijk genoeg vol verrassingen – het zijn ontegenzeggelijk de filosofische en dichterlijke titels waaraan de werken hun magie ontlenen. Daarentegen vragen de materiële vormen om een milde blik, waarbij je je bijvoorbeeld bedenkt: zo ging dat nu eenmaal in de Fluxustijd. Verder maakt deze tentoonstelling duidelijk dat Robert Filliou veeleer een ideeënverzinner was dan een beeldend kunstenaar, en dat deze voorwerpen in de loop van vijfentwintig jaar in vele verzamelingen verspreid over de hele wereld terechtkwamen. Je vraagt je af of het ooit Fillious bedoeling is geweest om van die objecten een omvattend overzicht te maken, zoals hier in het M HKA gebeurt. Tegelijk is het opwindend dat er werken en documenten worden getoond die niet eerder op een tentoonstelling te zien zijn geweest.

Zo is het bijzonder om het titelbord te zien van het befaamde winkeltje ‘La Cédille qui sourit’, dat Robert Filliou samen met de Amerikaanse musicus en kunstenaar George Brecht enige jaren runde – het was open op afspraak – ongeveer zoals Maciunas kunst verkocht per post. Het bord verraadt op zichzelf al hun vrije, tegendraadse mentaliteit. De kratletters zijn niet ingevuld, de verf is ruwweg om het sjabloon heen geverfd. La Cédille qui sourit heeft van 1965 tot 1968 bestaan in Villefranche-sur-Mer. De naam had een grotere uitstraling dan de winkel zelf, waar allerlei voorwerpen, spelletjes en kleine gestencilde dingetjes van bevriende kunstenaars werden verkocht, en groeide uit tot een soort logo van Fillious werk. Een ‘cédille’ is een orthografisch teken dat onder de c wordt gehangen wanneer die gevolgd wordt door een a, o of u, maar – tegen de regel in – als een s dient te worden uitgesproken (zoals in ‘reçu’). De winkel met de zachte alliteratie in zijn naam, waar volgens Filliou zijn Deense vrouw Marianne Staffeldt, zijn grote liefde, verantwoordelijk voor was, functioneerde tegelijk als Centrum van het Permanente Scheppen, vooral in de vorm van games (zie het door Something Else Press uitgegeven boekje Games at the Cedilla, or the Cedilla Takes Off uit 1967, waarin het recept is opgenomen om op twee cédilles per dag te leven: als je opstaat zeg je ‘ça va’, als je naar bed gaat zeg je ‘c’est comme ça’). Tegelijk is de cédille een harde vorm uit de ijzerwinkel: een kommavormig haakje met een schroefdraad. In de assemblages is het een handig middel om voorwerpen aan op te hangen, en wanneer de haakjes in elkaar grijpen, vormen ze het begin van een los in elkaar gestoken ketting. Je kunt er een metafoor in zien van de samenwerkingsverbanden waarnaar Filliou altijd op zoek was, vooral met het publiek. De cédille is het kleinste teken dat het alfabet kent en is bovendien een halffabrikaat. Geen wonder dat het de dichter en taalkunstenaar Filliou ontroerde. Van betekenis waren voor hem ook de klinkers en vanzelfsprekend het hele alfabet. Hij sprak trouwens tal van talen (hij bezat een Frans en een Amerikaans paspoort) en correspondeerde bijvoorbeeld in het Spaans met de Nederlands-Columbiaanse kunstenaar Raul Marroquin, die het tweede nummer van het legendarische Fandangos in Filliou green drukte.

