Ai Weiwei
Tot begin september loopt in Düsseldorf de grootste tentoonstelling ooit in West-Europa van de Chinese kunstenaar-architect Ai Weiwei. Omwille van haar omvang werd ze over de twee musea van de Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen gespreid: K20 (kunst uit de twintigste eeuw) en K21 (hedendaagse kunst). Dat is niet min. Desondanks loopt de tentoonstelling in een wijde boog rond de paradoxen die het oeuvre – misschien ongewild – oproept. Zowel zaalteksten als catalogus raken niet voorbij de thema’s die Ai Weiwei zelf aankaart, en negeren de kwestie hoe deze kunstenaar de begrippen kunstenaarschap en openbaarheid impliciet exploiteert.
Ai Weiwei brengt op soms pakkende wijze humanitaire kwesties, massificatie en politieke of economische repressie ter sprake. Hij legt daarbij een uitgesproken voorliefde voor ‘bigness’ aan de dag, met twee grote werken in K20 als goede voorbeelden daarvan. Sunflower seeds, in 2010 voor het eerst te zien in Tate Modern in London, bestaat uit een tapijt van ongeveer zestig miljoen (!) met de hand vervaardigde porseleinen zonnebloempitten. Honderdtwintig Chinese ambachtslui in Jingdezhen, de bakermat van de porseleinproductie in China, waren er jaren zoet mee. Het resultaat is verbluffend. Zo bezien brengt het werk een hommage aan traditionele kundigheid. Die is door de ontwikkeling van de Chinese economie op sterven na dood. Het ambachtswerk kan niet optornen tegen het industrieel porselein, leert een film bij de installatie. Ai Weiwei verschijnt hier als een soort wilde weldoener, die het lokale ambacht tijdelijk zuurstof gaf. De intelligentie van het werk zit echter vooral in de keuze van het motief: de zonnebloempitten verwijzen naar de Culturele Revolutie (1966-71) onder Mao, die een mokerslag was voor de traditionele Chinese cultuur. Mao werd toen opgevoerd als de zon waar alle zonnebloemen zich naar wenden.
Het tweede werk, Straight, geproduceerd (gecreëerd is hier niet het juiste woord) tussen 2008 en 2012, toont op een andere wijze staatsoppressie. Bij een aardbeving met een kracht van acht op de schaal van Richter stortten talloze gebouwen in de provincie Sichuan in. Zo’n vijfduizend kinderen werden er slachtoffer van, omdat scholen door corruptie en gebrekkig toezicht niet de minste bescherming boden. Ai Weiwei verzamelde al het verwrongen ijzer uit het puin – 164 ton! – en liet het rechten, tot het weer als nieuw was. Hij toont het in Düsseldorf in grote kratten. Aan de wand hangt de lijst van jonge slachtoffers. Ook hier licht een film de interventie van de kunstenaar uitgebreid toe.
In K21 krijg je een enigszins ander beeld. De ene helft van de tentoonstellingsruimte focust op de vluchtelingencrisis in Europa. Ai Weiwei documenteerde die en leverde er commentaar bij. Ook dit recentere werk imponeert soms. Zo is er de schokkend directe documentairefilm Idomeni (2016) over het vluchtelingenkamp in het gelijknamige Griekse stadje. Laundromat (2016) is reflexiever. Het werk bestaat uit talloze rekken vol kledingstukken. Ai Weiwei recupereerde die na de ontruiming van Idomeni, en liet ze wassen en repareren vooraleer hij ze hier etaleerde. Je ziet hier verloren levens. De vloer is bovendien bekleed met vinyl, waarop een eindeloze stroom ‘newsfeeds’ over vluchtelingenleed en ander politiek geweld afgedrukt staat.
Het zijn piëteitsvolle werken. Net daardoor schokt het contrast met de aanpalende zaal. Een meer dan levensgrote reconstructie van een reddingsboot vol vluchtelingen in sisal en stro staat hier centraal. Maar vooral de eindeloze stroom foto’s op de wanden is ontstellend. Op het formaat van Instagramposts documenteren ze hoe de kunstenaar overal waar onheil heerste hulp aanbood. De wilde weldoener, alweer. Dat bracht uiteraard geen soelaas, behalve wat zijn aantal volgers op Instagram betrof.
