Valérie Mannaerts: Orlando
Valérie Mannaerts zet dingen bij elkaar. Die dingen zijn zelfgeborduurde gordijnen, keramische vazen met cactussen, gipsen sokkels, soms bekroond met een amorfe sculptuur of een bronzen klomp, gekartelde staalplaten of manshoge vlakke sculpturen uit hout. De ruimtelijke constellatie van de objecten is uitgekiend en stuurt de blik, de aandacht en het parcours van de tentoonstellingsbezoeker. Voor haar laatste solotentoonstelling Orlando heeft Mannaerts de antichambres van het zuidelijk circuit in het Paleis voor Schone Kunsten in beslag genomen. Parallel hiermee brengt ze de sculpturen tot leven in de publicatie Orlando Orlando. De wijze waarop Mannaerts beide ‘containers’ inricht en haar werk erin positioneert, is even gevoelsmatig als precies.
De architectuur van de antichambres dringt zich nadrukkelijk aan de bezoeker op, zowel door haar specifieke materialiteit, met een kleurig palet van roze en witte marmers, als door de ruimtelijke organisatie van de zalen, min of meer symmetrisch geordend rond de centrale rotonde. Mannaerts heeft ervoor geopteerd die plek niet te neutraliseren, maar laat haar tentoonstelling erdoor bepalen. Het zenitaal daglicht valt vrijelijk binnen. Geblokkeerde doorgangen worden niet gecamoufleerd, maar benadrukt met kleurrijke gordijnen die Mannaerts voor de gelegenheid ontwierp. Bronsblokken beschilderd met faux-marbretechnieken en houtimitaties zijn bespiegelingen op de rijke materialiteit van de plek. De aanwezige zichtlijnen van en naar de rotonde worden ten volle uitgespeeld door de opstelling van de werken. Mannaerts zet ze zo in dat de dialectiek tussen de ruimtes doorwerkt in de expositie.
Vanuit de rotonde gezien is het werk Orlando (ketchup) (2013) met de rug naar de kijker opgesteld. Het betreft een van de zogenaamde ‘fotocollages op hout’ in de tentoonstelling: tweedimensionale assemblages van aaneengeschroefde houten platen die slechts aan één zijde met beeldfragmenten bedrukt zijn. Hun achterzijde wordt expliciet getoond, de eigenlijke openbaring wordt uitgesteld. De manier waarop deze eenzijdige presentatie de bezoeker in een bepaald kijkstandpunt dwingt, wordt soms door een andere ingreep opnieuw gerelativeerd. Zo suggereert de kunstenares in dezelfde ruimte met Orlando (platforme) (2013) een bank op zithoogte over de volledige lengte van een van de muren. Van daaruit valt echter geen van de fotocollages frontaal te bezichtigen, hetzij van helemaal achterin de zaal.
Mannaerts bedient zich van de bestaande symmetrieassen in de ruimte om een zekere orde en rust in de op het eerste zicht vrij onevenwichtige installatie te brengen. Maar wie zich vrij verplaatst voelt het geheel tot leven komen. In de hele tentoonstelling zijn kleine objecten in ‘zwermen’ uitgezet. Ze werpen weerstanden op die het kijken en verschijnen vertragen, die afstand creëren. In de rotonde gebeurt dat in het segment van de cirkel dat toegang verschaft tot de aanpalende sikkelvormige omgang. Een vijftiental gipsen sokkels, van verschillende grootte, dikte en geometrische structuur, staat er opmerkelijk dicht bij elkaar. De bezoeker moet tussen de werken door manoeuvreren om de achterliggende plek te kunnen bereiken. De compositie evolueert traag mee met de beweging, er ontstaat een vorm van intimiteit ten overstaan van het werk. In Orlando weet Mannaerts een enorme spanning op te bouwen tussen de speelse dynamiek waarmee ze haar werken samenstelt en tegenover elkaar uitspeelt, en de momenten van verstilling waarop de totaalcompositie tijdelijk in evenwicht wordt gebracht.
Ook al vallen ze vrij eenvoudig in een aantal families in te delen – witte sokkels, keramische schalen, cactussen, bronzen blokken, houten collages… – elk ding dat de kunstenares in de tentoonstelling gebruikt is uniek. Soms zijn het ambachtelijk vervaardigde voorwerpen, zoals de gordijnen, of de donkere aarden bloempotten waarin nog vingerafdrukken te zien zijn. Vaak zijn het gevonden objecten: een stoeltje, een beeldfragment, een opgerold blad papier, een plant. De meeste werken werden uit verschillende onderdelen samengesteld. Mannaerts probeert op geen enkel moment de indruk te wekken dat de verhoudingen vastliggen. Dat sommige sokkels wel en andere geen amorfe sculpturen torsen, lijkt vooral intuïtief beslist te zijn. In het werk Fine, boisterous somethings (ghost) (2012) rust een bronzen klomp op een klein krukje. In Orlando (biscuits) (2013) maakt een gelijkaardig stoeltje deel uit van een complex samengestelde sculptuur uit hout, potlood op papier, fotocollage op hout en doek.
Deze werkwijze zet Mannaerts door in de publicatie. Een inleiding door curator Catherine Wood wordt gevolgd door een reeks composities, gefotografeerd door Kristien Daem. De objecten worden niet in de architectuur van Horta gefotografeerd. Een neutrale witte wand contrasteert met een donkergrijze vloer. Tegen de muur hangt een gordijn van Mannaerts in hetzelfde vlasbruin als de gordijnen op de tentoonstelling. Het resulteert in een eenvoudige, bijna documentaire weergave van de sculpturen in de expositie. De foto’s reduceren de driedimensionale objecten tot vlakke composities. Maar in de opeenvolging van de beelden werkt een minutieus uitgekiende choreografie door die het geheel tot leven brengt. Van beeld tot beeld blijven bepaalde objecten op dezelfde plek staan, en worden andere verplaatst of vervangen. Dezelfde geplooide staalplaat die in het eerste beeld nog achteloos tegen de wand lijkt neergezet, zit in een volgend beeld verstrikt in een kluwen van handen, kuiten en enkels die elkaar vastgrijpen. Een abstracte compositie van Mannaerts’ witte gipsen sokkels wordt op de volgende pagina gedomineerd door een naakte mannenromp en een omzwachtelde, om hulp smekende hand.
De illusie van de singulariteit van het object en van de compositie wordt voortdurend onderuitgehaald. De autonome, onveranderlijke identiteit van elk object wordt uitgedaagd, zowel in de tentoonstelling als in het boek. Het is juist door de herhaling van – weliswaar licht verschillende – typeobjecten, door de suggestie dat elk object kan worden weggenomen, verplaatst of toegevoegd, en dankzij de doordachte ruimtelijke opstelling dat Orlando aanvoelt als een met zorg opgebouwd stilleven. ‘For it is probable that when people talk aloud, the selves (of which there may be more than two thousand) are conscious of disseverment, and are trying to communicate, but when communication is established they fall silent.’ (Virginia Woolf)
• Valérie Mannaerts, Orlando, tot 22 september in Bozar, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel (02/507.82.00; www.bozar.be).