width and height should be displayed here dynamically

Sergej Bratkov

De beelden van de Russische fotograaf Sergej Bratkov (°1960), waarvan nu een karige selectie te zien is in het Gentse SMAK, worden gemakshalve als documentair realisme gecatalogeerd. Zijn portretten van Russische soldaten, jonge kinderen, ex-matrozen, diensters en bezoekers van een openluchtsanatorium zouden een accuraat beeld geven van de culturele en maatschappelijke malaise waarin het hedendaagse Rusland zich bevindt. Toch blijkt er al vlug meer aan de hand. Zo zijn Bratkovs beelden allerminst nuchtere en zakelijke registraties en maakt de fotograaf gretig gebruik van geënsceneerde beelden.

Enscenering betekent toevoegen en vervormen, en staat dus haaks op de kiese terughoudendheid van de documentaire fotograaf. Wat Bratkov daarmee suggereert, is dat het hedendaagse Rusland niet in beeld kan worden gebracht met een zuiver documentaire strategie. De wetten van het documentaire gelden niet in Rusland: niemand gelooft er dat de dingen zijn zoals ze zijn. Elk voorwerp, elke gebeurtenis moet onmiddellijk door een dubbele bril worden bekeken; elke letterlijke betekenis verbergt een ideologische betekenis (rood is nog steeds geen neutrale kleur in Rusland). Paranoia is in zo’n context geen afwijking maar een middel om te overleven. Bratkovs keuze voor enscenering kan dan ook gelezen worden als een verre echo van de dubbele lectuur die het oude regime installeerde. Net zoals het communisme in de dagelijkse realiteit altijd de prefiguratie van een gedroomde werkelijkheid zag, zo zorgt enscenering ervoor dat de werkelijkheid zijn tautologische vanzelfsprekendheid verliest. Het geënsceneerde beeld spreekt met een dubbele tong.

Toch treedt Bratkov zelden op als regisseur van zijn beelden; de regie laat hij meestal over aan zijn modellen of hun onmiddellijke entourage. De kinderportretten in de eerste zaal zijn daar een schitterend voorbeeld van. De wulpse poses van de kinderen werden niet opgelegd door de fotograaf maar door de ouders. De portretten tonen niet zozeer de verbeeldingswereld van het kind, maar de clichématige verzuchtingen van de volwassenen. Tegelijkertijd maakt Bratkov duidelijk hoezeer die verlangens worden gestuurd door de wellustige verschijning van onze westerse kindsterretjes. Zelfs de beeldtaal van de reclame, die anders zo helder en eenduidig is, wordt door dubbelzinnigheid aangetast. In een van de zalen (waar een gigantisch reclamebord op de grond ligt) vertelt Bratkov over zijn hallucinante wederwaardigheden binnen de reclamesector. In Rusland is reclame voor alcohol verboden, en dus zoekt men voortdurend strategieën om het verbod te omzeilen (meestal door bekende campagnes voor andere producten te plagiëren of door bekende slogans uit het communistische tijdperk licht aan te passen). In de reclamecampagne die Bratkov bedacht voor het wodka-imperium van een paar zakenmannen uit de Kaukasus, ging hij met het reclamebeeld van een gsm-bedrijf aan de haal. Bij het bedrijf viel dat niet in de smaak. Na een hoop dreigementen heen en weer eindigde het dispuut met de moord op de directeur van het bedrijf dat verantwoordelijk was voor het plaatsen van de reclameborden. Bratkov besloot daarop de reclamewereld vaarwel te zeggen. Het wilde kapitalisme dat Rusland vandaag overspoelt, kan blijkbaar maar weinig begrip opbrengen voor zijn postmoderne (of communistische?) toe-eigeningsstrategie.

In de beelden van Bratkov verschijnt Rusland niet als een land, als een territorium, maar als een mentale ruimte. Het Rusland dat hem interesseert, bestaat enkel (en wordt enkel zichtbaar) in de verwachtingen, de dromen en de verlangens van de mensen die hij vastlegt. In tegenstelling tot de meer geijkte documentaire fotografie tonen zijn beelden niet ‘Rusland zoals het is’. Ze tonen niet de gruwel van de dagelijkse strijd om te overleven (dat is het onderwerp van Boris Mikhailov), de dictatoriale ontsporingen van het nieuwe regime (zoals bij Stanley Greene) of de banaliteit van het verwesterende stadslandschap (Martin Parr). De ambitie van Bratkov reikt verder dan het louter presenteren van deze duidelijk zichtbare (maar tegelijkertijd ook oppervlakkige) transformaties. Aan de hand van bepaalde figuren (soldaten, matrozen, diensters…) probeert hij de verschuivingen binnen de maatschappelijke rangorde op het spoor te komen en te onderzoeken hoe daarin een toekomstig Rusland gestalte krijgt. In een aantal reeksen presenteert Bratkov sluipschutters in Tsjetsjenië en leden van de ultrageheime antiterrorisme-eenheid van het Russische leger als de nieuwe rolmodellen voor het huidige regime. Het voorspelt alvast een weinig rooskleurige toekomst.

Bratkov gebruikt de verwarring in het hedendaagse Rusland om pertinente vragen te stellen over het statuut van het documentaire beeld. In die zin kan men zijn werk ook lezen als een (bijtend) commentaar op de westerse beeldcultuur en de schijn van transparantie en helderheid die zij wereldwijd propageert. Die onderhuidse kritiek verklaart wellicht waarom Bratkov zo gemakkelijk zijn weg vindt naar allerlei westerse musea (ook het SMAK en het MuHKA verzamelen zijn werk). Deze ‘universele’ aspiraties kunnen natuurlijk niet verhelen dat zijn beelden verankerd zijn in een specifieke context. Precies op dat laatste punt stelt de tentoonstelling enigszins teleur. Doordat het werk niet gecontextualiseerd wordt (een euvel van wel meer Vlaamse musea) weet de toeschouwer vaak niet wat hij ermee aanmoet. In één zaal worden foto’s van een sluipschutter in Tsjetsjenië geconfronteerd met beelden van een berenjacht. Pas als men beseft dat de beer een belangrijke rol speelt in de mythologie van het Russische imperium – Rusland werd door zijn buurlanden als een hongerige beer gezien – begrijpt men dat beide reeksen interageren en elkaar verklaren. Pas dan wordt duidelijk hoe Bratkov heden en verleden van dit complexe land tot een hoogst explosieve cocktail vermengt.

 

• Sergej Bratkov tot 8 januari in het S.M.A.K., Citadelpark, 9000 Gent (09/221.17.03; www.smak.be). Catalogus: Philippe Van Cauteren, Sergej Bratkov, Europalia Rusland/Mercatorfonds, Brussel, 2005. ISBN 90-6153614-6.