Wolfgang Tillmans
Op een doodgewone kleurenfilm uit de supermarkt pikt hij interieurs, stads- en landschappen allerhande mee, maar vooral toch mensen. Jonge, bleke, blote mensen. Zijn beelden duiken net zo goed op in mode- en muziekmagazines als in kunsttijdschriften of hangen in uiteenlopende constellaties en formaten aan de muur van kunstgaleries. Tillmans is wellicht een van de jongste fotografen die een boek kon maken in de fameuze Taschen-bestsellerreeks, waarin normaal alleen geconsacreerde en vooral dode kunstenaars worden opgenomen. Hij is een mediafiguur en, zo leert de ervaring, die gaan meestal niet erg lang mee en hebben niet veel te vertellen. Of toch? Wolfgang Tillmans werd in 1968 in het Duitse Remscheid geboren, trok later naar Hamburg, woont en werkt nu in New York. Dat hij in no time een begrip werd, heeft ongetwijfeld te maken met de ongepolijste, recht voor zijn raap-stijl en de grenzeloze massa motieven. Letterlijk álles kan een foto van Tillmans worden. Van twee knackworsten in een pannetje tot de zingende gemeente op een evangelische kerkdag. Van het slagveld na een fuif tot een laaiend herfstbos. Portretten met voorbedachten rade naast sluipschutterwerk. Overbelicht, bewogen, onscherp. Je reinste dat-kan-ik-ook esthetiek. Nooit naar school geweest, zeker? Wolfgang Tillmans begon, net als die andere Newyorkse cultfiguur Nan Goldin, te fotograferen zonder de formele achtergrond van een fotografie-opleiding. Hij lummelde op het einde van de jaren ’80 naar eigen zeggen wat rond met beelden, maakte sequensen en combinaties, eerst met fotokopies, later met zelfgemaakte foto’s. Na een paar lokale Hamburgse mode- en lifestyle bladen, komen ook internationale magazines als i-D, Interview en The Face onder de indruk. Mooi meegenomen, vindt Tillmans, want uitgerekend dit soort “oppervlakkige”, maar wereldwijde publikaties biedt vandaag nog de zeldzame mogelijkheid om foto’s full-page en in volle glorie afgedrukt te krijgen. In die zin zijn “mode en lifestyle” voor Tillmans slechts een alibi om als kunstenaar zijn kijk op de wereld kwijt te raken. Tegelijk is zijn tijdschriftenwerk volgens hem een strategie om ook buiten het kunstmilieu door te dringen. Om ook een “andere” omgang met beelden te laten meespelen. Zegt Tillmans: “Aan de redactietafel van zo’n magazine wordt met een foto zorgvuldig omgegaan, hij wordt er gezien als een heel specifiek, heel bewust gemaakt beeld. Daar worden nooit de vragen gesteld die in de kunstcontext steeds weer rondspoken: of het een snapshot is of niet, of het geënsceneerd werd of niet of er een concept achter zit of niet en of het eventueel kunst is of niet.” Eigenlijk probeert Tillmans aan de beperkingen van beide “discours” (magazine én kunst) te ontkomen om zo “ruimte te geven aan ‘complexiteit’, zodat niet enkel verbanden kunnen gelegd worden met het ambigue karakter van gedachtenconstructies als cultuur, identiteit, seksualiteit, enzovoort” maar ook met de wijze waarop wij onszelf daarin een plaats geven. “Wellicht de grootste kick die ik uit mijn werk haal”, zegt Tillmans, “heeft te maken met die ongelooflijke mogelijkheid van de mens om totaal contradictorische dingen toch samen te puzzelen tot ‘zijn’ leven”.
Of Tillmans’ hele oeuvre de “tijd” zal doorstaan betwijfel ik, maar hij krijgt vooralsnog mijn voordeel van de twijfel. Door de dynamische tentoonstellingsruimte Portikus in Frankfurt werd in oktober naar aanleiding van een Tillmanstentoonstelling een catalogus uitgegeven,waarin tussen een accuraat interview van Neville Wakefield, een katern met foto’s gevat zit, die eveneens in de septembereditie van het muziektijdschrift “Spex” werd opgenomen.
• Verkrijgbaar via Portikus, Schöne Aussicht 2, 60311 Frankfurt am Main (069/60.50.08.37), tot 3 december loopt daar nog een tentoonstelling van de intrigerende Oekraïnse fotograaf Boris Mihailov.