width and height should be displayed here dynamically

Time-out: Redesign – Remuseum – Rereality

“Come and see what a party used to be, come and experience Reality”

Affiche, Amsterdam, 1995

 

Voor sommigen is de verwezenlijking van het nieuwe Groninger Museum een openbaring en zelfs, in lovende zin, “de meest dramatische museale gebeurtenis sinds jaren”. (1) Anderen, zonder minder museofiel te zijn, vinden het Groningse art palace echter stuitend. Hoe het ook zij en of je je er nu vrolijk of boos over maakt, van deze tijd is het Gesamtkunstwerk van directeur Frans Haks en architect Alessandro Mendini in ieder geval. Als een history- of theme-park over kunst, zo functioneert het nieuwe museum.

Het is niet verwonderlijk dat het daarom ook een plek is die op weerstand botst bij diegenen die de museale ruimte niet als synthetisch amusement maar als de vruchtbare scène voor kunst of kunsthistorische reconstructie beschouwen. Aan die nostalgische utopie heeft het Groninger Museum geen boodschap. Vorm en inhoud zijn door Haks en Mendini ontdaan van (kunst)geschiedenis, conventionele museale categorieën en reële temporele en spatiale referenten. De verwoede pogingen om het van oorsprong transhistorische karakter van het museum te verdoezelen en de op drift geraakte kunstwerken en andere voorwerpen een samenhang te geven, of te laten lijken op wat ze buiten de museummuren waren, worden door het Groninger Museum als pathetisch gebrandmerkt. In Groningen hoeft het museum niets te fingeren, maar kan het ongegeneerd, op het parodistische af, zichzelf zijn – iets wat op zich geen verdienste maar evenmin een tekortkoming is.

Mendini’s concept is gebaseerd op het principe van redesign. Alles is al eens verzonnen en gedaan en er rest niets anders dan recyclage. Zijn realisaties worden gekenmerkt door een grote waardering voor decoratie en de ontkenning van traditionele hiërarchieën en historische indelingen van tijd en plaats. Een benadering die altijd het actuele dient, kan absurde effecten bewerkstelligen. Op het moment dat ik het nieuwe museum bezocht, liep er een tentoonstelling van 18de- en 19de-eeuwse Groningse kledij en juwelen. Als je niet beter wist, kon je de kledingstukken en sieraden moeiteloos aanzien voor de fashion designs van een lepe, trendy modeontwerper die in zijn nieuwste collectie een knipoog naar de vorige eeuw had verwerkt. En de ‘echte’ kunst? Nauwelijks te onderscheiden van de architecturale omgeving laten de kunstwerken zich makkelijk reduceren tot pure design. De theatrale inrichting en de dramatische belichtingseffecten verlenen Haks’ fun art de opdringerige vrijblijvendheid en hysterische vrolijkheid van attracties in een pretpark. Het nieuwe Groninger Museum is geculmineerd in een setting waarin het thema ‘kunst’ op ‘recreatieve’ wijze geïllustreerd wordt.

 

History- en theme-parks

Zonder te beweren dat musea en amusementsparken in alle opzichten vergelijkbaar zijn, kan je misschien wel stellen dat de nog steeds niet gestuite museumboom parallel loopt met de opkomst van history- en theme-parks. Deze parken, die een thema uit het heden of een episode uit het verleden met behulp van alle mogelijke technologieën ‘levensecht’ ensceneren tot een sluitende totaalbelevenis, zijn op zich natuurlijk geen nieuw verschijnsel – Disneyland stamt uit 1955 en de Wunderkammer, panorama’s, Lustgarten en wereldtentoonstellingen dateren uit nog vervlogener tijden – maar de laatste jaren wint het fenomeen onmiskenbaar terrein, met name in Japan en de Verenigde Staten, maar ook in Europa. Voor het postmoderne bedrijfsleven komt alles in aanmerking om te gelde gemaakt, gecomprimeerd en verdicht te worden tot een geordend spektakel ter entertainment van het grote publiek.

Vorm en inhoud van deze fetish-werelden zijn heel divers. Zowel levend als dood ‘materieel’ wordt ingezet. In het archeologische themapark Archeon bij Alphen aan de Rijn kan je “drie miljard jaar in één dag beleven”. Bij Nantes in Frankrijk omvat het plaatselijke safaripark een Afrikaans negerdorp, compleet met springlevende bewoners. In Amerika ligt Disney’s America reeds op de tekentafel, een history-park dat de geschiedenis van de Verenigde Staten in zes episodes moet verbeelden, inclusief de vernietiging van de Indianen. Er gaan tevens geruchten dat de weduwe en zoon van Martin Luther King van plan zijn om van het historische Martin Luther King District in Atlanta een themapark te maken, het 
I-Have-A-Dream-Land. In het extatische Japan is er Western Mura, een Mexicaans dorp, met alles erop en eraan – inheemse bevolking incluis. NFL Experience is een themapark, ook voor de Japanners, totaal gewijd aan American Football. En op Internet vind je ‘s werelds eerste digitale themapark, Virtual World.

