Trockel & Höller/Fischly & Weiss
Naast hun eigen artistieke carrière werken Rosemarie Trockel (Schwerte, 1952) en Carsten Höller (Brussel, 1961) sinds 1996 ook regelmatig samen voor de realisatie van specifieke projecten. Op de laatste Documenta toonden ze hun House for Pigs and People (1997). In hun tentoonstelling in het Musée d’art moderne de la Ville de Paris wordt van dit werk een maquette getoond waarin jammer genoeg geen miniatuurvarkentjes mochten rondlopen. Dit geldt ook voor de enorme kippenren die hier, ondanks de begeleidende foto’s van een reële situatie, gepresenteerd wordt als een project, eerder dan als een oefening grandeur nature. Hiermee is de toon van de tentoonstelling Maisons gezet. In tegenstelling tot de Documenta, waar een reële situatie werd uitgeprobeerd, blijft het hier bij utopisch dromen over levenswijzen en woonvormen van mens en dier, die wat hun primaire behoeften betreft niet zo erg veel van elkaar verschillen. “We geloven nog altijd niet dat we ook dieren zijn,” zegt Carsten Höller, “dat ons gedrag door onze genen bepaald wordt.”
Het vroegere werk van Rosemarie Trockel werd vooral bepaald door haar feministische visie. Als kunstenares verzette ze zich tegen het clichébeeld van de vrouw, zoals dat in de kunst, de publiciteit en de media wordt uitgedragen. De symbolen van onderdrukking (koken, breien,…) werden wapens voor verzet. Een strijd die zich zowel afspeelde in de wereld van de kunst als in de postmoderne maatschappij. In de samenwerking met Höller heeft deze revolte plaatsgemaakt voor een alternatief maatschappijmodel. De interessesfeer is verschoven van het individuele naar het sociale. De bloedige ernst heeft ook ruimte gemaakt voor een meer luchtige, bijwijlen dadaïstische benadering van de ecologische wereldproblemen.
Carsten Höller heeft lang getwijfeld tussen kunst en wetenschap, tussen een carrière als kunstenaar en een loopbaan als bioloog. Uiteindelijk gaat het in beide disciplines om het verwerven van kennis over zichzelf en over de wereld. Wetenschappelijke theorieën worden toegepast op de cultuur, maar Höller verbaast er zich nog steeds over dat de wetenschap, in tegenstelling tot de kunst, nog altijd ver van het publiek staat. Daarom wil hij via de kunst de wetenschap dichter bij de mensen brengen. Oorspronkelijk begonnen in de apicultuur, heeft de wereld van de bijen hem naar de kunst geleid. De tentoonstelling begint dan ook met een op de vloer aangebrachte uitvergroting van Brueghels beroemde tekening van zijn Imkers. Van de bijen naar de bijenkorf en van de bijenkorf naar een model voor een sterk gehiërarchiseerde, maar hoogst productieve samenleving, is maar een kleine stap. Beuys beschouwde de bijen zelfs als kunstenaars, die in staat zijn perfect geometrische, minimale en repetitieve sculpturen te maken en stuifmeel om te zetten in honing.
Nadenken over alternatieve woonvormen doet men beter met zijn tweeën. Höller is ervan overtuigd dat “een nieuwe vorm van samenwerking nodig is, als we het hier op deze planeet nog honderd jaar willen uithouden”. In hun maquettes en prototypes verenigen Trockel & Höller kennis en ervaringen uit de meest diverse domeinen als antropologie, sociologie, biologie en gedragspsychologie. Hun eerste gemeenschappelijke realisatie, de Mückenbus, werd opgesteld in de Dufy-zaal en functioneert als prelude tot de tentoonstelling. In dit werk en de rest van de tentoonstelling thematiseren Trockel & Höller de relatie tussen mens en dier en hun respectieve huisvesting. Elke soort – muggen, varkens, kippen en ratten – krijgt zijn eigen vorm van architectuur. De vraag die aldus aan de orde wordt gesteld, is of onze architectuur economisch en ecologisch wel de meest aangewezen vorm van wonen is.
De Zwitserse kunstenaars Peter Fischli (Zürich, 1952) en David Weiss (Zürich, 1946) werken reeds samen sinds 1979. In het verlengde van de tuin die ze in 1997 ter gelegenheid van de tentoonstelling Skulptur. Projekte in Münster realiseerden, hebben ze gedurende een jaar tijdens regelmatige natuurwandelingen talrijke bloemen gefotografeerd in de verschillende stadia van hun bloeitijd. In tegenstelling tot Trockel & Höller hebben ze niet de minste wetenschappelijke belangstelling. Hun uitgangspunt is louter esthetisch.
De arbitraire ophanging van hun foto’s en het goedkope posterformaat wijzen eerder in de richting van het decoratieve en ondergraven de esthetische principes die oorspronkelijk golden als hun enige uitgangspunt. Evenals in hun vroegere werken gaat het hier opnieuw om stereotiepe beelden, gemeenplaatsen en de banaliteit van de smaak tegenover het ideale concept van ‘schoonheid’.
Maisons van Rosemarie Trockel en Carsten Höller en het werk van Fischli & Weiss zijn nog tot 28 maart te zien in het Musée d’art moderne de la Ville de Paris, Avenue du Président Wilson 11, 75116 Paris (01.53.67.40.00).