width and height should be displayed here dynamically

Schoolgebouwen

Oude foto’s van schoolkinderen zijn algauw aandoenlijk. Meisjes met witte schortjes en jongens in korte broeken die gymmen op het schoolplein. In het boek van Dolf Broekhuizen, getiteld Openluchtscholen in Nederland. Architectuur, onderwijs en gezondheidszorg 1905-2005 zijn behalve dat soort herkenbare plaatjes ook meer verrassende afbeeldingen te vinden, bijvoorbeeld van kinderen gehuld in wollen capes aan schoolbanken in een besneeuwde duinpan. En van scholen zonder plafonds of met muren die weggeschoven kunnen worden; architecten leverden in de 20ste eeuw soms vooruitstrevende staaltjes flexibele architectuur ten behoeve van de optimale toetreding van daglicht en frisse lucht in de scholen. Het leven op een openluchtschool was niet altijd een pretje, als we de auteur mogen geloven. Behalve schoolboeken en pennen hadden de kinderen er soms ook bivakmutsen of juist brillen met gekleurd glas nodig om de lessen in de buitenlucht te doorstaan. Dit soort details, waar Openluchtscholen in Nederland vol van staat, ontlokken de lezer regelmatig een glimlach.

Het verhaal gaat niet alleen over de gebouwen maar bijna in gelijke mate over achterliggende maatschappelijke ontwikkelingen. Broekhuizen beoogt dan ook een breder overzicht te bieden dan alleen van vernieuwende architectuur. Hij wil verbanden leggen met veranderingen in de onderwijskunde en de medische wetenschap, en soms raakt hij aan de ontwikkelingen in psychiatrische ziekenhuizen en sanatoria. Hij weet een redelijke balans te vinden en werpt een genuanceerd licht op verschillende facetten van het gebouwtype. Het beeld van architectuur wordt niet opgehangen aan de bekende iconen van de Nederlandse architectuurgeschiedenis, maar aan de interessante en complexe opgaven die op verschillende momenten voorlagen. Broekhuizen behandelt uitgebreid de vragen, idealen en eisen van het onderwijs en de medische wereld: bouw voor ons een school waar zieke, zwakke of juist gezonde kinderen les kunnen krijgen in de open lucht. Ontwerp een school waar arme bleekneusjes wat kleur op hun gezicht kunnen krijgen, of waar kinderen met astma in een stofvrije omgeving kunnen leren.

De architectuur van de openluchtschool kwam logischerwijs tot stand in samenspraak met de opdrachtgevers en gebruikers. Dat leidde in een aantal gevallen tot vernieuwende plattegronden, bijzondere bouwkundige oplossingen of een opvallende vormgeving. Door de architectonische vertaling van het programma droegen architecten bij aan de ideeënvorming over openluchtonderwijs. Het ligt misschien voor de hand dat dit aspect van de architectuur een belangrijke rol speelt in een dergelijke publicatie, maar voor architectuurhistorici was het niet altijd evident om veel aandacht te besteden aan opdrachtgeverschap en gebruik. De stilistische en artistieke kant krijgt nog altijd veel meer aandacht dan de praktische aspecten van de bouwkunst. Zo niet bij Broekhuizen: naast bekende architecten die openluchtscholen hebben ontworpen, zoals Johannes Duiker en Bernard Bijvoet (ontwerpers van de beroemde Clioschool in Amsterdam uit 1930) of Frits Peutz (die met W. Sprenger in 1931 de St. Theresiaschool in Maastricht bouwde), besteedt hij veel aandacht aan de gemeentearchitecten die hun stempel op het gebouwtype hebben gedrukt. Ook regionale figuren komen aan bod, zoals Mastenbroek en De Herder die in 1947 de Zwolse Buitenschool ontwierpen. Vaak zijn juist die ‘alledaagse’ ontwerpen van een verrassende kwaliteit. Dat maakt deze stevig gedocumenteerde studie zo fascinerend. Dat de tekst van Openluchtscholen in Nederland niet altijd even vlot loopt, doet weinig af aan de kwaliteit van het boek als overzichtswerk. Bovendien is de vormgeving van Piet Gerards overzichtelijk en ingetogen, wat goed bij de inhoud past. Als het boek echter, zoals Broekhuizen hoopt, gebruikt wordt als basis om bestaande openluchtscholen aan te passen, en als leidraad bij toekomstige bouwopgaven, valt het misschien te degelijk en te studieus uit. Bovendien is het niveau en formaat van de illustraties daarvoor wat te mager.

