width and height should be displayed here dynamically

A Lasting Truth Is Change (Verandering is de enige constante)

A Lasting Truth Is Change (Verandering is de enige constante), Van Abbemuseum, Eindhoven, 2022, foto Joep Jacobs

Het Van Abbemuseum presenteert een tentoonstelling van een honderdtal werken, hoofdzakelijk uit de eigen collectie, met een titel ontleend aan Parable of the Sower (1993), een roman van Octavia E. Butler. Conservator Yolande Zola Zoli van der Heide zegt in de introductiefilm dat zij het als een taak van het museum ziet bij te dragen aan een ‘meer vreugdevolle en rechtvaardige manier van samenleven’. Dat doel hoopt zij dichterbij te brengen met een presentatie die de bezoekers hun kinderlijke nieuwsgierigheid doet hervinden. Ze wil een frisse manier van kijken naar kunst. Zo is ‘Nieuwsgierigheid van de Beginneling’ het thema van een zaal waar werken van Karel Appel, Jean Dubuffet en Erzen Shkololli te zien zijn, die verwantschap tonen met het beeldidioom van kinderen. Een klimrek, naar ontwerp van Aldo van Eyck, nodigt de bezoeker uit om de werken, die op kindhoogte zijn opgehangen, vanuit een ongebruikelijk standpunt te bekijken. In de video Vitamin See (2017) van Simnikiwe Buhlungu stellen haar nichtjes van negen en elf prikkelende vragen over zien en weten.

In andere zalen treedt het aspect van kinderlijke nieuwsgierigheid minder op de voorgrond. Daar gaat het onder meer over ‘Verandering Boven Autonomie’ en ‘Geen Transformatie zonder Dood’ – grote thema’s. Wie er greep op wil krijgen, vindt in de zaalteksten onvoldoende steun: verre van helder en weinig exact. Die gebrekkige toelichting wreekt zich bijvoorbeeld in zaal 1 (‘Gebed’), waar De Stijl centraal staat. Hier wordt, met het oog op een rechtvaardiger samenleving, een poging gedaan de geschiedenis te corrigeren. Vrouwen die in de kunstgeschiedschrijving niet de aandacht hebben gekregen die zij verdienen, horen die alsnog te krijgen. In deze zaal wordt daarom plaats ingeruimd voor Marlow Moss, die volgens de zaaltekst ‘belangrijke bijdragen leverde aan de ontwikkeling van deze abstracte stroming’. Het is echter een misvatting dat Moss een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan De Stijl. Weliswaar kende zij Mondriaan en ging zij vanaf 1930 werken in de trant van zijn neoplasticisme (nieuwe beelding), maar Mondriaan had toen al lang met Van Doesburg gebroken en De Stijl was vrijwel ter ziele gegaan. Dat zij in 1930 de dubbele lijn introduceerde, een vondst die door Mondriaan op zijn manier werd overgenomen, wordt al sinds jaar en dag erkend. Hier zijn nu twee van het Kröller-Müller Museum geleende reliëfs te zien die Moss kort voor haar dood in 1958 maakte. Als schilderijen getoond werden die zij begin jaren dertig in Parijs maakte, zou het belang van haar bijdrage aan de abstractie sterker naar voren zijn gekomen. Waarom hier ook werk te zien is van Jo Baer, Joseph Beuys, Natasja Kensmil, Lily van der Stokker en Jewyo Rhii, blijft ook na lezing van de zaaltekst onduidelijk. Duidelijke taal is er wel van de Guerilla Girls met hun At last! Museums will no longer discriminate against women and minority artists uit 1988.