Maar het themapark Huis Ten Bosch bij Nagasaki in Japan slaat misschien wel alles. Het park is een kopie op ware grootte van een ‘echte’ Hollandse stad. Nederland herleid tot tulpen, molens, klompen, dijken en water (met virtual reality kan je er steeds opnieuw onze historische watersnoodramp beleven). See Holland, Touch Holland, Enjoy Holland. Over de wereld als museum en Holland Village Huis Ten Bosch in het bijzonder maakte Stefaan Decostere “Déjà-vu”, een delirerende documentaire die in het teken staat van de ondergang van de humanistische cultuur. (2) Het buitengewone en sensationele aan Huis Ten Bosch is de doelstelling om binnen enkele jaren de omheining af te breken. In het jaar 2000 wordt Huis ten Bosch een unieke Japanse stad. Nu al kunnen Japanners er hun eigen huis kopen en wonen. Decostere tekende de wellicht ontluisterende droom op van Yoshikuni Kamichika, de directeur van Huis ten Bosch: “Kyoto’s urban planning was originally modelled after ancient Xian. After 1000 years, it had ceased to be a copy of anything. It had become the unequivocal symbol of ancient Japan. Cities are consummated by their inhabitants through the culture that they create. One thousand years from now no one will dare to say that Huis ten Bosch is the model of a Dutch city. Rather, it will be an unquestioned symbol of traditional Japan”. Maar als in Huis ten Bosch het echte leven kan penetreren, dan is ook het omgekeerde het geval en kan het pretpark in de echte wereld infiltreren. Als beide realiteiten in elkaar kunnen overvloeien, wordt het steeds moeilijker om te controleren of je je eigen leven leidt of ingezet bent als figurant in een scenario. Inboorlingen worden toeristen, en vice versa. Decostere, die zich in zijn “Travelogues”, waarvan “Déjà-vu” het vijfde luik vormt, op fenomenen als toerisme en exotisme toelegde, noemde deze omkering – Nederlanders die hun eigen cultuur in Huis ten Bosch bekijken door de bril van Japanners – “exotisme in boemerang”. Culturen voeren voor elkaar en voor zichzelf maskerades en folklore op, zonder nog te beseffen aan wiens verlangens beantwoord wordt. 

In “Déjà-vu” toont Decostere dat de utopie van het themapark – ‘alles in onze wereld loopt goed’ – in werkelijkheid een beheersingsstrategie is die uitloopt op volledig geordende en gecontroleerde, kunstmatige hyperwerelden – corporate worlds. Zowel heden als verleden worden er gereduceerd en bevroren tot generieke, monumentale relieken en ‘sites’, die het verlangen naar een ongeschonden, naadloze wereld manipuleren. Let op, er zijn vooralsnog subtiele maar venijnige verschillen. Volgens science-fiction auteur William Gibson gelijkt Singapore op één detail na op Disneyland. Singapore, die “zelfvoldane neo-Zwitserse enclave van orde en welvarendheid met alle trekken van een multinational” beschikt in tegenstelling tot Disneyland over de doodstraf. (3)

 

The real thing

De inpalming van de werkelijkheid en de geschiedenis bereikt niet alleen een hoogtepunt in nieuwsoortige pretparken en musea, maar ook in historische reconstructies van allerlei soort. Nauwelijks bij te houden zijn de talloze jubilea en herdenkingsjaren. Onder het mom van eerbetuigingen en onsterfelijkheidsverklaringen produceren deze symbolische verdichtingen van de wereld of het verleden ‘een’ Nu, waarin de geschiedenis en de werkelijkheid als package deals rouleren en worden opgeborgen als history  – past-reality – en reality. Door haar constant te ‘re-creëren’ proberen we de cultuur onder controle te houden en te voorkomen dat ze nog eens spastisch uit zou kunnen halen. History en reality dienen zich aan als toeristische pretparken, als vuilnisvaten waaruit oneindig gerecycleerd kan worden. Come and see what a party was meant to be, come and experience Reality/Come and see what the past was meant to be, come and experience History.

In de nieuwste pretparken worden heden en verleden zo ‘echt’ mogelijk nagebootst. De magische sprookjeswereld van het oude Disneyland is vervangen door de bedwelming van de hyper-ervaring. Bizarre avonturen, spectaculaire ensceneringen, we zijn er dol op indien ze realistisch voorgesteld worden, ook als de verhalen over dood en vernieling gaan. Sprookjes hieromtrent voldoen niet langer, we willen the real thing. Nu het kunstmatige op alle fronten zegeviert en allang ‘echt’ geworden is, wordt de roep om authenticiteit steeds groter. We hunkeren naar echte emoties, echte doden en echte geschiedenis, maar dan wel ‘opgevoerd’ want anders gaan ze aan ons voorbij. In de omkering die plaatsgevonden heeft, is reality een staat van opperste gemaaktheid en laat het echtheidsgehalte van de dingen en de gebeurtenissen zich allang niet meer inschatten.