Het M HKA voelt zich zeer verbonden met de kunstenaar Filliou en voert daar een aantal redenen voor aan. Dat hij tweemaal een tentoonstelling had in de befaamde Antwerpse Wide White Space Gallery bijvoorbeeld. In het gebouw zelf van het M HKA kreeg de band met Filliou zijn beslag in de drie toiletten waaruit men kan kiezen: een voor mannen, een voor vrouwen en een voor kunstenaars. Het voorstel stamt uit 1969 en was oorspronkelijk bestemd voor het nieuwe museum in Mönchengladbach, maar daar paste het niet. Het toilet gereserveerd voor kunstenaars vormt een gevatte allusie op de speciale (rand)positie die de levende kunstenaar vaak in het museum inneemt. Het M HKA heeft de toiletten aangelegd in het sterfjaar van Filliou. Het Antwerpse museum verzamelt nog steeds werk van Filliou en zet de beoogde verbondenheid met de kunstenaar jaarlijks in de verf met de ‘verjaardag van de kunst’. Daarmee borduurt het naar eigen inzicht voort op een idee van de kunstenaar. Op 17 januari 1963 – zijn 37e verjaardag – besloot Filliou om die dag tot miljoenste verjaardag van de kunst uit te roepen. Zo lang was het namelijk geleden, lichtte de kunstenaar toe, dat iemand een spons in een emmer water wierp. Tien jaar later, hij exposeerde toen in de Neue Galerie te Aken, vierde Filliou de 1.000.010e verjaardag van de kunst uitbundig met een manshoge taart, een showorkest en nog veel meer. De affiche van die viering, die in de M HKA-tentoonstelling hangt, vermeldt ook bier, luchtballonnen, happenings, vakantie. Amsterdamse vrienden die zich eind 1972 verenigd hadden in het In-Out Center, droegen hun steentje bij en vierden de verjaardag met een lichtvoetige activiteit die in het verlengde lag van ieders werkwijze. Sinds enige tijd doet ook het M HKA zijn duit in het zakje, waarbij ieder jaar aan een kunstenaar de opdracht tot het maken van een ‘kunsttaart’ wordt verleend. Het is een sympathieke manier om de kunstenaar voor de vergetelheid te behoeden, waarin Filliou in Nederland overigens nog volledig gedompeld is, ondanks zijn verblijf in het Stedelijk Museum in 1971. De kunstenaar bivakkeerde destijds een maand in het Amsterdamse museum om er in samenspraak met de bezoekers een onderzoek uit te voeren. Hij had de zalen die hem ter beschikking stonden omgedoopt tot ’territorium van de Geniale Republiek’. Het resultaat van deze Research at the Stedelijk was een groen gekaft verslag van zijn gesprekken, zijn ideeën, en van de bijdragen die bezoekers (waaronder de Nederlandse kunstenaar Constant) leverden aan het conceptuele kunstwerk dat Filliou in het Stedelijk tot stand had gebracht.

Of de kunstenaar in Antwerpen specifieke werken heeft gemaakt, kwam ik in de tentoonstelling niet te weten. Wel is er een grote ruimte gereserveerd voor het veruit omvangrijkste werk dat Filliou ooit tot stand gebracht heeft en dat hij kon realiseren dankzij een verblijf in het Berlijnse DAAD in 1974. Research on the Origin heeft als basis een doek van drie bij negentig meter dat hier door de rotonde slingert en uitloopt in de belendende zaal. Het is een megalomane visualisatie van ’the principle of equivalence applied to the permanent creation of the universe’, waarbij gelijkwaardigheid staat voor kunst die ‘bien fait / mal fait / pas fait’ is. We krijgen daarvan een omstandige ‘explicatie’ via een grid van nogal onbegrijpelijke logo’s. Zelf zei de kunstenaar dat vooral het tekstuele begingedeelte van dit werk van belang is, waarin hij verduidelijkt dat het ‘in termen van het permanente scheppen vooropstaat dat het van gelijke waarde is of een werk, een gedachte, een concept, een geboorte, een groeien etc. goed gemaakt, slecht gemaakt of niet gemaakt is’. Filliou maakte er direct een editie van op een tiende formaat (oplage: 450 exemplaren) en verzond exemplaren naar relaties in onder meer het toenmalige Oostblok, waar de rol in fabrieken en al dan niet officiële instituten werd tentoongesteld.

Het is haast onmogelijk om de verschillende facetten van Fillious theoretische inventies uit deze mer à boire aan kunstwerken en documenten te destilleren – terwijl het juist zijn briljante gedachten zijn die aan de basis liggen van de speelse objecten. Het M HKA ondervangt dat door een video uit 1977 te tonen waarop Filliou aan een groep studenten lesgeeft. Het is magisch om horen hoe hij in heldere, simpele zinnen zijn denkbeelden weet over te brengen. Hij vertelt onder meer dat er geen artistiek centrum meer is. In de plaats van de avant-garde is een eeuwig netwerk gekomen waaraan alle kunstenaars uit alle delen van de wereld deelnemen. Over de poëtische economie merkt hij op dat die leidt tot gelukkige eenzaamheid, terwijl onze eenzaamheid ongelukkig is. Een museumbezoeker met weinig tijd zou zich tot die video kunnen beperken. Fillious concept van permanente creatie ontstond als antwoord op een bewering van zijn vrouw: ‘Je bent een kunstenaar wanneer je creëert. Maar wanneer je daarmee stopt, ben je geen kunstenaar meer.’ De permanente creatie maakt dat alles, denken, leven, onderzoek, uitwisseling en spel, onder de kunst valt. De kunstenaar die op een van zijn multipels ‘Kunst is wat het leven interessanter maakt dan kunst’ schreef, blijft als leraar een scheppend kunstenaar, zonder overigens de pose van een leraar aan te nemen. Filliou was bevriend met Joseph Beuys, een charismatische leraar die graag ex cathedra sprak, maar zelf beheerste hij vooral de andere kant van het educatieve spectrum, dat van de vragen, de paradox, de dialoog, de grap.

