width and height should be displayed here dynamically

Storia della fotografia di architettura

Het kan vreemd lopen. Jarenlang was het enige redelijke overzichtsboek over de moderne Nederlandse architectuur dat van de Florentijnse architectuurhistoricus Giovanni Fanelli uit 1966, geschreven in het Italiaans en in 1978 door de Staatsuitgeverij in een sterk bewerkte Nederlandse editie uitgebracht. Als naslagwerk is dit boek ondanks de kleine foutjes die er in de loop der tijd in werden ontdekt, nog steeds uiterst nuttig. Het is niet getekend door hoogdravende interpretaties en ook niet bepaald door een architectuurtheoretische blik, die de laatste jaren steeds verder van de architectuur is weggedraaid. De nuchterheid was juist kenmerkend. Lange tijd bleef Fanelli’s naam verbonden aan dit standaardwerk en de vele boeken die de auteur in Italië deed verschijnen bleven geheel onopgemerkt. Een uitzondering vormt wellicht nog zijn boek over de Stijl waarvan een Engelse en Duitse vertaling werd gepubliceerd, maar over het algemeen kan toch worden gezegd dat Fanelli een onbekende bleef die als eerste vele Nederlanders had gewezen op het feit dat hun architectuur uit de eerste helft van de 20ste eeuw best het bestuderen waard was.

Recentelijk heeft Fanelli een boek gepubliceerd dat zal kunnen concurreren met de reputatie van zijn werk uit 1966. Het betreft een overzicht van de geschiedenis van de architectuurfotografie. In tegenstelling tot wat men zou verwachten legt het boek niet de nadruk op het reproduceren van de foto’s, maar juist op de tekst. Dit betekent niet dat de illustraties van ondergeschikt belang zijn; maar het zijn illustraties van wat in de tekst wordt beweerd. Het boek begint met aan te geven dat er een groot verschil bestaat tussen de afbeelding van de realiteit en de werkelijkheid zelf. Fanelli stelt dat de foto een andere werkelijkheid weergeeft met specifieke karakteristieken. Dat de technologische innovaties daarbij een belangrijke rol spelen is overduidelijk. Fotografie steunt niet alleen op een indringend kijken, maar is ook onderhevig aan de veranderende mogelijkheden die het medium biedt. Met veel oog voor nuances laat Fanelli zien welke verschillende vormen van architectuurfotografie er zijn en hoe de geschiedenis ervan zich heeft ontwikkeld.

Het boek geeft een helder inzicht in de specifieke kanten van het metier van de architectuurfotograaf. Na een inleiding over het ‘lezen’ van architectuurfotografie wordt een historisch overzicht geboden dat allereerst ingaat op de pioniers van het vak en hun rol bij het documenteren van architectonische interventies. We zien dat fotografie een enorme betekenis had voor het in kaart brengen van archeologische opgravingen, maar dat ook de commercie zich algauw wist te bedienen van het nieuwe medium. Terwijl er aan de ene kant fotografen werken die kunstzinnige aspiraties hebben, laten anderen zich meedrijven in een ontwikkeling waarbij de fotografische reproductie een populair en economisch doeleinde krijgt toebedeeld. De uitgeversindustrie werpt zich met veel elan op het nieuwe medium, dat wordt ingezet voor de productie van architectuurboeken, tijdschriften, reclamefolders, catalogi, ansichtkaarten en dergelijke. Welke consequenties dat heeft gehad is duidelijk wanneer we thans naar architectuurboeken kijken. De rol van de fotografie is zo overmatig groot geworden dat zij die van de architectuur voor een groot gedeelte heeft weggevaagd.

Behalve thematische gedeeltes biedt het boek ook een geografisch overzicht van de geschiedenis van de architectuurfotografie. Tot nu toe bestonden er wel studies over de architectuurfotografie in verschillende landen, maar een overzicht met aandacht voor de kruisbestuivingen bestond nog nauwelijks. Een bijzonder hoofdstuk is gewijd aan de samenwerking tussen de architect en de fotograaf, waarbij de laatste vooral producten moet afleveren die als promotie voor de eerste kunnen gelden. Hoewel er een zekere onafhankelijkheid is, wordt die toch steeds onder druk gezet. Architecten willen dat hun nieuwste werk in een zo gunstig mogelijk licht wordt gepresenteerd. Bijna zou men kunnen zeggen dat de opkomst van de hoffotograaf van de architect een logisch gevolg is van een ontwikkeling waarbij de architectuur van minder en de representatie van die architectuur van des te groter belang is geworden. We zouden kunnen zeggen dat een bouwwerk vandaag de dag bestaat dankzij de verspreiding van de fotografie. De aura ligt niet meer bij het gebouw, maar omgeeft de fotografie. Deze ‘vertekening’ heeft zijn verloop gekend. Fanelli maakt de balans op. Hij heeft een interessante geschiedenis van de iconografie van de architectuurfotografie geschreven; een naslagwerk dat zowel voor specialisten architectuur en fotografie als voor liefhebbers waardevolle inzichten oplevert.

 

Storia della fotografia di architettura van Giovanni Fanelli werd in 2009 uitgegeven door Editori Laterza, piazza Umberto I 54, 70121 Bari (080/528.12.11; www.laterza.it). ISBN 978-88-420-8915-5.