Het boek betekent een verdieping van de bestaande studies over onderwijsgebouwen. In 1996 is bij NAi Uitgevers een overzicht verschenen van de Nederlandse scholenbouw getiteld Nederland naar School. Twee eeuwen bouwen voor een veranderend onderwijs. Dat boek, destijds vergezeld door een tentoonstelling in het NAi, was net als de studie van Broekhuizen chronologisch en daarbinnen thematisch ingedeeld. Het behandelde ook de achterliggende maatschappelijke tendensen, zij het minder uitgebreid dan Broekhuizen: “De school speelt een cruciale rol in het leven van elke generatie en daarbij zijn instituut en gebouw nauwelijks van elkaar te scheiden”, schreven de redacteuren Tjeerd Boersma en Ton Verstegen toen. De publicatie gaf meer een globaal overzicht, en behandelde het verschijnsel openluchtschool maar kort. Je zou kunnen zeggen dat Broekhuizen heeft voortgeborduurd op Nederland naar School.

Heel anders wordt het schoolgebouw benaderd in Onderwijsvisie & schoolgebouw, een boek geschreven door Yolanda Steijns en Alexander Koutamanis, en voortgekomen uit het Department of Real Estate & Housing van de Technische Universiteit Delft (de afdeling schijnt geen Nederlandse naam meer te hebben, maar behoort tot de faculteit Bouwkunde). Een vergelijking met de publicatie van Broekhuizen laat zien hoe ver bouwkunde en bouwkunst in Nederland van elkaar verwijderd zijn. Geen sierlijke presentatietekeningen, maar schematische plattegronden; geen anekdotes maar managementtermen. Onderwijsvisie & schoolgebouw gaat met name over scholen voor voortgezet onderwijs. De auteurs klagen dat de transformatie die het schoolgebouw in de 20ste eeuw heeft ondergaan, slechts beschreven is in architectuurtermen, en dat de impact van veranderende onderwijsmethoden en sociale en technologische ontwikkelingen niet vertaald werd in het discours. Die lacune willen zij opvullen, door een analyse van de bestaande bouwkundige en onderwijskundige kennis, “los van architectonische stromingen of opvattingen”. De auteurs hopen zo de relatie tussen architectuur en gebruiker te verbeteren.

In Onderwijsvisie & schoolgebouw is het schoolgebouw slechts een gebruiksvoorwerp. Het moet anticiperen op het onderwijs dat verandert onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen. Dat het karakter van de architectuur invloed kan hebben op de gebruiksvriendelijkheid van het gebouw, lijkt voor de auteurs ondenkbaar. Het boek is ook nogal ingewikkeld geschreven, maar het komt ongeveer neer op een pleidooi voor een architectuur die de gebruikers serieus neemt en die rekening houdt met toekomstige veranderingen in het gebruik. Dat is het raakpunt met Broekhuizen: een school is een tijdgebonden gebouw dat moet worden afgestemd op maatschappelijke ontwikkelingen. Jammer genoeg wordt de geschiedenis in Onderwijsvisie & schoolgebouw met zevenmijlslaarzen doorkruist en onnauwkeurig beschreven (in een tabel staat de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld naast het jaartal 1932 en onder het kopje “Architectuur”). De afbeeldingen, die op zichzelf informatief en interessant zijn, worden nauwelijks toegelicht en de bronvermeldingen ontbreken. Voor de auteurs is die architectuurhistorische informatie misschien van ondergeschikt belang, want zij willen een werkbaar instrumentarium opstellen voor architecten en opdrachtgevers van toekomstige schoolgebouwen; maar dergelijke slordigheden boezemen toch weinig vertrouwen in. Er bestaan vast mensen die zich thuis voelen bij de teneur van Onderwijsvisie & schoolgebouw, maar voor wie betrokken is bij renovatie of nieuwbouw van scholen, en zéker voor wie geïnteresseerd is in de architectuur van het schoolgebouw, hebben boeken als Nederland naar School en Openluchtscholen in Nederland op alle niveaus meer te bieden.

 

• Yolanda Steijns en Alexander Koutamanis, Onderwijsvisie & schoolgebouw, verscheen in 2004 bij Uitgeverij SUN, Prinsengracht 747-751, 1017 JX Amsterdam (020/622.61.07; www.uitgeverijboom.nl).

• Dolf Broekhuizen, Openluchtscholen in Nederland. Architectuur, onderwijs en gezondheidszorg 1905-2005, verscheen in 2005 bij Uitgeverij 010, Watertorenweg 180, 3063 HA Rotterdam (010/433.35.09; www.010publishers.nl).