Veruit de allerbelangrijkste bijdrage van het museum aan de waardering voor Filliou is het boek Robert Filliou. The Secret of Permanent Creation. Lang was het door Kasper König geredigeerde boek Lehren und Lernen als Aufführungskünste uit 1970 de ‘bijbel’ voor de Filliou-adept. Maar nu is er dit boek, speciaal bij de tentoonstelling uitgegeven. Nog lang nadat de werken weer naar de eigenaren zullen zijn teruggebracht, zal het een permanente bron van inspiratie vormen. Dichter bij Filliou kunnen we postuum niet komen. In het boek worden de (ongeredigeerde) interviews gepubliceerd die Irmeline Lebeer, critica en uitgeefster, in augustus 1976 in Flayosc in de Provence afnam voor Fillious woordenboek. De gesprekken vulden zeven cassettes. Eerder, in maart 1971, was al een eerste proeve verschenen in L’ART VIVANT, een Frans tijdschrift over beeldende kunst, en zowel Filliou als Lebeer vonden dat het plan verder moest worden uitgewerkt. Want in weerwil van zijn scepsis tegenover stardom en succes, had Robert Filliou één grote ironisch-oprechte ambitie: analoog aan de Petit Larousse, een samenvatting van de grote encyclopedie Larousse, wilde hij een Le Petit Robert samenstellen. In hun gesprekken leggen Lebeer en Filliou in alfabetische volgorde uit waar de begrippen van de kunstenaar voor staan. Men kan zich voorstellen dat, voor iemand die niets op heeft met hiërarchie, de willekeurige volgorde van het alfabet een fantastisch middel is om orde in de kluwen van denkbeelden aan te brengen. In een begeleidend essay, dat al eerder werd gepubliceerd, oppert Irmeline Lebeer evenwel dat de kunstenaar zich mogelijk vooral liet meeslepen door de pijltjes, de verwijzingen over en weer die in woordenboeken gebruikelijk zijn.

We krijgen niet alleen uitleg bij de begrippen, maar vernemen ook waarom sommige lemma’s werden opgenomen of verder uitgediept, terwijl andere zouden moeten worden verplaatst of kwamen te vervallen. Onder de M vinden we Mao Tse-Tung. We leren dat het bovengenoemde ‘kleine witte boek’ uit het werk A Joint Work of Robert Filliou and a Child oorspronkelijk Mao’s rode boekje was waarvan het rode kaft is afgescheurd. Voor liefhebbers van het werk van Robert Filliou is Het Geheim… van groot belang; je hoort hem als het ware nadenken, verduidelijken en met invallen komen. Het is een informatiebom. Je ervaart ook de haast, de urgentie die de ware schepper kenmerkt. De A van Amitié en de Z van Zen vormen accolades rond een taalkundig bouwsel van hogere verbeeldingskracht. Daarbinnen ontrolt zich een visie op kunst en leven die vaste aannames bevraagt en onzinnige voorstellen als zinnig lijfsbehoud voorstelt. The secret of Permanent Creation zou gratis beschikbaar moeten worden gesteld aan alle scholieren vanaf vijftien jaar. Zodat ze als volwassenen weten hoe de spelregels van de vrije geest het leven richting kunnen geven, de wiebelige richting van de glimlachende cédille. Wie de vrijheid neemt om te zondigen tegen Fillious gelijkheidsbeginsel, bestempelt dit boek met recht tot ‘bien fait’.

 

Robert Filliou – Het Geheim van de Permanente Creatie, tot 22 januari in het M HKA, Leuvenstraat 32, 2000 Antwerpen (03/260.99.99; muhka.be).

Robert Filliou – The Secret of Permanent Creation (red. Anders Kreuger), met teksten van Irmeline Lebeer en Anders Kreuger, en gesprekken tussen Irmeline Lebeer en Robert Filliou, Antwerpen, M HKA, 2016. ISBN 9789072828569.