width and height should be displayed here dynamically

Saskia Noor van Imhoff

In 2014 kocht het Stedelijk Museum Amsterdam een installatie met de cryptische titel +14.11 van Saskia Noor van Imhoff (1982). Terwijl een presentatie van haar werk werd voorbereid, waren er ook plannen voor een tentoonstelling in de Appel. Uiteindelijk is haar werk nu in beide instellingen te zien. Het is een doorwrochte dubbelpresentatie die een goed beeld geeft van Van Imhoffs ideeën en werkwijze. In beide exposities liggen vijf stapels met posters in de CMYK-kleuren, of kleuren die daarvan afgeleid zijn. De achterkanten bevatten teksten over Van Imhoffs werk. Door ze op elkaar te leggen en te vouwen kan de bezoeker een eigen catalogus samenstellen.

De installatie in het Stedelijk Museum bestaat uit een geperforeerde glimmende buis die een nevel in de ruimte verspreidt. Vernevelaars worden gebruikt op groente- en fruitafdelingen van supermarkten om producten vers te houden. Van Imhoff verwijst hiermee ook naar klimaatinstallaties in musea, die weliswaar essentieel zijn voor de conservering van schilderijen, maar zoveel mogelijk worden weggestopt. Ze maakt een vergelijkbaar apparaat juist tot blikvanger van de tentoonstelling. Ironisch genoeg gaf de plaatsing in het museum nog allerlei problemen. De ‘vernevelaar’ zou schade kunnen toebrengen aan de aanwezige kunstwerken, en wellicht ook de reguliere klimaatinstallatie verstoren.

Die reguliere installatie maakt Van Imhoff overigens ook zichtbaar. Her en der hangen foto’s van de klimaatinstallatie van het Stedelijk. Bovendien laat ze nog meer verborgen hoeken van het gebouw zien door in twee zalen van het Stedelijk Museum de ruimtes letterlijk open te zetten. Het museum heeft een extern depot, maar grote werken die lastiger te vervoeren zijn en relatief kwetsbaar, worden in een aantal verborgen ruimtes achter de museumwanden bewaard. Zulke depots bevinden zich ook achter de twee zalen waar Van Imhoff exposeert, en ze heeft de scharnierende wanden op een kier gezet zodat je een indruk kunt krijgen van wat erachter zit. Over het plafond lopen leidingen en buizen, en je kunt een glimp opvangen van het schilderij Mensen en dieren (1949) van Karel Appel en een transportkist waarin een werk van Kiefer schijnt te zitten.

Ook in de twee zalen zijn heel wat voorwerpen uit de collectie van het museum te zien. Zo liggen er gebeeldhouwde koppen, die nadrukkelijk worden gecombineerd met mallen van koppen, waardoor de installatie niet zozeer aandacht schenkt aan de objecten, maar vooral aan de manier waarop deze zijn gemaakt. In andere gevallen worden formele eigenaardigheden van objecten benadrukt. Zo zijn twee stoelen van Donald Judd nagemaakt in transparant perspex. Door de verschillende rechthoekige stoelvormen tegen elkaar te schuiven ontstaan holle ruimtes waar weer objecten in worden geëxposeerd. In de zalen zijn diverse gaten en sleuven aangebracht. Alsof het om vitrines ging, worden er ingelijste foto’s of objecten in getoond.

Dat soort architectonische ingrepen is nog sterker aanwezig in de Appel. Zo heeft Van Imhoff de bovenverdieping verhoogd: bovenop de bestaande vloer is een tweede, spierwitte vloer gelegd. In dat witte vlak zijn op diverse plekken rechthoekige gaten aangebracht die de oorspronkelijke vloer laten zien. Erop zijn kasten van plaatmateriaal geplaatst die lijken op transportkisten voor kunstwerken. Er zijn ook ijzeren draadsculpturen te zien waarvan de vorm is afgeleid van de hoeken die gevormd worden door de wanden, deuren en vloeren van de ruimte. Maar losgezongen van hun eigenlijke plek vormen ze een soort tekeningen in de ruimte, met zwarte lijnen die soms op figuren lijken.

Net als in het Stedelijk Museum verwijst de tentoonstelling in de Appel naar de manier waarop voorwerpen worden ontdekt, geïnterpreteerd, verzameld en getoond. In het Stedelijk vormt de museumverzameling het uitgangspunt voor de presentatie. In de Appel, dat niet echt een verzameling heeft, speelt één schilderij een centrale rol in de tentoonstelling. Het is een portret van een man van middelbare leeftijd, maar het wordt niet duidelijk wie hij is of wie de eigenaar is van het doek. Van Imhoff heeft röntgenopnamen van het werk laten maken. Andere foto’s van het schilderij, waarop extra kleurlagen zijn aangebracht, komen op diverse plekken in de tentoonstelling terug.

Al deze verwijzingen naar het tentoonstellen, conserveren en programmeren zouden geïnterpreteerd kunnen worden als een vorm van institutionele kritiek. Wie bepaalt welke kunstwerken uiteindelijk in een museum komen te hangen en wat zijn de criteria? Van Imhoff analyseert bestaande objecten, ontleedt alle onderdelen en presenteert deze vervolgens afzonderlijk. Zoals het eerder genoemde schilderij, waarvan de materiaaltechnische eigenschappen worden ontleed tot uiteindelijk alleen kleur overblijft. De analyse van het schilderij wordt zo verbonden met de posters in CMYK-kleuren, de essentie van alle gedrukte beelden.

Omdat het werk van Van Imhoff gaat over de manier waarop musea en collecties functioneren, zou het voor de hand liggen dat de tentoonstelling in het Stedelijk Museum beter tot zijn recht komt. Toch is de tentoonstelling bij de Appel iets geslaagder omdat hier nog meer dingen samenkomen. Het is in de Appel alsof er allerlei objecten uit onze cultuur zijn opgediept en tijdelijk zijn uitgestald op het grote witte podium, klaar om geïnventariseerd en geïnterpreteerd te worden. Vaak verwijzen die objecten op hun beurt weer naar het vasthouden van dingen die verloren gaan. Er zijn diverse antiverouderingsproducten uitgestald – producten die de sporen van de tijd proberen uit te wissen en daarom juist typisch zijn voor onze tijd. Her en der in de tentoonstelling liggen afgietsels die zijn afgeleid van het menselijk lichaam. Het gips van een gipsspalk, gebruikt voor een gebroken arm, heeft Van Imhoff na genezing afgegoten in brons. Een ander exemplaar dat om iemands pols heeft gezeten, doet denken aan een fossiel van een uitgestorven dier met een lange snuit. Een object dat tijdelijk de functie had om het menselijk lichaam te laten herstellen, krijgt nu als bronzen kunstvoorwerp een eeuwigheidswaarde.

Zo wordt de hele installatie een monument voor de vergankelijkheid, voor de strijd tussen natuur en cultuur. Het is een ongelijke strijd, die de mens desondanks probeert te beslechten. Aan de rand van een van de gaten in de vloer staat een installatie met een glimmende buis, die rookpluimpjes de ruimte inblaast.

 

• Saskia Noor van Imhoff, #+21.00, tot 10 april in De Appel, Prins Hendrikkade 142, 1011 AT Amsterdam (020/625.56.51; deappel.nl); #+23.00, tot 8 mei in het Stedelijk Museum, Museumplein 10, 1071 DJ Amsterdam (020/573.29.11; stedelijk.nl).