In de inleiding wordt de hoop uitgesproken dat je als bezoeker de kunstwerken ervaart vanuit je lichaam ‘in plaats van alleen met je hoofd’. Om dat gemakkelijker te maken is in zaal 3 (‘Niets is Alles’) plaats ingeruimd voor een installatie van Ima-Abasi Okon, waarbij de bezoeker zich – ‘Ga liggen op het tapijt en laat je wegvoeren uit de werkelijkheid naar het niets of het alles’ – zich kan neervlijen naast Feuervogel (1981) van Isa Genzken om vanuit die positie te kijken naar Yves Kleins Monochrome blue, sans titre (IKB 63) uit 1959, voor de gelegenheid in een plexiglazen kist op dijhoogte gehangen. In twee schalen laat Okon thee fermenteren tot kombucha: onmiskenbare verandering.

Om bezoekers anders te doen kijken, worden de werken vaak op een afwijkende hoogte gehangen of geplaatst, lager of veel hoger dan de volgens Van der Heide gebruikelijke 160 centimeter. Door alle zalen loopt op precies die standaardhoogte een gele lijn. Sommige werken die zouden moeten hangen, staan tegen de muur, en een wandtapijt ligt op de grond. Dit ‘ontregelend’ plaatsen gebeurt hoofdzakelijk met werk van conceptuele kunstenaars uit de collectie. Zo hangen de werken van Laura Grisi en Sol LeWitt bijna tegen het plafond, zodat je niet kunt zien wat erop staat. Dan Flavins ‘Monument’ on the survival of Mrs. Reppin (1966) hangt op een schot boven in een doorgang, zodat je er vanonder tegen aankijkt. Over stanley brouwns aantal stappen of meters in de richting van diverse steden (1975-heden) word je bij wijze van ‘speelse’ interventie uitgenodigd te stuiteren door een hoepel, model Bonnie St. Claire (te zien in de televisieopname van haar hit ‘Bonnie, kom je buiten spelen’). De ontregeling leidt, bij mij althans, niet tot ‘anders kijken’, wel tot de vraag of kunstwerk en maker na aankoop door een museum nog rechten hebben, en zo ja, welke dat dan zijn. Hoe ver mag een museum gaan in de omgang met zijn kunstwerken?

De tentoonstelling roept ook nog een andere vraag op. De kunstwerken die onder het directoraat van Charles Esche (sinds 2004) zijn aangekocht, bezitten nagenoeg allemaal een politieke lading. Zij laten zich gemakkelijk invoegen in een thematisch kader gericht op verandering van de samenleving. Maar hoe zit dat met werken die werden aangekocht onder eerdere directeuren en die deze maatschappelijke relevantie niet hebben? Laat je zulk werk wel volledig tot zijn recht komen als je het plaatst binnen het ‘narratief’ van een politiek thema? Een concreet voorbeeld: wat doet Burens Mars 1969, blanc et orange uit de serie (van 18) Fragmente einer Rede über die Kunst (1965-1981) in de zaal met als titel ‘Plaatsgebonden Praktijk’? Van der Heide associeert dit doek blijkens de zaaltekst met ‘verbondenheid met de aarde’ en plaatst het daarom op de grond. Maar Buren wil door voorbedrukt markiesdoek te gebruiken ‘het schilderij’ juist neutraliseren tot een teken dat alleen naar zichzelf verwijst. Dáárom moeten de doeken van zijn serie op de vloer staan.

A Lasting Truth Is Change toont zeker ook indrukwekkende werken die wél uitstekend passen binnen het thema ‘(maatschappelijke) verandering’, zoals de onlangs aangekochte installatie Moving Backwards van Pauline Boudry en Renate Lorenz (in 2019 te zien op de Biënnale van Venetië), Mounira Al Solhs Mina El Shourouk ila Al Fahma (2019) en Li Mu’s Qiuzhuang Project uit 2013. Over de omgang met kunst gesproken: het project van Li Mu laat zien wat de bewoners van zijn geboortedorp – geen kunstenaars, geen museummensen – hebben gedaan met (kopieën van) werken uit de collectie. Een kleine gemeenschap verandert een klein beetje door kunst.

 

A Lasting Truth Is Change (Verandering is de enige constante), tot 25 juli, Van Abbemuseum, Stratumsedijk 2, Eindhoven.