width and height should be displayed here dynamically

Transit Zone

Tenslotte kan het argument van het specifiek karakter van de transitzone dat ingeroepen werd om te rechtvaardigen dat zij niet ressorteert onder de wetgeving van het gemeenrecht en bijgevolg ook niet aan de fundamentele principes van de individuele vrijheid, niet beschouwd worden als gefundeerd. Vandaar dat het ofwel om het ene ofwel om het andere gaat:

-ofwel is de transitzone een deel van het nationaal territorium, zoals bepaald door het Hof van cassatie (…), aangezien zij er geografisch deel van uitmaakt en de Franse autoriteiten, de wetgever inbegrepen, er hun rechtsbevoegdheid menen te kunnen uitoefenen. In dit geval begrijpt men echter niet waarom de buitenlanders die er zich bevinden aan een speciale wet moeten onderhevig zijn die hun vrijheid minder beschermt dan de wet van toepassing op de buitenlanders die op de rest van het Franse territorium verblijven, zelfs indien deze het voorwerp zijn van uitwijzings- of verbodsmaatregelen. (…)

-ofwel maakt deze transitzone geen deel uit van het Franse territorium, wat zou impliceren dat de buitenlanders die er zich bevinden nog niet of gewoon niet toegelaten werden. Doch als dat het geval is, zoals door de Raad van State lijkt bepaald te zijn (…), is het artikel 7 bis van de wet, aangebracht bij de Raad, niet rechtsgeldig en zijn noch de wetgever, noch de administratieve overheden (de hoofden van de grenscontroleposten en de Minister van Binnenlandse Zaken) bevoegd om reglementeringsmaatregelen uit te vaardigen die buiten het nationaal territorium van toepassing zijn of om individuele beslissingen te treffen aangaande de toepassing van een dergelijke reglementering. (…)

Passus uit de brief van vijf humanitaire verenigingen aan de voorzitter van de Franse grondwettelijke raad met betrekking tot de Franse wet van 26 februari 1992 die de ordonnantie van 2 november 1945 aanzienlijk wijzigde, zoals vereist door de overeenkomst van Schengen. De brief is opgenomen in de publicatie “La loi du 26 février 1992 et le débat autour de la zone de transit” van de “Groupe d’Information et de Soutien des Travailleurs Immigrés” (GISTI).

Gezien dat de ingediende aanklacht, naar hoogdringendheid, als voorwerp heeft:

-van rechtswege verklaard te horen dat de omstandigheden waarin de eisers op dit moment vastgehouden worden onwaardig en onterend zijn en verboden werden door artikel 3 van de Europese Conventie ter Bescherming van de Mensenrechten;

-bijgevolg, aan de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Openbaar Welzijn, te gelasten in de zes uur volgend op de betekenis van de tussenkomende beschikking, ten behoeve van de eisers voor de volledige duur van hun verblijf in de transitzone van de luchthaven van Zaventem de volgende zaken ter beschikking te stellen:

1. twee lokalen, één voor de mannen en één voor de vrouwen,

2. voor elk een bed, een kussen, lakens en een deken,

3. drie maaltijden per dag waaronder één warme maaltijd,

4. per dag één mogelijkheid om te douchen,

5. een dagelijks doktersbezoek;

-zoniet, de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken, verbieden nog langer toe te staan dat de eisers het Belgische territorium binnendringen; in dat geval, de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Openbaar Welzijn, dwingen de eisers onderdak te geven en te voeden in een opvangcentrum of in elke andere gelijkaardige accomodatie, in dezelfde omstandigheden als de andere kandidaatvluchtelingen, op straffe van een dwangsom van 5.000 F. per persoon en per dag; (…).

 

Passus uit het vonnis van de Brusselse Rechtbank van Eerste Aanleg van 25 juni 1993. Het proces werd aanhangig gemaakt door Somalische vluchtelingen die enkel toegang tot de transitzone van Zaventem werden verleend.