De andere helft van de tentoonstelling in K21 richt zich op Ai Weiweis wedervaren als politiek gevangene in China. Centraal staat de installatie S.A.C.R.E.D. (2011-2013) voor het eerst te zien op de Biënnale van Venetië in 2013. De zes bijna manshoge stalen kisten vullen nagenoeg een hele zaal. Kijkgaten in de wanden bieden zicht op steeds dezelfde maquette van de cel waar de kunstenaar eenentachtig dagen op secreet geplaatst was, onder permanent toezicht. Wassen poppen van de kunstenaar en zijn bewakers verbeelden per kist andere taferelen van het verhaal, als de staties van een kruisgang. Alsof dat niet volstond doet een videoclip met pompende techno-muziek het verhaal nog eens uit de doeken. Daaromheen zie je persoonlijke memorabilia: enkele schilderijen en installaties uit de beginjaren van de kunstenaar als dissidente schilder, foto’s van zijn verblijf in New York en van zijn jonge jaren in China. Verder documenteert Ai Weiwei ook hoe de Chinese staatsveiligheid hem op de hielen zat. Zijn status als dissident wordt ten overvloede nog eens herhaald door objecten in hout en glas die de hendel van een taxiraam of handboeien representeren. Voor de werkelijk slechte verstaander behing Ai Weiwei een muur met afbeeldingen van vergulde bewakingscamera’s.
Er is nog veel meer te zien in dit overdrukke deel van de tentoonstelling in K21, zoals schalen en vazen in ‘blue china’ die in traditionele vormen het geweld tegen vluchtelingen verbeelden, of een wand vol pseudo-Griekse krijgstaferelen – met hetzelfde thema of een bewakingscamera in marmer. Die veelheid heeft iets verbijsterends. Ten eerste merk je dat Ai Weiwei schaamteloos leentjebuur speelt bij andere kunstenaars. Wassen poppen: Maurizio Cattelan of Jan Fabre; de kledingrekken: Christian Boltanski; porseleinen schalen: pakweg Wim Delvoye. Hij maakte zich ook de ‘documentaire’ kunst duidelijk eigen. Overal herken je de geest van Andy Warhol, van de vroege schilderijen – al zie je daar ook andere Amerikaanse invloeden – tot de foto’s. Op zich is zo’n verkapt plagiaat niet opzienbarend of zelfs maar nieuw. Het brengt in werken als Sunflower Seeds of de video Idomeni trouwens pertinente inzichten voort. Sunflower Seeds toont hoe de kaalslag van de Culturele Revolutie feitelijk de weg effende voor de Chinese variant op friedmaniaans kapitalisme. Idomeni toont op treffende wijze de ontmenselijkende effecten van een interneringskamp. Nieuw is wel dat deze productie op niet eens zo slinkse wijze vooral de kunstenaar zelf op de voorgrond plaatst.
In S.A.C.R.E.D. exploiteerde Ai Weiwei al de mythe van de onverschrokken kunstenaar, die misstanden aanwijst ten koste van zijn eigen leven. Maar in de bijbehorende video, en vooral in de stortvloed aan foto’s als reddende engel, ontpopt hij zich van maker tot influencer. Zijn ‘humanitaire’ belevenissen en bemoeienissen worden ontmaskerd tot wat ze in wezen zijn: een economische bedrijvigheid. In die zin is de tentoonstelling ook een flagship store gericht op de merchandising van een hoop kunstwerken – van porseleinen schalen tot marmeren bewakingscamera’s. Ai Weiwei belichaamt zo hét neoliberale recept bij uitstek: hij recupereert menselijk onrecht en bespeelt de mechanismen van bekendheid en roem om boven de ‘poor, huddled masses’ uit te stijgen. Het is ronduit cynisch voor een oeuvre dat vertrekt vanuit de onbetwistbaar belangrijke vraag naar de betekenis en de effecten van massificatie. Maar het is bovenal omineus voor de richting waarin dat wat we ooit als kunst omschreven evolueert: naar een veredelde mengvorm van design, communicatie, een flard gedachten en veel commercie.
• Ai Weiwei liep tot 1 september in Kunstsammlung NRW, Grabbeplatz 5, 40213 Düsseldorf.