width and height should be displayed here dynamically

XXII Les Merveilles de l’art

1943-1970

Met onder meer:

Jean Charbonneaux, dessins de Paul Bellugue, La Sculpture grecque classique, 1943
24 x 17,5 cm, 238 pagina‘s, 102 illustraties
Druk: Héliographia s.a., Lausanne

Louis Réau, L’Art réligieux du Moyen-âge (la sculpture), 1946
24 x 17,5 cm, 187 pagina’s, 128 illustraties
Druk: Héliogravure Sapho, Parijs

Georges Daux, Les Merveilles de l’art antique (Grèce-Rome), 1946
24 x 17,5 cm, 187 pagina’s, 128 illustraties
Druk: Héliogravure Sapho, Parijs

François Gebelin, Les Trésors de la Renaissance (la sculpture en Italie et en France), 1946
24 x 17,5 cm, 187 pagina’s, 120 illustraties
Druk: Héliogravure Sapho, Parijs

 

De in 1881 te Parijs opgerichte uitgeverij Fernand Nathan specialiseerde zich in jeugd- en schoolboeken. Na de Tweede Wereldoorlog zag het familiebedrijf zich genoodzaakt om zich te heroriënteren om de papierschaarste en de economische crisis het hoofd te bieden. Naast pedagogische boeken legde de uitgeverij zich voortaan ook toe op volwassenen, met gul geïllustreerde pocketreeksen, encyclopedieën en salontafelboeken die bij een breed publiek in de smaak vielen.

Ook Les Merveilles de l’art past binnen deze diversificatiestrategie. Tussen 1943 en 1970 gaf Nathan modern vormgegeven reeksen uit over de westerse kunstgeschiedenis. Naast de voornaamste Europese schilderscholen werd aandacht besteed aan beeldhouwkunst, architectuur, steden en toeristische streken. Jean-Loup Passeks Panorama des merveilles de l’art. 75 ans de cinéma (1969) vormt een buitenbeentje. Tot 1954 volgt de collectie een uniforme vormgeving: softcovers met een moderne typografie en contrastrijke heliogravures in zwart-wit, die vaak gedeeltelijk of volledig aflopend op de pagina’s werden gedrukt en het geheel een uitgesproken grafische kwaliteit verlenen. Een opmerkelijk gevoel voor de beeldcompositie van de kunstwerken zorgt voor geslaagde combinaties op de dubbele pagina, waarbij een occasioneel excentrische positionering voor afwisseling zorgt. Elk boek is opgebouwd uit een inleiding van een vijftigtal pagina’s, gevolgd door een uitvoerig platendeel met één genummerd beeld per bladzijde. Het onderschrift beperkt zich tot de kunstenaar, de titel, en in enkele gevallen een plaatsnaam of datering. Per beeld wordt achteraan een beknopte uitleg over kunstenaar en werk gebundeld in een register, dat ook de fotografen vermeldt.

De eerste vier volumes in deze reeks zijn gewijd aan beeldhouwkunst, meer bepaald over de antieke (Grieks-Romeinse), middeleeuwse en renaissance sculptuur. De manier waarop deze beeldhouwwerken, bouwwerken en bas-reliëfs in beeld worden gebracht valt meteen op. Atypische gezichtspunten, details die voor het blote oog verborgen bleven, dramatisch scheerlicht en niet-frontale perspectieven typeren de creatieve omgang met beeldhouwkunst. Naast de artistieke kwaliteiten van de beelden, zorgvuldig verzameld bij gerenommeerde fotostudio’s, benut Nathan ten volle de mogelijkheden van het fotoboek, en toont de uitgeverij zich meester in het spel van nevenschikking en uitlichting. Zo worden figuren en details vaak geïsoleerd op een gitzwarte achtergrond. Uit het intense zwart van de heliogravure treden de zorgvuldig uitgesneden figuren naar voren, wat deze beelden opnieuw een driedimensionaal karakter verleent. Zowel bij de klassieke als bij de renaissance sculpturen – waarbij het contrast tussen het witte marmer en de zwarte achtergrond nog dramatischer oogt – verhoogt deze vorm van isolatie de monumentaliteit. Bij de publicatie over middeleeuwse sculptuur (1946) komt dit effect eerder gekunsteld over. Zeker bij bas-reliëfs die deel uitmaken van portalen en kapitelen van kathedralen versterkt de zwarte achtergrond de disproporties van de al te ranke, verwrongen figuren. Hier is de keuze voor een beperkte scherptediepte, waardoor de achtergrond wazig blijft, succesvoller om details of figuren uit te lichten. De platen worden vaak aflopend op de bladspiegel gedrukt, waarbij de combinatie van beeld en witruimte de compositorische krachtlijnen – de verticale, horizontale, centrifugale of centripetale werking – van de kunstwerken versterkt. De nevenschikking van twee beelden op een dubbele pagina vormt steevast een coherent geheel: werken worden gecombineerd om formele gelijkenissen in de verf te zetten; een volledige weergave van een sculptuur wordt geconfronteerd met een detail van het gelaat dat vanuit een ander perspectief het kunstwerk in een nieuw licht plaatst en een cinematografisch effect genereert.

Hoewel de verschillende boeken over beeldhouwkunst een afgebakende stijlperiode omvatten, worden de beeldhouwwerken op een gelijkaardige manier in foto’s omgezet. Ontdaan van hun formaat, materialiteit, kleur en context, worden zij met eenzelfde gevoel voor dramatiek geüniformeerd in een modern typografisch geheel. Enkel het allereerste volume, Jean Charbonneauxs La Sculpture grecque classique (1943), onderscheidt zich enigszins van de andere edities over beeldhouwkunst. Naast een aanzienlijk groter tekstdeel, waarin alle platen uitvoerig becommentarieerd worden, werden de in Zwitserland gedrukte platen slechts bij uitzondering aflopend weergegeven. Het geheel blijft hierdoor trouwer aan het traditionele kunstboek. Toch is de eenvormigheid van de vier volumes opvallend. Hoewel diverse periodes of culturen niet rechtstreeks op eenzelfde bladspiegel worden geconfronteerd, zoals Malraux in Musée imaginaire de la sculpture mondiale (1952-1954) beoogt, brengt deze reeks twee eeuwen beeldhouwkunst samen in één visueel universum, een ruimte gedefinieerd door de binaire logica van de bladspiegel en de zwart-witcontrasten van de heliogravure.

 

N.N., ‘1945-1986: Consolidation et diversification.’ Laatst geraadpleegd op 6 juli 2020. https://editions.nathan.fr/notre-histoire/consolidation-et-diversification

Henri-Jean Martin en Roger Chartier (red.), Histoire de l’édition française. Volume IV, Parijs, Promodis, 1982.

Heinrich Wölfflin, ‘How one should photograph sculpture’, Art History, nr. 1, 2013, pp. 52-71.

Henri Zerner, ‘Malraux and the Power of Photography’, in: Geraldine A. Johnson (red.), Sculpture and Photography. Envisioning the Third Dimension, Cambridge, Cambridge University Press, 1998, pp. 116-30.