width and height should be displayed here dynamically

Unité

In het Franse plaatsje Firminy, op 10 kilometer van Saint-Etienne staat een Wooneenheid (Unité d’ Habitation) van de Franse architect Le Corbusier. Een Wooneenheid bestaat uit woonlagen, die straten worden genoemd. Een straat  omvat drie verdiepingen. In Firminy heeft men dwars door het gebouw een plexiglazen wand aangebracht. Aan één zijde is het gebouw bewoond. De appartementen aan de andere zijde staan leeg. In het leegstaande gedeelte van de 7de straat vindt van 1 juni tot 30 september het project “Unité” plaats. De appartementen van dit verlaten straatdeel worden voor het merendeel ingenomen  door kunstwerken. Er zijn ook enkele bijdragen van architecten en ontwerpers. In één appartement documenteren de resterende bewoners zichzelf en hun Unité. Het project “Unité” werd georganiseerd door Yves Aupetitallot.

“Unité” verenigt een veertigtal jonge kunstenaars die in hun werk proberen aan te knopen met de analytische en taxerende kunstbenadering die werd losgewoeld in de jaren ’60. Met de onderzoekende en esthetisch wat sobere kunst uit de jaren ’60 en vroege jaren ’70 heeft men eigenlijk nooit goed weg geweten. In een wilde poging heeft men zelfs vanaf het einde van de jaren ’70 de monumentale schilder- en beeldhouwkunst gerestaureerd. De trivialiteit van deze reactie was voor sommige jongere kunstenaars overduidelijk. Ze interpreteerden deze terugkeer van de oude waarden als een herwaardering van de autonome kunst. In uitgesproken onvrede met deze vermeende autonomiestatus gingen deze kunstenaars wedijveren met publiciteitsfirma’s, sociologische instituten, nieuwsagentschappen en de warenindustrie. De kernbegrippen verschoven van het plastische naar het theoretische terrein. De multiculturele samenleving, de problematiek van het geslacht, communicatie, de verhouding tussen private en publieke leefwereld, of ook nog Aids, de (kunst)markt en etnologische diversiteit, groeiden uit tot hun onverbiddelijke thema’s waarin de esthetische probleemstellingen vakkundig werden verdronken. In Firminy zijn een aantal van deze kunstenaars prominent vertegenwoordigd.

Maar hoezeer ze zich ook hebben ingespannen, veel meer dan een model van de ingesteldheid van een bepaald deel van een generatie kunstenaars levert deze tentoonstelling niet op. De startposities zijn nu al enkele jaren afgelijnd, maar men verwart het trappelen in de startblokken met het afleggen van het parcours. Terwijl ze eigenlijk nauwelijks het gebied hebben ontdekt waar de vragen kunnen worden geformuleerd, denken ze een verklaring af te leggen. Van de produktie van deze generatie kunstenaars maakt”Unité” een exemplarische status questionis.

De kunstwerken kunnen in twee groepen ondergebracht worden. Sommige werken hebben rechtstreeks betrekking op Le Corbusier en het gebouw. Ze refereren aan de architectuur, de omgeving of de sociologische structuur van het gebouw. Andere werken hebben de structurele en historische voorwaarden van het gebouw en het tentoonstellingsproject als uitgangspunt. Er zijn een viertal kunstwerken waarin een problematiek wordt ontwikkeld. Het betreft de installaties van Fareed Armaly, Kate Ericson & Mel Ziegler, Stephan Dillemuth en Christian Philipp Müller. Twee andere deelnemers hebben een functionele bijdrage geleverd. Olivier Védrine heeft de ontvangstruimte ingericht; Heimo Zobernig baat in het eerste appartement een café uit. Je kan er best binnenstappen op het einde van de tentoonstellingswandeling. Pas dan kan je deze sobere ruimte namelijk echt naar waarde schatten en de koffie goed gebruiken. Er zijn in deze tentoonstelling ook veel “net niet boeiend genoeg”, oninteressante, banale of regelrecht ondermaatse kunstwerken. Dit kwaliteitsdeficit is soms te herleiden tot verschillende graden van onwetendheid. Dat mondt dan uit in (in het beste geval) oubollige maar trendy retoriek die een volslagen verouderd begrip van beeldende kunst omhult (bijvoorbeeld  Mouraud). Sommige architecten noemen zich ook kunstenaar. De resultaten zijn nooit goede kunst of architectuur (bijvoorbeeld Roche). Er zijn ook kunstenaars die oude iconografische modellen gewoon hernemen (bijvoorbeeld Locher). Tenslotte zijn er kunstenaars in deze tentoonstelling die blijkbaar afgehaakt hebben toen ze hun voorbereidend werk afsloten (bijvoorbeeld Green). 

