width and height should be displayed here dynamically

Valérie Jouve. Corps en résistance

Vlak bij de overgang naar de derde zaal, keer ik me nog snel even om. Ik kijk naar een groot afgedrukte foto, die alle aandacht opeist: een landschap dat op de voorgrond dor en doods is, een site met een grote grijze betonnen constructie, mogelijk een in onbruik geraakte loods, en op de achtergrond een bucolisch, groen landschap. De foto hangt opvallend laag, trekt mijn blik naar beneden. Wanneer ik de rand nader, duiken mijn schoenen op in mijn gezichtsveld. Plots sta ik daar, op de rode grond, naast het stekelige skelet van die dode boom. Langzaam richt ik mijn hoofd op en schuifel ik centimeter voor centimeter in de richting van de site. Ik vermijd enkele kuilen tot ik het lage struikgewas bereik, om dan eindelijk de geasfalteerde vlakte rond de constructie te betreden. Ondanks de korte afstand tussen de plek met de rode onbedekte aarde en de site met het gebouw, lijkt het alsof ik een hele weg heb afgelegd, het verschil tussen beide plekken is van een nauwelijks te bevatten radicaliteit. Zo ziet de kloof tussen natuur en cultuur er dus uit, denk ik bij mezelf…

Corps en résistance, de solotentoonstelling van de Franse fotografe Valérie Jouve (°1964) in het Jeu de Paume, presenteert naast twee videowerken vooral landschapsbeelden en beelden van de mens in zijn stedelijke omgeving. Het werk wordt niet chronologisch of thematisch, maar eerder associatief geordend. De foto’s hebben verschillende formaten en worden op diverse manieren met elkaar verbonden: sommige worden strak serieel aan elkaar gekoppeld, andere worden in dynamische constellaties met elkaar in relatie gebracht. Sommige beelden worden geïsoleerd getoond, andere dan weer in een losse accrochage samengebracht. In één enkel geval worden vier beelden zo dicht bij elkaar gepresenteerd dat ze elkaar, als in een collage, beginnen te overlappen. Verder hangen de beelden niet allemaal op dezelfde hoogte. Opmerkelijk zijn de laaghangende beelden, een zeldzaamheid in fototentoonstellingen. De muren zijn spaarzaam bedekt, maar de uitgekiende plaatsing van de beelden wekt spanning op. De combinatie van grote en kleine formaten, van gegroepeerde en eenzame beelden, van nabijheid en afstand, en de beurtelings snelle en trage lectuur die daaruit voortvloeit, zorgen ervoor dat de toeschouwer wordt aangezet om de beelden vooral fysiek te ervaren en niet zozeer intellectueel te begrijpen. Valérie Jouve wil niet imponeren, ze wil de toeschouwer niet overdonderen met een massa indrukwekkende beelden, maar wenst een intiem, direct, lichamelijk contact met het publiek.

De titel van de tentoonstelling suggereert dat het werk gaat over lichamen onder druk of in verzet, maar toch zien we niet de klassieke beelden die we met dat thema verbinden: geen foto’s van protesterende betogers bijvoorbeeld of van uitgemergelde en door ontbering getekende lijven. Het gaat hier niet om het onderdrukte of opstandige lichaam, niet om het extatische of het kwetsbare lichaam, maar om een lichaam dat zich in al zijn onherleidbare (en voor de sociale wetenschappen ondenkbare) singulariteit manifesteert. Het verzet waarvan sprake in de titel betreft een aspect van het lichaam dat in de abstracte analyse van het menselijk subject maar al te vaak wordt genegeerd. Jouve benadert het menselijk lichaam niet als een sociologisch of antropologisch gegeven, niet als een ‘lege ruimte’ die bezet wordt door sociale, economische, politieke, maatschappelijke krachten, maar als dat unieke zijn dat zich soeverein aan die koloniserende krachten onttrekt.

Fotografie is uiteraard het medium bij uitstek om die (storende) particulariteit te laten verschijnen: de camera capteert sowieso al het unieke, onherhaalbare, onvergelijkbare moment, het absoluut particuliere, de pure contingentie. Ze toont dit lichaam op déze plaats, op dít moment, en meer niet. Maar tegelijkertijd hebben fotografen verschillende strategieën ontwikkeld om te vermijden dat dit particuliere omslaat in ‘om-het-even-wat’ en ‘om-het-even-wanneer’ (in het nietszeggende dus). In de portretfotografie gebeurde dit door de binding van de unieke verschijning aan zijn/haar maatschappelijke status (zoals in de negentiende-eeuwsecarte de visite) of door de uitvlakking ervan in de juridische identiteit (de identiteitsfoto).

Jouve daarentegen past voor een dergelijke instrumentalisering van het menselijk lichaam en breekt radicaal met de conventies van de ‘geijkte’ portretfotografie. Dit doet ze op drie manieren. Ten eerste door het menselijk lichaam stiekem vast te leggen, zoals in de reeks Les Sorties de bureau. In het geniep observeert ze de lichamen van kantoorklerken en ambtenaren die net hun bureau hebben verlaten. Door alles wat het lichaam omgeeft digitaal weg te poetsen, gaat alle aandacht naar hun kleding. We kijken eerder naar de manier waarop de wind met hun uniform speelt (flapperende broekspijpen, dansende dassen, zwierige vestjes…) dan naar de persoon zelf. Een tweede manier bestaat erin de pose te vervangen door enscenering, zoals in de reeks Les Personnages. Het is geen enscenering om het lichaam open te leggen, er een psychologische diepte in te steken, maar juist omgekeerd, om het opaak te maken. Jouve saboteert elk contact door de gefotografeerde van ons weg te laten kijken, door het gelaat te verbergen of enkel de rug te tonen. Haar beelden roepen een grote fascinatie en verwondering op voor de buitenkant, voor de elegantie van het vluchtige gebaar, voor het intieme contact dat er tussen lichaam en wereld bestaat. Een derde manier bestaat erin de relatie tussen lichaam en ruimte, tussen het lichaam en de plek waar het verschijnt, te herdenken. De stedelijke, openbare ruimte waarin het lichaam aanwezig gesteld wordt, is hier geen decor dat het lichaam sociaal-economisch of psychologisch moet duiden, maar een wereld vol objecten en gebouwen waartoe het lichaam zich fysiek verhoudt. In de reeks Les Passantes stelt ze scherp op de subtiele dialoog die wandelende lichamen met elkaar en met de hen omringende ruimte aangaan. Het doel: de beweging van het lichaam vatten, vooraleer ze lichaamstaal wordt (vooraleer ze betekenis krijgt). Ook in haar architectuurbeelden benadert ze de stad als een lichaam: soms is de stad oud (verweerde muren), soms jong en dartel (spannende doorkijkjes), soms ernstig en gewichtig (het spiegelende glas van zelfingenomen wolkenkrabbers). De stad: een choreografie van lichamen, geen topografie.

 

• Valérie Jouve. Corps en résistance, tot 27 september in het Jeu de Paume, 1 Place de la Concorde, 75008 Parijs (01/47.03.12.50; www.jeudepaume.org).