width and height should be displayed here dynamically

X Malerei Photographie Film

Bauhausbücher 8, László Moholy-Nagy

München, Albert Langen Verlag, 1925
23 x 18 cm, 134 pagina’s, 100 zwart-witillustraties
Hardcover uitgave met rode letters op gele linnen kaft, stofomslag bedrukt met fotogrammen van Moholy-Nagy. Tevens uitgegeven als paperback. Binnenwerk met uitvouwbaar vel met fragment uit de partituur ‘Prelude voor piano en gekleurd licht’ van Alexander Lászlò
Vormgeving: L. Moholy-Nagy; druk: Ohlenroth’sche Buchdrückerei, Erfurt; clichés: Dr. von Löbbecke & Co., Erfurt
Tweede druk (1927) aangepast naar nieuwe spelling: Malerei Fotografie Film, 140 pagina’s
Druk: Hesse & Becker Verlag, Leipzig; Clichés: Dr. von Löbbecke & Co., Erfurt en C. Dünnhaupt, Dessau

 

‘Het traditionele beeld is verleden tijd geworden. Onze ogen en oren zijn nu geopend, op elk moment worden ze gevuld met een rijkdom aan optische en fonetische wonderlijkheden.’ Met deze uitspraak besluit László Moholy-Nagy (1895-1946) het tekstgedeelte in Malerei Photographie Film, vooraleer het beeldkatern deze stelling visueel verduidelijkt.

In de weelde aan kunst- en fotoboeken die in de jaren 1920 verschenen, neemt deze publicatie een bijzondere plaats in. Het is het achtste deel van een reeks Bauhausbücher die architect en Bauhaus-stichter Walter Gropius realiseerde samen met Moholy-Nagy, die in 1923 de Vorkurs in Weimar kwam doceren. Tussen 1925 en 1929 werden veertien delen gepubliceerd van de geplande vijftig volumes. Moholy-Nagy ontwierp de hele reeks: hardcovers met felle rode letters gestanst in gele linnen kaften, daarrond een stofwikkel met een afbeelding van het werk van de gastschrijver, telkens een Bauhausdocent of geaffilieerde kunstenaar, onder wie Gropius, Paul Klee, Mondriaan, Van Doesburg en Kandinsky.

Na architectuur, tekenkunst, podiumwerk en beeldende kunst als thema te hebben genomen, buigt het achtste Bauhaus-boek Malerei Photographie Film zich over het medium fotografie. In honderd foto’s toont Moholy-Nagy de radicale wijzen waarop fotografie onze visie op de wereld verandert. Hiervoor plaatst hij foto’s van persagentschappen naast wetenschappelijke beelden, stills en werk van gerenommeerde fotografen.

Het grootste deel van het beeldkatern is opgebouwd uit dubbele pagina’s waarop twee foto’s de natuurlijke, organische wereld spiegelen aan de mechanisch-industriële. Zo resoneert een beeld van zebra’s bij een drinkplaats in Oost-Afrika, gemaakt door fotojournalist Martin Johnson voor de Berliner Illustrierte Zeitung, met een luchtfoto van visvijvers, aangeleverd door persagentschap Lohöfener. Beide beelden delen een grafisch strepenpatroon van zwart en wit en het motief van de waterpartij. Elders wordt een sprong van danseres Gret Palucca, gefotografeerd door Charlotte Rudolf, naast een beeld geplaatst van een motorracer liggend in de bocht (fotoagentschap Atlantic); het bijschrift luidt: ‘Racetempo stilgezet’. Of: een negatief van een vrouw (Moholy-Nagy) gecombineerd met een amateurportret dat Hannah Höch (per abuis?) afbeeldt in dubbeldruk.