In Zobernigs café op de mezzanine kunnen twee video’s van Fareed Armaly bekeken worden. Een korte video toont beelden van Firminy vanuit een rijdende auto. De begeleidende tekst bestaat uit fragmenten van notities van en interviews met Victor Vasarely. In een tweede film wordt gedurende meer dan een uur de radiostudio van een van de vele etnische gemeenschappen in beeld gebracht. De uitgezonden muziek is een mengvorm van Arabische muziek en rock. (De Unité d’Habitation was van bij het begin reeds een sociologische Diversité d’Habitants.) De videofilms handelen over de steeds verder schrijdende heterogeniteit van de bevolking, het landschap, de cultuur en de communicatie. De visuele strategie die Armaly hanteert, is gebaseerd op contingentie. Deze benadrukking van een ogenschijnlijke samenhang – in feite een toevallige configuratie van voor de rest disparate elementen – is erop gericht om de onzichtbare, structurele relatie tussen verschillende cultuurverschijnselen aan te geven. Niet te duidelijk, want de contingentie garandeert een allesoverheersend onzekerheidsprincipe. Het zijn slechts mogelijke relaties. Of ze ook tot stand komen is een kwantitatief probleem; hun relevantie drukt zich echter uit in kwalitatieve termen. In een appartement aan het andere einde van de gang heeft Armaly zijn hoofdthema van de heterogeniteit in de vorm van de motieven van zuiverheid en vermenging uitgewerkt in een gesloten installatie met een tekst, de verticale banden van het testbeeld van een kleurentelevisie en een audio-mengpaneel.

Stephan Dillemuth is ook vertegenwoordigd in “Sonsbeek 93”. In Firminy toont hij een reportage over de tentoonstelling in Arnhem, en omgekeerd. In de wijze waarop dit werk de nivellerende energie van het spektakel van grote tentoonstellingen van hedendaagse kunst ontsluiert, is het waarschijnlijk het meest subversieve werk van “Unité”.

Het duo Ericson/Ziegler heeft een ontwerp geleverd voor een speciale editie van een huishoudelijk schoonmaakprodukt. Het nieuwe label van “Acline” is slechts veranderd in details die rechtstreeks naar de Unité verwijzen. De originele ammoniakgeur van het produkt wordt vervangen. Het nieuwe bouquet heet “monument”, gebaseerd op de geur van de Archives Nationales te Paris. Uitgangspunt van het werk is de klassering van het gebouw in februari van dit jaar tot beschermd monument. Ericson/Ziegler stellen dat de nieuwe status van het gebouw van invloed is op de omgeving. Als exemplarisch bindmiddel tussen gebouw, klassering, omgeving en leefgemeenschap hebben ze een huishoudelijk schoonmaakmiddel gekozen. Het aantal exemplaren van de editie is gelijk aan het aantal gezinnen van Firminy. Het project is niet voltooid.

Christian Philipp Müllers werk handelt over individueel comfort. De appartementen van de Unité d’Habitation zijn veeleisend voor de collectieve discipline. De geluidsisolering is volgens hedendaagse normen absoluut onvoldoende. Müller heeft een gespecialiseerde firma het isolatieprobleem laten omzetten in cijfers en gevraagd om oplossingen te suggereren. Müllers sobere presentatie formuleert  zijn uitgangspunt in een weinig verrassend maar degelijk visueel beeld.

Dat kan niet gezegd worden van de meeste andere deelnemers. Enkele voorbeelden. In de ruimte van Tania Mouraud kan je gratis croissants krijgen. Ze legt ook zorgvuldig uit wat de gezandstraalde tekens (uit de wereld van landlopers en reizigers) op de vensters betekenen en wat ze zelf bedoelt met de croissants en de tekens: “Het is mijn bedoeling om 1° het verband tussen kunst en economie, en 2° de mogelijkheid om de tentoonstelling met de buitenwereld te verbinden, te onderzoeken”. Ze stelt daarom het volgende voor: “1° De creatie van een informele ontmoetingsplaats, door het gebruik van tekens die verwijzen naar uitsluiting; 2° communicatie, gebaseerd op een taal die niet deze van de macht is”. Het is een beetje zielig om zoveel naïviteit in het openbaar tentoongespreid te zien en je vraagt je af of men nu echt niet een minimum aan analyse en abstracte redenering mag verwachten, of tenminste enige kennis van de kunstgeschiedenis van de laatste 30 jaar.

En het kan nog erger. François Roche heeft in “zijn” appartement een ruimtevullende, opblaasbare kubus van doorzichtig plastic geplaatst. Hierin zijn met groot inzicht dode bladeren gestrooid en enkele takken bevestigd. De instructie meldt dat “les feuilles sont à prendre sur le site”. De titel is Te Huur, landschap nr. 1. Roche is een architect. Het is zijn kritiek op Le Corbusiers architectuur. Het is voor iedereen duidelijk dat Roche’s heroïsche interventie het gezicht van de architectuur fundamenteel zal veranderen. Na Documenta, en in volkomen overeenstemming met vele kunstenaars in het recent geopende Aperto is François Roche er met grote persoonlijke inzet dan toch nog in geslaagd om de onderste grens van de artistieke infantiliteit een stukje te verleggen.