Om aan die duistere behoefte aan dood en verderf te voldoen brengt de televisie, in haar zoveelste poging zich met de werkelijkheid te meten, Crash-tv  of Reality-tv, “The Real World”“I Witness Video”“Het Uur van de Waarheid”,… De populaire video-reeks “101 Faces of Death” bestaat uit een aaneenschakeling van “authentiek” materiaal, van fragmenten, voornamelijk afkomstig uit politie-archieven of gefilmd door amateurs, van waar gebeurde, in real time opgenomen dodelijke catastrofes: een psychopaat die een vrouw vermoordt, lijken die uit auto- of vliegtuigwrakken worden gepeuterd of de voltrekking van de doodstraf. We laten ons onverstoorbaar het beeld insleuren, middenin de bloederigste details – zoals in die verbijsterende, medische tv-programma’s die je met je snufferd op een open ruggetje of in een open hartoperatie duwen. (Het kan altijd nog gruwelijker en realistischer: op de zwarte markt is er een ‘levendige’ handel in zogenaamde snuff movies, waarin mensen op de meest creatieve wijze gemarteld en echt vermoord worden. Opwindend, volgens sommigen.)

Pas voor het oog van de camera, door registratie, lijkt reality zich ten volle te kunnen ontvouwen, pas in het heden lijkt history te kunnen plaatsvinden: living history en dead reality. We willen niets liever dan, zonder werkelijk compromitterende verplichtingen, in en uit kunnen pluggen, zoals in virtual reality mogelijk is. Slechts schijnbaar dichtbij gehaald fungeren reality en history als bufferzones die ons juist van het reële en de geschiedenis afschermen, om te voorkomen dat we out of control zouden raken. Teruggebracht tot ‘thema’s’ wordt definitief met het potentiële venijn van het reële en de geschiedenis afgerekend. Een “prostitutie” of “striptease van de realiteit” die ons volgens Jean Baudrillard achterlaat met een “zinledige hyperrealiteit waarin alleen nog actualiteit, action en auction rest”. (4)

 

Terug naar Groningen?

Thematiseren is inkaderen, inperken, veilig stellen… In het museum – thema ‘kunst’ – wordt per definitie een vorm van retorische geschiedenis bedreven. Er wordt niet alleen op artificiële wijze een episode uit de kunst/geschiedenis (inclusief het hedendaagse) ter recreatie gereconstrueerd, het museum manifesteert zich tegelijkertijd als reconstructie van zichzelf, en wel noodzakelijkerwijs! (5) Redesign, remuseum, rereality.

Wat betreft het Groninger Museum: ondanks of door haar eigentijdsheid is het wat mij betreft geen opwindende of radicale plek geworden waar je verwachtingen, twijfels of illusies zou kunnen koesteren. Er is geen ruimte voor ‘verschillen’. Alles is er aan elkaar gelijk: actualiteit, auction, action.

Musea zouden de kathedralen van onze tijd zijn. Ook in Groningen moest Mendini’s zogenaamde “selfmuseumizing system” leiden tot een “Building for the Mind”, en als zodanig tot “een eigentijds substituut voor de kerk”. (6) Zolang het museum te boek blijft staan als “één van de meest nobele instituten die de beschaafde, burgerlijke maatschappij heeft voortgebracht” (7) blijf ik een cultuurbarbaar, met liefde. Het is makkelijk vol te houden dat het museum de uitgelezen plek voor kunst is, omdat het museum een selffulfilling prophecy is. Als je echter bedenkt dat het museum een relatief nieuwe uitvinding is – het bestaat nauwelijks 200 jaar – dan is het niet onvoorstelbaar dat het ook weer zal verdwijnen. Misschien is de kunst allang aan het afzakken in de catacomben van de zichtbare cultuur… 

 

Noten

(1) Lisette Pelsers, “Kunst & Museumjournaal”, jaargang 6, 1994-95, p. 16.

(2) Stefaan Decostere, “Déjà-Vu”“Travelogue 5”, 1993, 54 min.

(3) William Gibson, “Disneyland with the Death Penalty”“Wired”, september-oktober, 1993, p. 51-56.

(4) Jean Baudrillard, “L’Illusion de fin ou la grève des évènements”, Parijs, 1992; “De Perfecte Misdaad”, in “De Witte Raaf”, nr. 45, september, 1993, p. 2.

(5) Deze stelling wordt ook, zij het gematigder, verdedigd door Bart De Baere  in zijn tekst “De koppeling van het heden aan het nu”, in: “Kunst & Museumjournaal”, jaargang 6, 1994-95, p. 64

(6) Lisette Pelsers, p.17.

(7) Rudi Fuchs, “Boven Khabarovsk”, “Kunst & Museumjournaal”, jaargang 6, 1994-95, p. 47

 

Tot 21 mei loopt in het Groninger Museum de tentoonstelling “Peiling”. Daarna volgt een presentatie van de eigen collectie. Meer info: Groninger Museum, Museumeiland 1, 9711 ME Groningen, 050/66.65.55.