Dit boek demonstreert een waaier aan technische mogelijkheden: fotografie wordt een machinekunst die de visie van de camera vastlegt, eerder dan de visie van de fotograaf. Dat is de kerngedachte van das Neue Sehen of Neue Optik, de stroming die in één adem met de Bauhaus-leer genoemd kan worden. Ze experimenteert met beelden die enkel mechanische media als fotografie en film kunnen voortbrengen. Zulke fotografische beelden blijken bij uitstek geschikt om een moderne, door technologie snel veranderende wereld af te beelden. De stroming zet zich af tegen het picturalisme aan het begin van de twintigste eeuw, waarbij onder anderen fotograaf Alfred Stieglitz de schilderkunst als model nam voor atmosferische kunstfoto’s. Das Neue Sehen kiest radicaal voor de mechanische en automatische aspecten inherent aan fotografie. Dat de camera zonder onderscheid of oordeel alles toont wat binnen zijn beeldveld ligt, wordt beschouwd als een democratische deugd. Het werk van amateurs wordt gelijk aan dat van kunstfotografen, fotojournalisten en wetenschappers. Tussen kunstbeelden, medisch materiaal en commerciële communicatie wordt geen onderscheid gemaakt: de prachtige macrofoto’s van organische vormen door Albert Renger-Patzsch worden niet anders gewaardeerd dan een röntgenbeeld van Agfa, of een advertentie-collage voor luchtbanden uit Vanity Fair.

Bij dat radicaal herdenken ontstaat een aantal nieuwe kunstvormen tussen fotografie, typografie en film, met prachtig samengestelde namen. Moholy-Nagy maakt bijvoorbeeld fotogrammen: licht valt op een fotogevoelige emulsie en de objecten die zich tussen de lichtbron en het papier bevinden worden vastgelegd als een spel van grijstonen. Deze techniek was niet nieuw, maar Moholy-Nagy experimenteerde voor deze cameraloze beelden met licht, transparantie en beweging, en zette ze in als autonome en directe tekeninstrumenten. Daarnaast is er sprake van fotoplastiks: montages en collages, soms met sociaalkritische of propagandistische inhoud, zoals gemaakt door Hannah Höch en Paul Citroen. Het levert een nieuwe vorm van visuele humor op: een uitgerekt paard ‘zonder einde’ naast een portret met een veelvoud aan ogen dat Übermensch of Ogenboom genoemd wordt. Een samentrekking tussen typografie en fotografie is de typofoto: een montage op basis van letters, beelden en grafische tekens. Voor Moholy-Nagy is dit een nieuwe vorm van visuele literatuur, waarin schoonheid gecombineerd wordt met effectiviteit. Hij vult veertien pagina’s met de typofoto van filmproject Dynamik der Gross-Stadt, een stadssymfonie die het ritme en de beweging van de grootstad vastlegt in beelden, letters, strepen en pijlen. Het amusantste nieuwe genre heet polykino: de projectie van meerdere films terzelfdertijd, zodat twee of meer losse gebeurtenissen elkaar ‘ontmoeten’, overlappen en weer uit elkaar gaan. Enkel een schets van een bolvormig projectievlak wordt afgedrukt, al verwijst de tweede druk uit 1927 naar de film Napoléon van Abel Gance, waarbij drie filmstroken naast elkaar geprojecteerd werden voor de grote finale.

Malerei Photographie Film is dus meer dan een fotoboek. Het handelt over het fotobeeld en over een radicale vormentaal die, hoewel ontwikkeld voor grafisch ontwerp, pers en communicatie, ook in de kunsten een nieuwe manier van kijken teweeg kan brengen, een ‘Neue Optik’. Het boek werd snel erg succesvol: in 1927 volgde een tweede druk en een Russische vertaling kwam er in 1929; ook verscheen het in paperback. In 1937 emigreerde Moholy-Nagy naar Chicago waar hij een school oprichtte naar Bauhaus-model, de latere School of Design. Dit is zijn levenswerk, samen met het boek Vision in Motion [XXV] dat in 1947 postuum uitgegeven werd.

 

László Moholy-Nagy, 60 Fotos, Berlijn, Klinkhardt & Biermann, 1930.

Martin Parr en Gerry Badger, ‘Photo Eye. The Modernist Photobook’, in: Id., The Photobook. A History – Volume I, Londen en New York, Phaidon Press, 2004, pp. 82-89.

Krisztina Passuth, Moholy-Nagy, Londen, Thames & Hudson, 1985.

Pepper Stetler, ‘The New Visual Literature: László Moholy-Nagy’s Painting, Photography, Film’, Grey Room, nr. 32, 2008, pp. 88-113.