Een ander paar mouwen is de bijdrage van Thomas Locher. Locher heeft op enkele muren van zijn appartement lijsten aangebracht met imperatieven zoals “spreek” , “pas je aan”, “integreer je”, “zeg ja” ,”denk een beetje”. De klemtoon kan in het laatste bevel op het eerste of het laatste woord liggen. Om zijn werk te bekijken is de laatste voldoende. In een inleidende dia-avond over hedendaagse kunst voor de wandelclub van Hoegaarden kan je dit werk misschien nog uitleggen als een uitdrukking van de verharding van de vorm van het discours, de vervreemding van het individu en de toenemende individuele onveiligheid. Maar eigenlijk is Lochers bijdrage niet meer dan een agressieve, verbale aanval op de toeschouwer. Deze is naar Firminy gekomen om ondere andere zijn werk te bekijken, om uiteindelijk nog maar eens geconfronteerd te worden met het soort taal waarmee zij/hij reeds onafgebroken wordt aangesproken in een van zichzelf vervreemde wereld. Visueel stelt Lochers bijdrage ook al niet veel voor als men bedenkt dat hier een type-iconografie van de conceptuele kunst van een kwarteeuw geleden vlekkeloos wordt gekopieerd. Maar Robert Barry’s gedrukte lijsten, “Sound Pieces” of “Slide Pieces” ontwikkelden een probleemstelling over de verhouding tussen visuele verschijnselen, waarneming en taal. Locher daarentegen heeft met grote zorg iedere kritische bedenking uit zijn werk kunnen weren én met de vorm er tegelijkertijd het behaaglijk aroma van kritiek over verstoven.

In een decor van Jim Iserman toont Jason Simon een reeks programma’s met video’s van onafhankelijke producers. Sommige lijken erg boeiend, maar je hebt 6 uur nodig om ze te bekijken.

Regina Möller heeft de kinderen van de school in het gebouw de opdracht gegeven om een inrichting te ontwerpen op basis van Le Corbusiers maquettes. Teleurstellend hoe Möller haar onvermogen om de werkelijkheidswaarde van opgelegde modellen te onderzoeken doorschuift naar kinderen in een educatieve situatie.

Renée Green wil een kunstwerk maken. Ze heeft tijdens de voorbereidende fase van de tentoonstelling zoveel mogelijk in het aan haar toegewezen appartement gewoond. De meeste sporen van deze bewoning zijn behouden. Er liggen ook enkele boeken. Eén daarvan is LE CORBUSIER, The City of Tomorrow and its planning, New York, Dover, 1987. Unabridged and slightly altered republication of the work, published by Payson & Clarke Ltd, New York, n.d.  (1929). Renée Green wil een kunstwerk maken. Daartoe leest ze, stelt ze zich allerlei vragen en doet enkele vaststellingen zoals: wat is een site-specific kunstwerk? Hoe kan ik iets doen met een omgeving waarmee ik niet vertrouwd ben? Ik voel me ongemakkelijk met de Unité-omgeving. Wat  zou er gebeuren als mijn familie hier woonde? Hoe bepaalt men een privé-ruimte in een publieke ruimte? Na deze preliminaire fase verwacht je een kunstwerk, maar er komt niets meer. Renée Green wil een kunstwerk maken. Wat overblijft, zijn de brokstukken van een intentie. 

Het is tekenend voor deze tentoonstelling dat alle kunstenaars zich hebben afgezonderd in een hokje, i.c. een appartement. Met uitzondering van de eenheid van plaats en tijd is er dus van een tentoonstelling eigenlijk geen sprake. Het verband tussen de kunstwerken is eerder zoals in een kunstboek, één na één. In de centrale gang – de straat – klinken onafgebroken de geluiden van interactieve computerprogramma’s, video’s, cassetterecorders en geluidsinstallaties. Monades die elkaar toeroepen door openstaande deuren. Om al deze audiovisuele realisaties te doorlopen heeft de toeschouwer ongeveer drie werkdagen van acht uur zonder pauze nodig. Er is geen enkel houvast om te weten wat je wel en wat je niet moet zien. Misschien moet je helemaal niets van deze electronische media bekijken of beluisteren. Het is in ieder geval niet bemoedigend dat kunstenaars die voortdurend verklaringen afleggen over de grenzeloze overgang tussen kunst en omgeving, over de verhouding tussen private en publieke leefwereld, over de heterogene samenleving, over open, publieke communicatiemodellen, over de multiculturele samenleving, dat deze kunstenaars ieder in hun eigen hokje hun kunstwerk in mekaar timmeren en afschermen van hun omgeving.

 

“Unité” is nog tot 30 september geopend. Het adres: Unité d’habitation Le Corbusier, Septième rue, 42700 Firminy (77.56.50.98).