width and height should be displayed here dynamically

Franky D.C.

Midden jaren ’80 verschijnt Franky D.C met punch op de kunstscène. Eerst wordt hij laureaat van de Jeune Peinture Belge (in 1983). Hij schildert dan nog op doek, vaak dieren, in een groteske uitvergroting – twee kolossaal opgeblazen salamanders, een reuzenalbinokonijn – en met steeds dezelfde dikke verfstreken. Vanaf 1985 gaat hij vlaggen te lijf, meestal de Belgische driekleur. Nauwelijks later ruilt hij die ondergrond voor röntgenfoto’s (zijn radioconen) en vanaf circa 1990 begint hij oude schilderijen te bewerken, soms amateurschilderijtjes die hij op rommelmarkten vindt, maar ook al eens een deftig en niet onaardig burgerlijk portret dat vermoedelijk nog geld heeft gekost. Franky D.C geeft op iedere fond een andere repliek. De vlag voorziet hij van een krachtig, emblematisch motief in olieverf. De röntgenfoto’s beschildert hij met kleinere motieven in lakverf, soms vel per vel, waarna hij ze samenlegt tot een vaak complexe beeldpuzzel. En de oude (figuratieve) schilderijtjes behandelt hij met abstracte kleurvormpjes en -vlakjes, die het schilderij als een soort formalistisch ‘eczeem’ bedekken.

Na 1990 maakt hij ook (ruimtelijke) assemblages en begint hij ensembles te componeren met (vooral) overschilderde beelden. Ondertussen verzamelt hij Dingen Die Oranje Zijn (D.D.O.Z.). In het S.M.A.K. is het allemaal te zien: er hangen werken uit de hele carrière van Franky D.C, naast – tot vijf keer toe – massa’s oranje dingen uit zijn verzameling. Er zijn voor het eerst ook films van de kunstenaar te zien. Daarnaast is er nog een boek met een keuze uit het fotomateriaal dat het maakproces van de kunstenaar begeleidt.

Het plezierigste aan de tentoonstelling is dat men het oude werk opnieuw kan zien. De vlagwerken zitten, met hun dikke en smerige verfhalen, nog vast in het schildersrumoer van de jaren ‘80. Hun verfstreek is wat ongenuanceerd vet, misschien ook gewild grof; de motiefkeuze heeft soms een ironisch-theatraal kantje, op het studentikoze af. Er hangt bijvoorbeeld een vlagwerk met een ijsvogel die op een ijspiramide zit, geflankeerd door twee amandelvormige oogjes, en met blauwige kringen eromheen die misschien het schijnsel van de poolzon suggereren. Maar de taal van Franky D.C klaart in hetzelfde jaar op, getuige het werk waarmee de tentoonstelling begint: het toont een groene visbak met (oranje) goudvissen naast een half glas water met opnieuw twee visjes, en dat alles helder afgezet tegen het zwart, geel en rood van de Belgische driekleur. De kleuren zijn raak, en het motief is van een magrittiaanse scherpte. Vooral de vinnige combinatie van optische objectiviteit (de spiegeling van het drinkglas in het aquarium) met een bizar beeldrijm (vis in het aquarium, vis in het glas) geeft dit beeld een rare stelligheid.

Die motivische precisie trekt Franky D.C door in de x-rays, die de meest vitale periode in zijn werk beslaan. Om te beginnen is er de levendige spanning tussen deel en geheel in deze werken. Franky D.C schildert eerst op afzonderlijke röntgenfoto’s die hij vervolgens tot een geheel schikt, wat in eerste instantie een disparaat beeld oplevert. De motieven schuren tegen elkaar; vooral de grote x-rays zien eruit als ontwrichte schuifpuzzels. Maar die verbrokkeling krijgt nog een andere dimensie door het zuigende zwart van de röntgenfoto’s. De puzzel wordt een uiteengespatte beeldruimte, uitgezaaid in de galactische krochten van een onmogelijk lichaam, en de suggestie ontstaat dat deze tekens elkaar, via allerlei semantische mollengangen, toch nog zullen vinden – ‘in een andere dimensie’ zoals dat heet.

In de x-rays wordt de spanning tussen deel en geheel, en tussen motief en grond, op het scherp van de snee getest. Elke Radiocoon is daardoor anders – en nooit willekeurig anders. Maar als Franky D.C rond 1990 naar oude schilderijen overstapt, is die dynamische spanning verdwenen. Hij lijkt met het ‘formeel behandelen’ van oude schilderijen een vaste formule te hebben gevonden. Bij de assemblages wordt het nog erger. Ze vallen hooguit op door anekdotische details – zoals een computerklavier, als steriele metafoor voor betekenisproductie – en door de oranje verf die bepaalde onderdelen heeft aangetast. Met dergelijk bricolagewerk zou Franky D.C nooit meer dan een cafékunstenaar zijn geweest. Maar het gênantste onderdeel is het nooit getoonde werk, met name de films. In één film verkent Franky D.C zijn atelier met een camera. Snuivend scant hij de voorwerpen die wellicht op verwerking wachten, waarbij zijn camera zich nadrukkelijk aan bepaalde voorwerpen vastklampt, alsof we overtuigd moesten worden van hun immense semantische potentieel.

Franky D.C’s oeuvre is globaal genomen bijzonder zwak. Dat betekent niet dat er niets mee kan worden gedaan. Het S.M.A.K. toont echter op alle niveaus hoe dat niet moet. Een discursieve omkadering is er niet. De werken hangen niet alleen kriskras door elkaar, in de helft van de gevallen ontbreekt zelfs het kaartje met de titel en de datum. Het is dus bijna onmogelijk om de ontwikkeling van Franky D.C in te schatten; en erg genoeg schijnt dat ook de bedoeling te zijn. De presentatie, zo leert de tentoonstellingsfolder namelijk, zal in de loop van de tentoonstelling wijzigingen ondergaan. Want “het veranderlijke van de presentatie en van de werken” is een “belangrijk element” in de “methodiek” van de kunstenaar.

De dynamische kracht van Franky D.C’s werk, met name dan van de x-rays, zit echter in het samendrukken van een (temporeel) denkproces in één beeldcluster. De idee om dit op het niveau van de presentatie te willen ‘mimeren’ is volkomen belachelijk. Heeft Franky D.C dan iets horen waaien over ‘proces’, ‘openheid’ en ‘projectmatigheid’? En was de feel good-factor van de kunstenaar weer eens het belangrijkste in het S.M.A.K? De kunstenaar zijn zin en veel zaalruimte geven, komt altijd sympatiek over, maar dat is niét de manier om hem en zijn oeuvre te respecteren. In april 1988 organiseerde Deweer Art Gallery de tentoonstelling Franky DC. Schilderijen 1985-1987, met vooral vlagwerken en röntgenfoto’s. Er waren ook kleine paneeltjes bekleed met diffractiefolie – een materiaal dat het licht niet opslorpt (zoals de röntgenfoto’s) maar juist weerkaatst (tijdens mijn bezoek aan het S.M.A.K. waren ze niet te zien). Waarschijnlijk was dit de enige ‘retrospectieve’ tentoonstelling van Franky D.C die het onthouden waard is.

 

• Eye Contact (Backdoor Strategies) van Franky D.C loopt tot 2 april in het S.M.A.K., Citadelpark, 9000 Gent (09/221.17.03; www.smak.be).