width and height should be displayed here dynamically

Aanwinsten Fotomuseum Antwerpen

Sinds de heropening van het FotoMuseum in maart 2004 werd de geringe zichtbaarheid van de vaste collectie als een gemis ervaren. Nu het museum na het voltooien van een tweede grote zaal op de bovenste verdieping over zijn volle capaciteit kan beschikken, komt er in de oude museumvleugel eindelijk ruimte vrij voor die collectie. Als openingszet is gekozen voor een presentatie van de meest recente aanwinsten, foto’s die tijdens het afgelopen decennium zijn aangekocht, maar die door de jarenlange sluiting nog nooit getoond werden. Meteen een goede gelegenheid om inzicht te krijgen in het aankoop- en collectiebeleid van het museum.

De presentatie valt uiteen in twee grote delen: een eerste deel toont de evolutie van de architectuur- en landschapsfotografie vanaf het begin van de fotografie tot op heden, terwijl het tweede deel scherp stelt op de evolutie van de portretfotografie. De chronologische rangschikking van de beelden die mooi de opeenvolging van scholen, stijlen en stromingen volgt, suggereert een aankoopbeleid dat voornamelijk door een kunsthistorische blik op de geschiedenis van de fotografie wordt gestuurd. Zo begint het eerste deel met enkele spectaculaire stadsgezichten uit de 19de eeuw en eindigt het met een intiem interieurbeeld van Dirk Braeckman uit 2001. In dit perspectief hebben de aanwinsten uit het afgelopen decennium twee functies te vervullen: ze moeten enerzijds bepaalde lacunes dichten (belangrijke fotografen die ontbraken), en anderzijds de Belgische productie in een internationale context plaatsen. Deze laatste vereiste verklaart meteen het overwicht aan buitenlandse fotografen in de presentatie, een bewijs dat het FotoMuseum niet wil verzanden in het louter vergaren van regionaal talent.

Maar veel wijst er ook op dat het FotoMuseum afscheid neemt van een bepaalde opvatting over de geschiedschrijving van de fotografie en van het daarbij passende aankoopbeleid. De herziening van het aankoopbeleid sinds het aantreden van de nieuwe directie heeft niet alleen met budgettaire problemen te maken – de ontspoorde prijzen op de fotografiemarkt maken het vroegere beleid vandaag nauwelijks nog haalbaar – maar ook met een nieuwe visie op wat fotografie is en hoe deze cultureel en maatschappelijk functioneert. In plaats van zich te concentreren op de belangrijkste figuren uit de fotografische canon (wat dat ook moge betekenen) kiest men er nu eerder voor de brede diversiteit aan fotografische praktijken centraal te stellen in de aankooppolitiek. Of zoals directeur Christoph Ruys het tijdens zijn inaugurale rede in 2004 zelf verwoordde: “Het verwerven van een archief van een plaatselijke sportclub kan belangrijker zijn dan het aankopen van één beeld van Andreas Gursky.” Deze beleidskeuze is een rechtstreeks gevolg van de opvatting dat fotografie naast een beeldende kunstvorm ook (en misschien vooral) een sociale praktijk is. Al zijn de effecten van deze ‘koerswijziging’ niet dadelijk terug te vinden in deze collectiepresentatie, ze hebben hun sporen reeds nagelaten in een aantal recente tentoonstellingen van het FotoMuseum (zoals de tentoonstelling over de fotocollectie van Sabena of over 25 jaar persfotografie in De Standaard).

De collectie van het FotoMuseum bestaat niet alleen uit een verzameling beelden, maar ook uit een indrukwekkend aantal fotocamera’s (een deelverzameling die binnenkort nog aangevuld zal worden door een schenking van een groot aantal camera’s uit de Duitse Agfacollectie). In tegenstelling tot het vroegere Museum van de Fotografie kiest men er nu voor om camera’s en beelden niet langer samen te presenteren. In die oude, didactische presentatie werd de geschiedenis van de fotografie beschreven als een vaak hectische opeenvolging van steeds nieuwere beeldtechnieken. Zo’n benadering legt een al te zware klemtoon op de technische inbedding van de fotografie en veronachtzaamt de maatschappelijke, commerciële, sociale context waarin fotografie nu eenmaal functioneert (en die aan het fotografische beeld zijn uiterst gelaagde betekenis schenkt). Vandaag kiest men dan ook voor een presentatievorm waarbij camera en beeld relatief autonoom ten opzichte van elkaar blijven: de functie van het beeld wordt niet volledig verklaard vanuit het technische dispositief dat het voortbracht en ook omgekeerd wordt de camera niet gereduceerd tot een machine om beelden te produceren.

In het midden van de tentoonstellingsruimte, duidelijk afgescheiden van de wanden waarop de foto’s hangen, staat een aantal zogenaamde ‘zigeunercamera’s’. Het zijn toestellen die rond de vorige eeuwwisseling gebruikt werden door ambulante portretfotografen in Zuid- en Centraal-Europa. Deze camera’s illustreren op een prachtige manier hoezeer het fotografische beeld bepaald wordt door een complex samengaan van technologische, culturele en maatschappelijke processen. Niet de techniek an sich is hier allesbepalend, maar de manier waarop deze ingebed wordt in bepaalde sociale praktijken, praktijken die dan op hun beurt de technologische ontwikkeling in een bepaalde richting duwen. Dit blijkt uit een zeldzame panoramacamera die in Lourdes werd gebruikt om grote groepen pelgrims in één ruk te kunnen fotograferen. De keuze om precies nu met deze camera’s uit te pakken, past dan ook naadloos in het verhaal dat het vernieuwde FotoMuseum wil brengen. Wat in de historische presentatie van de beelden nog niet ten volle lukt, wordt hier wel gerealiseerd: de bezoeker een ‘alternatieve’ lectuur van de fotogeschiedenis aanbieden, ver verwijderd van de tot voor kort gebruikelijke kunsthistorische benadering.

Het vrijmaken van tentoonstellingsruimte is voorlopig het meest zichtbare aspect van de hernieuwde aandacht voor de collectie. Achter de schermen wordt er heel wat energie (en geld) geïnvesteerd in wetenschappelijk onderzoek naar de verzameling. Het in 2002 verschenen boek Het archief van de verbeelding was daarvan een eerste resultaat en zou vandaag een vervolg moeten krijgen in een reeks publicaties onder de noemer Bibliotheek van de Fotografie. Tezamen met de gestage uitbreiding van de collectie (of moeten we eerder spreken van een explosieve groei?) zal het FotoMuseum uitgebreid worden met een nieuwe ruimte waar onderzoekers zich in optimale omstandigheden over die collectie zullen kunnen buigen. Wat ondanks al deze inspanningen nog ontbreekt, is de vertaling van deze noeste denkarbeid in een tentoonstellingsconcept dat de complexe gelaagdheid van het fotografische beeld op een degelijke manier zichtbaar kan maken. Nog steeds kiest men al te snel voor een contextloze presentatie van de beelden, een werkwijze die er uiteindelijk voor zorgt dat de bezoeker ‘blind’ naar beelden kijkt. Is het brede publiek dan werkelijk zo ongeïnteresseerd dat het alleen maar naar mooie prentjes wenst te kijken? Is dat geen gigantische onderschatting van wat het publiek wenst – of van wat de publieke taak van een museum is?

 

• Collectiepresentatie 01 [2006]. Aanwinsten 1995-2005 is tot 7 januari 2007 te bezoeken op de tweede verdieping van het FotoMuseum, Waalse Kaai 47, 2000 Antwerpen (03/242.93.00; www.fotomuseum.be).