width and height should be displayed here dynamically

58e Biënnale van Venetië. Belgisch en Nederlands paviljoen

De tentoonstelling Mondo Cane van het Brusselse duo Jos de Gruyter en Harald Thys kreeg een eervolle vermelding op de 58e Biënnale van Venetië (zoals ook de bijdrage in de hoofdtentoonstelling van de Antwerpse kunstenaar Otobong Nkanga). Hun paviljoen, gecureerd door Anne-Claire Schmitz, neemt als onderwerp hoe de Ander gerepresenteerd wordt. De titel Mondo Cane verwijst naar de gelijknamige film uit 1962 waarin culturele gebruiken uit de hele wereld op een bruuskerende manier werden voorgesteld met als doel het westerse publiek te choqueren. Jos de Gruyter en Harald Thys tonen negentien scènes met geautomatiseerde poppen die markante figuren voorstellen. In de centrale ruimte van het paviljoen zien we ambachtslieden: een messenslijper, een pottenbakker, een spinner en een troubadour. Ze voeren plichtmatig en neurotisch hun ambacht uit zonder ook maar eens op te kijken uit hun veilige cocon. In de omliggende niches bevinden zich achter tralies poppen van kunstenaars, dichters, zombies, psychopaten en marginalen waarvan sommige gebaseerd zijn op figuren die we kennen uit eerdere video’s van De Gruyter en Thys. Deze beelden doen vaak komisch aan, omdat ze alluderen op de didactische poppen uit musea zoals het Folkloremuseum van Doornik of het Openluchtmuseum Bokrijk. De bezoekersgids bundelt korte teksten die hun verhalen samenvatten: Flap en Flop zijn twee Limburgse komieken die vooral slechte moppen tappen; de Rattenvrouw kondigt eenieder wie ze ontmoet diens nakende dood aan; Rocco Swenty di Malaga, een buikspreker uit Veneto, heeft een duister verleden, vermoedelijk als moordenaar.

De poppen zijn ook tragisch: de machinale lichamen drukken wanhoop uit, omdat ze allen tot uitzichtloze herhaling gedoemd zijn. De teksten geven een extra dimensie aan hun mechanische bewegingen, en suggereren dat elk figuur een psychologische diepgang heeft. Het zijn karikaturen van een pathologie, maar ook mensen met een geschiedenis.

De tentoonstelling leidt ook een leven online. De hoofdpagina van de website mondocane.net benadrukt aan de hand van vlaggen de nationale representatie. Je kan doorklikken naar meer dan driehonderd van YouTube geplukte films over diverse landen. Elke clip toont schrijnende gebeurtenissen, waaronder de onheilspellende speech van Gaddafi voor de Arabische Liga in 2008, Eichmanns proces uit 1961 of een VRT-reportage vol racistische uitlatingen vanuit een Vlaams café. Mondo Cane, vrij vertaald als hondenwereld, is overal in de wereld aanwezig. Een derde luik is de catalogus, een verzameling van Wikipedia-artikelen gecombineerd met illustratieve tekeningen.

In het Nederlandse paviljoen The Measurement of Presence vertrekt de curator, Benno Tempel, vanuit de stelling dat het ontwerp van het paviljoen door Gerrit Rietveld de uiting is van een gedateerde mentaliteit: het paviljoen als uitstalraam voor de nationale cultuur, maar ook de universele taal van het architecturaal modernisme. Vandaag proberen kunstenaars de nationale grenzen te overstijgen en dat wordt hier getoond aan de hand van het werk van Remy Jungerman en Iris Kensmil, allebei geboren in Suriname. In hun werk relateren ze de modernistische beeldtaal van de Stijl aan reflecties op het koloniale verleden. In enkele grote sculpturen evoceert Remy Jungerman de bekende lineaire constructies van Mondriaan. Hoewel die relatie in de eerste plaats inhoudelijk is, zijn er ook tijdruimtelijke verbanden te leggen. Jungerman werkt, zoals Mondriaan in de laatste jaren van zijn leven, in New York, de stad die Nederland ooit voor de Britse kolonie Suriname inruilde. Jungerman experimenteert op een intelligente manier met de rechtlijnigheid van Mondriaans esthetiek door elementen ervan te integreren in het ontwerp van een ongeveer negen meter lange tafel: een langwerpig volume dat aan een altaar doet denken. Er ontstaat een interessante spanning tussen de droge aarde waarop dit altaar ligt en het met kaolien bewerkte tafelblad, verwijzend naar een Winti-ritueel. De oppervlakte van tafel bestaat uit een serie schilderijen van rasters die aan de geruite stoffen uit de Winti refereren, maar die ook doen denken aan een kaart. De onregelmatige, ruwe grond wordt zo tegenover het strakke ontwerp van de kaart gesteld. 

Iris Kensmil verwijst dan weer naar de zwarte schilderijen uit 0,10 van Kazimir Malevich: gelijkaardige vormen bedekken immers de muren van haar installatie. Ze fungeren als achtergrond waartegen de kunstenaar zeven portretten van zwarte feministen (zoals bell hooks of Suzanne Césaire) plaatst om hun politieke relevantie te beklemtonen. Ze worden gepresenteerd als tegenhanger van eenzijdige modernistische utopieën. Een andere installatie stelt een rek bundels omtrent kolonialisme voor, van Édouard Glissants Poétique de la Relation tot Octavia Butlers Parable of the Sower. De portretten worden dragers van een duidelijk politiserende lectuur, zonder al te veel ruimte te laten voor ambiguïteit.

Het Nederlands paviljoen eigent zich de (kunst)geschiedenis toe om een politiek statement te formuleren in de naam van de Ander. Het Belgisch paviljoen kijkt naar de mensheid als een museum dat systematisch de Ander als een curiositeit afzondert. Dit zijn twee verschillende benaderingen tot de dialoog waartoe Ralph Rugoff, de curator van de hoofdtentoonstelling, oproept. De ene aanpak bestaat erin om op programmatische wijze onszelf en de wereld waarin we leven te dekoloniseren, de andere tracht via een reeks komische, vaak karikaturale observaties een staat van die wereld op te maken. Daarom mag de titel van de Biënnale van dit jaar, May you live in interesting times, aangevuld worden met een andere Chinese slagzin: een vogel zingt niet omdat hij een antwoord heeft, hij zingt omdat hij een lied heeft.

 

• Mondo Cane. Jos de Gruyter en Harald Thys in het Belgisch paviljoen en The Measurement of Presence. Remy Jungerman en Iris Kensmil in het Nederlands paviljoen, tot 25 november op de 58e Biënnale van Venetië.