width and height should be displayed here dynamically

Thijs Lijster. De grote vlucht inwaarts

Met de titel van zijn eerste essaybundel, De grote vlucht inwaarts, zet Thijs Lijster al meteen de voornaamste basislijn uit die de daarin verzamelde teksten verbindt. Zoals dat met essaybundels wel vaker het geval is, waaieren ze thematisch vele kanten uit. Lijster schrijft over ‘de totaalmens’ voor wie werk en vrije tijd, plicht en plezier één loop vormen, hij buigt zich over de populariteit van zowel neurologie als oosterse spiritualiteit, en grasduint in de geschiedenis van de detectiveroman. Deze inhoudelijke verscheidenheid wordt alsnog getemd door de leidende gedachte dat de hedendaagse mens in toenemende mate alle heil bij en in zichzelf zoekt. Wij leven kortom een sterk geprivatiseerd bestaan, wat wordt bevorderd door de digitale technologie, en zijn nog bitter weinig betrokken op de publieke zaak. Privatisering en depolitisering vormen twee zijden van eenzelfde munt, maar daarbij speelt op de achtergrond een minder druk besproken gegeven waarop Lijster alludeert in de ondertitel: Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld.

Medio de jaren tachtig had Jürgen Habermas het al over ‘de nieuwe onoverzichtelijkheid’, de onmogelijkheid om op een synthetische manier en vanuit een buitenstaandersperspectief de samenleving kritisch de maat te nemen. Samen met het toentertijd opkomende postmodernisme constateerde hij dat we de ‘God eye’s view’ waren kwijtgespeeld op wat Theodor W. Adorno in de voetsporen van Hegel nog met goed epistemologisch geweten ‘das Ganze’ of ‘de totaliteit’ kon noemen. Postmodernisten à la Jean-François Lyotard vonden dat geen verlies en veeleer een bevrijding, maar volgens Lijster toont ‘de grote vlucht inwaarts’ zo onderhand de negatieve gevolgen. We handelen immers almaar meer zelfbetrokken en maken geen gemene zaak meer met anderen omdat we de ondertussen geglobaliseerde wereld voornamelijk ervaren als een immer beweeglijk, centrumloos netwerk dat stuur- noch veranderbaar lijkt. Achter de huidige privatisering en depolitisering schuilt kortom een massaal gedeeld gevoelen van onmacht tegenover de ondoorzichtig geworden totaliteit. Op een heel andere manier wordt deze breed gedeelde ervaring bijvoorbeeld ook geventileerd binnen het samenzweringsdenken dat onder meer via allerhande games de populaire cultuur doordringt, zo observeert Lijster. De fatale cirkel van onmachtsgevoelens, privatisering en depolitisering valt volgens hem enkel te doorbreken vanuit een kritisch denken dat zonder veel omwegen een dieper inzicht in de totaliteit durft te claimen en zo kan aanzetten tot een hernieuwd publiek handelen.

Tegen beter filosofisch weten in, en zonder dat ook met zoveel woorden te zeggen, bepleit Lijster dus een herstel van de Kritische Theorie ‘oude stijl’. Hij citeert dan ook geregeld Adorno, al is Walter Benjamin duidelijk zijn meest geprefereerde auteur (hij wijdde overigens zijn proefschrift aan de cultuurkritiek van beide denkers). Daarmee is tevens een spanningsverhouding aangegeven waar Lijster vreemd genoeg nauwelijks of niet bij stilstaat. De ‘frontale’ kritiek van Adorno verschilt immers sterk van Benjamins fragmentarische werkwijze, die ‘het geheel’ in schijnbare details herkent en wedt op de kracht van de montage. In De grote vlucht inwaarts reproduceert Lijster zonder veel verdere reflectie dit toch wel markante verschil tussen twee typen van cultuurkritiek. Hij beoefent afwisselend beide genres, soms binnen het bestek van één enkel essay, waarbij de adorniaan het ondanks het groter aantal Benjamincitaten meestal wint van de benjaminiaan.

Lijster heeft veel lezenswaardigs te melden en verdient zonder meer lof voor zijn moedige poging om de Kritische Theorie te actualiseren. Hij doet dat meestal wel niet op een echt essayistische manier: hij schrijft veeleer opstellen dan essays. Van een essayist verwacht je scherpe, door persoonlijke ervaringen gevoede gedachten die zijn getoonzet in een taal die het louter argumentatieve register overstijgt. Dat kan op uiteenlopende manieren gebeuren, maar in De grote vlucht inwaarts is de taal gewoon te weinig een medium van het denken en te vaak een instrument. Lijsters drang om uit te leggen zit daar voor veel tussen: de docent neemt het geregeld over van de essayist. Gelukkig is Lijster een begenadigde prof die bijvoorbeeld Benjamins notie van Jetztzeit zonder veel pedagogische krimp in goed vijf pagina’s bevattelijk weet te presenteren. Uitweiden doet hij zelden en evenmin vent hij op een narcistische manier encyclopedische kennis uit. Het uitleggen zelf is er echter meermaals te veel aan: binnen een als essay bedoelde tekst komt het algauw pedant over. Regelmatig pakt Lijster trouwens uit met een zodanig trefzeker citaat van Benjamin of Adorno dat het verschil met zijn eigen breedvoerigere, meer academische en eerder onpersoonlijke schriftuur wel erg in de verf wordt gezet.

Precies omdat hij er vaak toe neigt om bestaande kennis of door anderen geboekstaafde ervaringen te mediëren, valt het op dat Lijster af en toe aan academisch toerisme doet: hij heeft niet altijd zijn huiswerk gemaakt. Ongetwijfeld naturaliseren én individualiseren talloze breinwetenschappers ten onrechte sociale problemen als chronische leerstoornissen of criminaliteit. Daar is echter beduidend meer over gemeld, ook vanaf de empirische zijlijn, dan Lijster in zijn essay Brein en tijd laat uitschijnen. Hetzelfde geldt voor de verslaving aan opiniepeilingen en andere statistische informatie waarover de media graag in verkorte vorm berichten en die overheden tevens inzetten om het leven van individuen en bevolkingen te beheren, te disciplineren, te normaliseren. Als je met de uitdijende literatuur over de performativiteit van statistische kennis en publiek opinieonderzoek ook maar een beetje vertrouwd bent, doen de deels ideologiekritische, deels moraliserende oprispingen in De macht van het getal nogal oppervlakkig aan. Of neem het opstel Voor iedereen, van niemand: van een auteur die met de boeken naast zich op tafel schrijft, verwacht je toch net iets meer diepgang dan enkel de stelling dat er in het digitale tijdperk een nieuwe onteigening van het gemeenschappelijke optreedt (die inderdaad de destructie van de ecologische commons secondeert).

Dat zijn cultuurkritische beschouwingen schipperen tussen Adorno en Benjamin of meermaals uitleggerig zijn, valt Lijster minder ten kwade te duiden dan zijn volgehouden stilzwijgen over de gewenste herpolitisering. We moeten ‘de grote vlucht inwaarts’ ombuigen en opnieuw meer publiek of gemeenschappelijk handelen, stelt hij herhaaldelijk, zich beroepend op – uiteraard – Hannah Arendt. Maar wat betekent dat hier en nu? Welk soort engagement of activisme is gewenst of noodzakelijk? ’Dialectisch pessimisme’ is een mooie formule, maar ze maakt ons niet veel wijzer indien ze enkel staat voor de wetenschap dat het pessimisme over ‘het bestaande’ slechts leidt tot verzet indien het zich tevens laat inspireren door haar tegendeel, dus door de hoop dat verandering alsnog mogelijk is. Allicht vraagt iedere vorm van herpolitisering ook om ‘sterke verhalen’ die zonder veel omwegen opnieuw durven inzetten op noties als dé maatschappij. Lijster schuwt in dit verband zelfs de uitdrukking ‘pretentieus denken’ niet. Die klinkt echter veeleer gemakzuchtig als ze uit de mond komt van iemand die zelf weigert om duidelijke politieke claims te maken in een boek dat juist tot politiek handelen oproept.

De ongemakkelijke combinatie van intellectuele kritiek en politieke vrijblijvendheid was de achilleshiel van de Kritische Theorie. Lijster mag dan al pleiten voor een herpolitisering, door de abstracte manier waarop hij dat doet onderstreept hij voor alles de kloof tussen – in de klassieke zin van het woord – theorie en praxis. De grote vlucht inwaarts reproduceert zo ten dele ook de gegispte stand van zaken: kritisch denken zonder praktisch verlengstuk in de publieke ruimte blijft voor alles een zaak van individueel schrijven en lezen.

 

• Thijs Lijster, De grote vlucht inwaarts. Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld, Amsterdam/Antwerpen, De Bezige Bij, 2016. Contact: Van Miereveldstraat 1, 1071 DW Amsterdam (020/305.98.10); Mechelsesteenweg 203, 2018 Antwerpen (03/285.72.00). (debezigebij.nl)